[D66] Taal grijpt altijd in

René Oudeweg roudeweg at gmail.com
Mon Dec 15 19:11:19 CET 2025


Taal grijpt altijd in

De psychiatrie beroept zich op neutraliteit, maar haar taal verraadt 
haar ware positie: zij grijpt in. Zoals Bram de Ridder in Taal grijpt 
altijd in overtuigend laat zien, is taal nooit onschuldig, nooit slechts 
beschrijvend. Elke benoeming is een handeling, elke definitie een 
ingreep in de werkelijkheid. Wie spreekt, ordent. Wie ordent, oefent 
macht uit. De psychiatrische weettaal vormt daarvan een schoolvoorbeeld: 
zij doet alsof zij vaststelt wat er al is, terwijl zij in feite 
produceert wat als werkelijk, afwijkend of ziek mag gelden.

De stoornistaal is geen zoekende taal, maar een sluitende. Zij duldt 
geen openheid, geen frictie, geen ambiguïteit. Zij is ontworpen om 
twijfel te beëindigen, niet om haar te verdragen. Daarmee staat zij 
haaks op wat menselijk lijden is: rommelig, tegenstrijdig, historisch en 
relationeel. Psychische pijn is zelden een intern defect; zij is vaak 
een rationele, zij het ondraaglijke, reactie op een onhoudbare 
werkelijkheid. Toch vertaalt de psychiatrie deze pijn systematisch naar 
individuele stoornissen, losgemaakt van hun sociale, politieke en 
economische context.

Hier wordt De Ridders analyse pijnlijk concreet: taal grijpt altijd in, 
en de psychiatrische taal grijpt in door te depolitiseren. 
Maatschappijkritiek wordt hervertaald als symptoom. Wantrouwen tegenover 
autoriteit wordt “paranoïde”. Uitputting door prestatiedwang wordt 
“depressie”. Woede over structureel onrecht wordt 
“emotieregulatieproblematiek”. Zo verandert kritiek in pathologie, en 
verzet in behandelindicatie. Niet de samenleving wordt bevraagd, maar 
het individu wordt gecorrigeerd.

De psychiatrie moet ophouden te doen alsof zij buiten de maatschappij 
staat. Zij is er diep in verankerd en functioneert als normaliserend 
instituut. Door haar definitiemacht legitimeert zij bestaande 
verhoudingen en maakt zij afwijking verdacht. Wie niet past, krijgt een 
label. Wie niet zwijgt, een diagnose. Dat is geen zorg, dat is 
disciplinering in klinische vorm.

Wat ontbreekt, is een ethiek van niet-weten. Een bereidheid om niet 
onmiddellijk te benoemen, niet meteen te classificeren, maar eerst te 
luisteren. Een zoektaal die erkent dat taal altijd ingrijpt, en daarom 
voorzichtig, voorlopig en omkeerbaar moet zijn. Een taal die ruimte laat 
voor het verhaal van degene die lijdt, zonder dat verhaal direct te 
reduceren tot een stoornisomschrijving.

De stoornistaal sluit betekenis af waar betekenis juist op het spel 
staat. Zij eigent zich ervaringen toe en herverpakt ze in protocollen, 
richtlijnen en DSM-codes. Daarmee ontneemt zij mensen het recht om hun 
lijden zelf te duiden — politiek, existentieel, relationeel. Zoals De 
Ridder laat zien: wie de taal beheerst, beheerst het kader van wat 
gezegd kan worden. De psychiatrie gebruikt die beheersing om haar eigen 
autoriteit te bevestigen, niet om werkelijk ruimte te maken.

De psychiatrie moet stoppen met het pathologiseren van maatschappijkritiek.
Zij moet stoppen met doen alsof onvrede een stoornis is
en alsof aanpassing altijd gezondheid betekent.

Weg met de stoornistaal die afsluit.
Weg met de arrogantie van het weten.
Maak plaats voor een taal die zoekt, twijfelt en openblijft —
een taal die beseft dat zij ingrijpt,
en daarom weigert te domineren.

Pas wanneer de psychiatrie haar eigen taal kritisch onder ogen ziet, kan 
zij ophouden een instrument van normalisering te zijn en beginnen aan 
wat zij beweert te doen: zorg dragen voor mensen, niet voor systemen.


More information about the D66 mailing list