[D66] Intellectuele overgave van de landelijke dagbladen op het rapport Wennink

René Oudeweg roudeweg at gmail.com
Sat Dec 13 13:06:32 CET 2025


Intellectuele overgave van de landelijke dagbladen op het rapport Wennink

Wat de landelijke dagbladen hebben gedaan met het rapport-Wennink is 
geen journalistiek tekort, het is een collectieve intellectuele 
overgave. In plaats van afstand te houden, vragen te stellen en 
machtsverhoudingen bloot te leggen, hebben zij zich opgesteld als 
PR-afdeling van een technocratisch project dat als natuurwet wordt 
gepresenteerd. De faustische deal die hier op tafel ligt — publieke 
middelen, publieke ruimte en publieke zeggenschap in ruil voor de 
belofte van toekomstige welvaart — is door de pers niet ontleed, maar 
omarmd.

Vrijwel zonder uitzondering namen de grote kranten de kernpremisse van 
het rapport kritiekloos over: dit is urgent, dit is onvermijdelijk, dit 
moet nú. Die framing is geen neutrale weergave, maar een politieke 
keuze. Urgentie is hier geen vaststelling, maar een retorisch 
drukmiddel. En de pers heeft zich laten intimideren door de toon van 
CEO’s, oud-bestuurders en beleidsadviseurs die al decennia de agenda 
bepalen.

Want laten we helder zijn: het rapport-Wennink is geen objectieve 
diagnose, maar een aanbod. Een aanbod waarin de staat zich dieper 
vastketent aan het succes van een beperkt aantal kapitaalintensieve 
sectoren; waarin miljarden “gevonden” moeten worden, maar alleen als ze 
richting infrastructuur, energie, kennis en ruimte voor multinationals 
stromen; waarin sociale, ecologische en democratische kosten worden 
gemarginaliseerd of afgedaan als randvoorwaarden. Een klassieke 
faustische ruil: nu tekenen, later misschien beloning.

De landelijke dagbladen hadden hier één simpele, fundamentele vraag 
moeten stellen: willen we deze deal?
Niet: kunnen we het betalen?
Niet: hoe snel kan het?
Maar: welk soort samenleving veronderstelt dit beleid, en wie heeft daar 
eigenlijk voor gekozen?

Die vraag bleef uit. In plaats daarvan verdrongen kranten elkaar in het 
herhalen van dezelfde mantra’s: “Nederland moet bijblijven”, “we raken 
achterop”, “de welvaart staat op het spel”. Het zijn frames die doen 
alsof er geen alternatieven bestaan. Alsof economische groei in deze 
vorm vanzelfsprekend wenselijk is. Alsof het maximaliseren van 
productiviteit per definitie samenvalt met maatschappelijke vooruitgang.

Zo wordt een normatief project vermomd als technocratische noodzaak. En 
precies daar hadden journalisten moeten ingrijpen. Het had blootgelegd 
moeten worden dat dit rapport uitgaat van één specifieke visie op 
welvaart: competitief, exportgericht, high-tech-dominant, 
schaalvergroting als deugd. Dat andere visies — op krimp, op brede 
welvaart, op regionale autonomie, op publieke waarde boven marktdynamiek 
— niet “onrealistisch” zijn, maar bewust buiten beeld worden gehouden.

Door dat niet te benoemen, maken de dagbladen zich medeplichtig aan de 
depolitisering van een fundamentele keuze. Kritiek blijft steken op de 
marge: een kanttekening bij arbeidsmarktvoorstellen, een zinnetje over 
sociale frictie, een quote van een vakbond. Maar het fundament — de 
richting zelf — blijft heilig.

En zo normaliseren de kranten een gevaarlijk idee: dat democratie zich 
moet aanpassen aan de eisen van de economie, in plaats van andersom. Dat 
publieke middelen vanzelfsprekend ingezet mogen worden om private 
schaalambities te faciliteren. Dat wie groot genoeg is en hard genoeg 
waarschuwt, de toon mag zetten. Dat “Oh, dat bedrag vinden we wel!” geen 
schandaal is, maar een teken van daadkracht.

Dit is geen neutrale verslaggeving. Dit is hoe de faustische deal wordt 
verkocht aan het publiek: ontdaan van haar morele lading, gestript van 
keuzevrijheid, gepresenteerd als gezond verstand. En daarmee verschuift 
de rol van de pers van waakhond naar smeerolie.

De prijs van deze journalistieke lafheid is hoog. Want wie urgentie 
zonder reflectie reproduceert, wie macht zonder normatieve analyse 
doorgeeft, wie keuzes presenteert als noodlot, helpt mee aan een 
politiek klimaat waarin alternatieven niet meer denkbaar zijn. En 
precies dát is de grootste concessie in deze deal: niet het geld, niet 
de ruimte, niet de infrastructuur — maar het democratisch 
verbeeldingsvermogen.


More information about the D66 mailing list