[D66] De biecht van de GGZ: hoe de 'professionals' het niet beter wisten
René Oudeweg
roudeweg at gmail.com
Tue Nov 11 19:33:40 CET 2025
De biecht van de GGZ: hoe de professionals het niet beter wisten
In zaaltjes vol schuld en schaamte wordt het inmiddels hardop
uitgesproken: we hebben het niet goed gedaan. Psychiaters, psychologen,
bestuurders — de architecten van de Nederlandse geestelijke
gezondheidszorg — leggen hun mea culpa af op podia van debatcentra. Ze
weten het: de GGZ is failliet. Niet alleen financieel, maar moreel. En
wat erger is: niemand kan nog precies zeggen waar het misging, omdat het
misgaan inmiddels de norm is geworden.
De experts die verdwaalden in hun eigen kennis
Decennia lang beweerden de professionals te weten hoe de geest werkt. Ze
ontwierpen diagnoses, behandelprotocollen, classificatiesystemen. Ze
schepten orde in de chaos van menselijke wanhoop. Maar wat als juist die
orde de ziekte werd?
In hun pogingen om te begrijpen, hebben psychiaters de mens tot
meetobject gemaakt. De patiënt werd een DSM-code, een cluster van
symptomen. En met elke herziening van dat handboek werd de wereld iets
kleiner, iets platter, iets beter te factureren.
De psychiaters die nu op podia staan, spreken over “reflectie”, over
“leren van fouten”. Maar het is meer dan dat: het is een biecht van een
beroepsgroep die haar eigen grenzen heeft overschreden.
De taal van controle
Wie de taal van de GGZ bestudeert, ziet het morele failliet. Patiënten
heten “cliënten”, problemen heten “casussen”, wanhoop heet “depressieve
episode”. Het is een klinisch universum waarin woorden ontsmet zijn van
emotie.
En die taal is niet toevallig. Ze is het product van een denken waarin
controle heilig is. De geest moest voorspelbaar worden, de behandeling
efficiënt, de uitkomst meetbaar. Alles wat niet in een protocol paste,
werd randverschijnsel — inclusief de mens zelf.
De mea culpa die te laat kwam
Het wrange is dat de professionals het nu zelf erkennen. Tijdens
debatten in Pakhuis de Zwijger, De Balie of TivoliVredenburg klinkt het
ineens nederig: “We hebben te veel geloofd in de maakbaarheid.” “We zijn
de mens uit het oog verloren.” Maar dat besef komt pas nadat generaties
patiënten zijn vermalen door een systeem dat niet bedoeld was om te
luisteren, maar om te sturen.
Het is de biecht van een klasse die dacht dat kennis compassie kon
vervangen.
De macht van het niet-weten
Misschien begint herstel juist daar: in het erkennen van onwetendheid.
Niet-weten als moreel beginpunt. Want wat als we eindelijk zouden
toegeven dat de menselijke geest te grillig is voor tabellen, te diep
voor data, te levend voor protocollen?
Het vraagt moed van professionals om hun rol te herzien — niet als
alwetende experts, maar als bondgenoten in het niet-weten. Niet boven de
mens, maar naast hem.
Een systeem zonder ziel
De huidige GGZ is uitgeput. Wachttijden groeien, professionals branden
op, jongeren verdwijnen tussen de muren van wachtkamers. En ondertussen
draaien de overleggen door. Er wordt “geherstructureerd”, “herijkt”,
“geoptimaliseerd”. Maar niets verandert wezenlijk, omdat de ziel eruit
is gelopen.
Het systeem is een machine geworden die zorg uitspuugt zonder nabijheid.
De professional als tandwiel, de patiënt als dossier.
Wat resteert
De toekomst van de geestelijke gezondheidszorg zal niet worden gered
door nog meer beleid, maar door nederigheid. Door te erkennen dat kennis
zonder menselijkheid gevaarlijk is. Dat luisteren belangrijker is dan
begrijpen. Dat zorg pas begint als iemand durft te zeggen: ik weet het
niet, maar ik ben er wel.
Tot die tijd blijft de GGZ een spiegel van haar eigen overschatting —
een instituut dat vergat dat de grootste wijsheid in de zorg niet ligt
in weten, maar in zien.
More information about the D66
mailing list