[D66] Adorno en de Laatcivilisatie
René Oudeweg
roudeweg at gmail.com
Fri Dec 19 03:39:48 CET 2025
Adorno en de Laatcivilisatie
Inleiding
Theodor W. Adorno’s beroemde uitspraak “Es gibt kein richtiges Leben im
Falschen” behoort tot de meest geciteerde én meest misbegrepen zinnen
uit de twintigste-eeuwse filosofie. Ze klinkt als een moreel vonnis, een
existentiële wanhoopskreet, en tegelijk als een sociologische diagnose.
In deze ene zin verdicht Adorno een fundamentele kritiek op de moderne
samenleving: het idee dat individuele ethiek, authenticiteit of ‘goed
leven’ niet los te denken zijn van de maatschappelijke totaliteit waarin
zij plaatsvinden. Wie probeert juist te leven in een verkeerde wereld,
botst onvermijdelijk op grenzen die niet persoonlijk, maar structureel zijn.
In dit essay zal ik deze uitspraak filosofisch uitwerken en verbinden
met het thema van de aftakeling van de laatcivilisatie. Daarbij staat
niet alleen de morele betekenis van Adorno’s stelling centraal, maar
vooral haar historische en cultuurkritische reikwijdte.
De context van Adorno’s uitspraak
De zin komt uit Minima Moralia (1951), een werk geschreven in
ballingschap, onder de schaduw van fascisme, oorlog en genocide. Minima
Moralia bestaat uit fragmenten, aforismen en reflecties die het
beschadigde leven (das beschädigte Leben) beschrijven. Dat Adorno niet
kiest voor een systematische filosofie, maar voor fragmenten, is al
veelzeggend: de totaliteit waartegen hij zich keert, laat geen
harmonisch denken meer toe.
Met “het verkeerde” (das Falsche) bedoelt Adorno niet simpelweg
individuele immoraliteit, maar een maatschappelijke orde die
fundamenteel wordt gekenmerkt door vervreemding, instrumentele
rationaliteit en economische dwang. Het kapitalistische ruilprincipe
dringt door tot in de intiemste sferen van het leven en vervormt
relaties, verlangens en zelfs het denken zelf. In zo’n context kan het
individuele subject zich niet simpelweg ‘zuiver’ houden.
Het probleem van het juiste leven
Traditioneel richt de ethiek zich op de vraag hoe een individu goed moet
handelen. Bij Aristoteles bijvoorbeeld staat het eudaimonia, het
geslaagde leven, centraal. Adorno breekt radicaal met deze traditie.
Voor hem is het idee van een autonoom individu dat los van
maatschappelijke structuren morele keuzes kan maken, een ideologische
fictie.
Het juiste leven veronderstelt omstandigheden waarin morele intenties
ook werkelijk tot rechtvaardige daden kunnen leiden. In een verkeerde
wereld echter worden zelfs goedbedoelde handelingen opgenomen in
systemen van uitbuiting en dominantie. Consumptie, arbeid, succes en
zelfs liefdadigheid zijn verweven met mechanismen die het verkeerde
reproduceren.
Daarmee wordt het subject geconfronteerd met een tragisch dilemma: wie
zich aanpast, bevestigt het verkeerde; wie zich onttrekt, doet dat vaak
via privileges die eveneens door datzelfde systeem zijn voortgebracht.
Laatcivilisatie en aftakeling
De notie van laatcivilisatie sluit nauw aan bij Adorno’s cultuurkritiek.
Zij verwijst naar een stadium waarin een beschaving haar creatieve,
morele en spirituele bronnen heeft uitgeput, terwijl haar technische en
administratieve macht blijft groeien. In plaats van vooruitgang zien we
stagnatie, herhaling en verval, vermomd als innovatie.
In de laatcivilisatie wordt cultuur industrie: kunst, muziek en
filosofie verliezen hun kritische potentieel en worden geconsumeerd als
goederen. Wat ooit bedoeld was om het bestaande te bevragen, wordt nu
ingezet om het draaglijk te maken. De mens wordt niet langer gevormd tot
kritisch subject, maar tot aanpasbare consument.
Deze aftakeling is niet spectaculair, maar sluipend. Zij uit zich in
cynisme, morele vermoeidheid en het gevoel dat ‘alles al geprobeerd is’.
Precies hier krijgt Adorno’s uitspraak haar actuele kracht: het
verkeerde presenteert zich niet langer als openlijk onrecht, maar als
onvermijdelijke normaliteit.
Individuele ethiek in een beschadigde wereld
Adorno’s stelling betekent niet dat alle ethiek zinloos is. Integendeel:
zij radicaliseert de ethische vraag. Het juiste leven kan niet simpelweg
worden gerealiseerd, maar het kan wel negatief worden gedacht: als
weigering, als niet-meedoen, als kritisch bewustzijn.
In plaats van morele recepten biedt Adorno een houding van wantrouwen
tegenover vanzelfsprekendheden. Het juiste leven verschijnt niet als
positief ideaal, maar als breuk, als pijnlijke gevoeligheid voor het
onrecht dat in het normale is ingesleten. Wie nog lijdt aan het
verkeerde, is er niet volledig door opgeslokt.
Deze negatieve ethiek past bij een laatcivilisatie waarin grote utopieën
zijn uitgehold, maar waarin de noodzaak tot kritiek alleen maar groter
is geworden.
Hedendaagse fenomenen: het verkeerde in nieuwe gedaanten
Hoewel Adorno schreef in het midden van de twintigste eeuw, heeft zijn
diagnose aan actualiteit niets verloren. Integendeel: veel hedendaagse
fenomenen lijken de logica van het verkeerde te intensiveren en te
verfijnen. Waar de dwang vroeger vaak zichtbaar en extern was,
manifesteert zij zich vandaag in vormen van vrijwillige zelfdiscipline,
permanente connectiviteit en geïnternaliseerde prestatiedruk.
Een eerste voorbeeld is het neoliberale subject. In de hedendaagse
samenleving wordt het individu aangesproken als ondernemer van zichzelf.
Vrijheid wordt gedefinieerd als keuzevrijheid binnen markten, terwijl
structurele ongelijkheid wordt voorgesteld als persoonlijk falen of
succes. Deze internalisering van economische rationaliteit maakt kritiek
moeilijker: wie lijdt, heeft blijkbaar niet goed genoeg geïnvesteerd in
zichzelf. In Adorno’s termen: zelfs zelfzorg en authenticiteit worden
opgenomen in het verkeerde en functioneren als ideologische stabilisatoren.
Daarnaast speelt digitalisering een cruciale rol in de laatcivilisatie.
Sociale media beloven verbinding, maar produceren vaak isolatie,
vergelijking en voortdurende zelfrepresentatie. Het leven wordt niet
alleen geleefd, maar ook voortdurend geëvalueerd, gemeten en
geoptimaliseerd. De logica van zichtbaarheid en likes werkt als een
nieuwe vorm van sociale dwang. Het juiste leven verschrompelt tot een
esthetisch project, terwijl de structurele voorwaarden van onrecht
onbesproken blijven.
Ook de ecologische crisis werpt een scherp licht op Adorno’s uitspraak.
Individuele pogingen tot ‘duurzaam leven’ — hoe oprecht ook — botsen op
een economisch systeem dat gebaseerd is op groei, extractie en
uitputting. Het morele appel om bewuster te consumeren verschuift de
verantwoordelijkheid van collectieve structuren naar individuele keuzes.
Zo wordt het juiste leven opnieuw onmogelijk gemaakt binnen het
verkeerde: ethiek zonder systeemverandering raakt uitgehold.
Ten slotte toont de politieke sfeer van de laatcivilisatie een
paradoxale combinatie van apathie en polarisatie. Grote ideologische
projecten zijn verdacht geworden, maar hun afwezigheid laat een leegte
achter die wordt gevuld door ressentiment, complotdenken en autoritaire
verlangens. Kritiek wordt gereduceerd tot meningen, waarheid tot
perspectief. In zo’n klimaat verliest het denken zijn emancipatorische
kracht en wordt het onderdeel van het spektakel dat het zou moeten
doorbreken.
Conclusie
“Es gibt kein richtiges Leben im Falschen” is geen oproep tot berusting,
maar een compromisloze diagnose. Adorno ontneemt ons het comfortabele
idee dat we ons individueel kunnen vrijmaken van structureel onrecht
door moreel correcte keuzes te maken. Tegelijk dwingt hij ons tot een
dieper verantwoordelijkheidsbesef: niet alleen voor ons handelen, maar
voor de wereld die dit handelen mogelijk of onmogelijk maakt.
In de context van de aftakelende laatcivilisatie klinkt deze uitspraak
als een waarschuwing. Zolang het verkeerde voortduurt als
maatschappelijke totaliteit, blijft het juiste leven gefragmenteerd,
kwetsbaar en onvoltooid. Maar juist in het besef van deze onvoltooidheid
schuilt de kiem van kritiek — en misschien, tegen beter weten in, van
verandering.
More information about the D66
mailing list