[D66] De Faustische Waardepapieren: rapport Wennink en de 150 miljard (2)
René Oudeweg
roudeweg at gmail.com
Sat Dec 13 06:40:09 CET 2025
De Faustische Waardepapieren:
Het Contract van de Machine
Er zijn documenten die zich voordoen als rapporten, maar in
werkelijkheid functioneren als bezweringen. Ze spreken de taal van
redelijkheid, maar werken als rituelen. Het rapport-Wennink is zo’n
tekst: een incantatie uitgesproken boven een samenleving die al op de
knieën ligt, murmelend dat er geen alternatief is.
Dit is geen analyse. Dit is een aanbod.
Zoals altijd bij faustische deals wordt het contract gepresenteerd als
nuchter, volwassen en onvermijdelijk. De zinnen zijn strak, de tabellen
keurig, de morele horizon zorgvuldig weggegumd. Wat resteert is het
koude optimisme van de late beschaving: alles wat bestaat, bestaat
slechts zolang het nut heeft voor de Machine.
Oswald Spengler zou dit ogenblik direct hebben herkend. De Faustische
cultuur, die ooit de hemel wilde aanraken, wil nu slechts haar
marktaandeel behouden. Wat vroeger expansie van geest was, is nu
expansie van infrastructuur. De ziel is ingeruild voor systemen;
betekenis voor beheer. De beschaving leeft nog, maar gelooft nergens
meer in—behalve in voortgang als reflex.
In dit morele landschap verschijnt Peter Wennink niet als individu, maar
als functie en duivel, de nieuwe Antichrist. Als stem van het Noodlot.
Als spreekbuis van wat Lewis Mumford de megamachine noemde: het
allesomvattende apparaat waarin menselijke waarden slechts smeermiddel
zijn. Wennink spreekt niet voor de Machine—hij is haar ventriloquist.
De duivel, in deze allegorie, is nooit hysterisch. Hij schreeuwt niet.
Hij overtuigt. Hij komt niet om te vernietigen, maar om te
optimaliseren. Hij belooft geen paradijs, slechts concurrentiekracht.
Geen zingeving, slechts relevantie. Geen toekomst, slechts voortzetting.
En precies daarin schuilt zijn vileinheid.
Wennink presenteert zich als realist, maar realisme is hier slechts een
ander woord voor capitulatie. Hij naturaliseert wat historisch is,
ontpolitiseert wat moreel is en verklaart onvermijdelijk wat in
werkelijkheid een keuze is. Zoals elke goede Mephistopheles doet hij
alsof hij slechts beschrijft wat toch al gebeurt—en eist daarvoor
gehoorzaamheid.
Paul Kingsnorth heeft dit mechanisme genadeloos blootgelegd: de Machine
houdt ervan wanneer haar dienaren doen alsof ze haar niet dienen.
Wanneer destructie wordt gepresenteerd als volwassenheid. Wanneer
verlies wordt verkocht als vooruitgang. Het rapport ademt die
anti-poëtische geest: een wereldbeeld waarin alles wat niet meetbaar is,
irrelevant wordt verklaard.
Landschap? Context. Gemeenschap? Human capital. Menselijke schaal?
Inefficiëntie.
De vileinheid zit niet in openlijk cynisme, maar in de zachte ontkenning
dat er iets op het spel staat. Dit is geen brute roof, maar
administratieve ontzieling. Geen stormram, maar een checklist.
Zoals bij Faust wordt de deal verkocht als tijdelijk en noodzakelijk.
Eerst dit offer, dan komt de beloning. Eerst autonomie inleveren, dan
krijgen we strategische soevereiniteit. Eerst afhankelijkheid verdiepen,
dan worden we onafhankelijk. Het is een logica die alleen werkt zolang
niemand haar hardop leest.
Mumford waarschuwde dat de megamachine uiteindelijk geen vijanden meer
nodig heeft—alleen beheerders. Menschen die geen kwaad willen, maar ook
geen grenzen erkennen. Wennink is in deze zin niet de demon van het
kwaad, maar de demon van de afwezigheid van geweten. Hij vraagt niet:
moeten we dit willen? maar slechts: kunnen we dit betalen? (!)
Spengler zou zeggen: dit is de winter van de beschaving, waarin techniek
haar laatste overwinning viert op betekenis. De duivel hoeft niet meer
te verleiden; hij hoeft slechts te herinneren aan deadlines.
En het meest verontrustende is niet dat dit discours wordt uitgesproken,
maar dat het wordt toegejuicht. Dat het klinkt als gezond verstand. Dat
kritiek wordt weggezet als nostalgie. Dat weigering wordt geframed als
naïviteit.
Zoals altijd bij faustische contracten is de prijs niet onmiddellijk
zichtbaar. Hij openbaart zich pas wanneer de taal verdwijnt waarmee we
hem nog hadden kunnen benoemen. Wanneer zelfs verzet wordt herverpakt
als innovatie. Wanneer de Machine niet langer tegenover ons staat, maar
door ons spreekt.
De duivel wint nooit door geweld. Hij wint door instemming.
En het rapport-Wennink is, in deze allegorie, niets minder dan een
handtekening gezet namens een samenleving die te moe is om nog te weigeren.
More information about the D66
mailing list