[D66] De sociale sluier van D66: over techno-kapitalisme, simulatie en het post-sociale

René Oudeweg roudeweg at gmail.com
Thu Dec 18 16:51:36 CET 2025


[xtra]

De sociale sluier van D66: over techno-kapitalisme, simulatie en het 
post-sociale

Dat D66 zich met hardnekkige elegantie blijft tooien met het adjectief 
sociaal, is minder een leugen dan een simulatie. En zoals Jean 
Baudrillard ons heeft geleerd, is de simulatie gevaarlijker dan de 
leugen: zij verbergt niet de waarheid, zij verdringt haar. In die zin is 
de sociaal-liberale ideologie van D66 geen mislukte poging tot sociale 
politiek, maar een geslaagde oefening in post-sociale esthetiek—een 
politiek die het sociale performt terwijl zij het systematisch ontmantelt.

Baudrillard stelde al dat “het sociale” niet langer een reële totaliteit 
is, maar een spookbeeld dat circuleert als teken. Het sociale leeft 
voort als discours, als beleidsparagraaf, als infographic. Precies daar 
nestelt D66 zich comfortabel. De partij spreekt vloeiend de taal van 
inclusie, kansengelijkheid en emancipatie, maar vertaalt deze begrippen 
steevast naar meetbare output, technocratische optimalisatie en 
marktconforme prikkels. Het sociale wordt niet geleefd, maar gemanaged.

Wat D66 sociaal noemt, is in feite de morele verpakking van een 
techno-kapitalistisch project. Digitalisering, schaalvergroting, 
flexibilisering en “innovatie” gelden als vanzelfsprekende oplossingen 
voor sociale problemen die eerst politiek zijn gereduceerd tot 
technische vraagstukken. Ongelijkheid wordt geen kwestie van macht of 
bezit, maar van vaardigheden. Solidariteit geen collectieve praxis, maar 
een UX-probleem. De burger verschijnt niet als lid van een gemeenschap, 
maar als datapunt, gebruiker, ondernemer van het eigen leven.

Hier voltrekt zich de groteske ironie: hoe meer D66 spreekt over 
autonomie en zelfontplooiing, hoe sterker zij de voorwaarden legitimeert 
waaronder die autonomie structureel onmogelijk wordt. Want 
zelfontplooiing zonder materiële zekerheid is geen vrijheid, maar dwang 
tot permanente aanpassing. De sociaal-liberale burger is vrij—mits hij 
inzetbaar blijft, digitaal vaardig is, mobiel, gezond, en bovenal: 
concurrerend. Wie uitvalt, wordt niet onderdrukt, maar geherclassificeerd.

Baudrillard zou dit herkennen als het stadium waarin politiek geen 
antagonisme meer duldt. Conflicten worden gladgestreken tot “dilemma’s”, 
keuzes tot “balansen”, en macht tot “governance”. D66 excelleert in deze 
depolitisering. Door zich als redelijk, pragmatisch en vooruitstrevend 
te presenteren, maakt zij elk alternatief verdacht: te ideologisch, te 
nostalgisch, te radicaal. Het sociale mag bestaan, zolang het niet meer 
vraagt dan procesoptimalisatie.

Het is daarom grotesk—niet in komische, maar in filosofische zin—om D66 
nog sociaal te noemen. Niet omdat de partij hardvochtig zou zijn, maar 
omdat zij opereert in een orde waarin het sociale reeds is opgelost in 
code, markt en management. Wat resteert is een politiek van vriendelijke 
efficiëntie, waarin empathie een stijlfiguur is en solidariteit een Key 
Performance Indicator.

Baudrillard schreef dat na het einde van het sociale alleen nog zijn 
tekens circuleren. D66 is geen verrader van het sociale ideaal; zij is 
zijn perfecte curator. En juist daarom is haar sociaal-liberalisme zo 
effectief—en zo leeg.


More information about the D66 mailing list