[D66] Als we toch naar de verdommenis gaan, dan maar met Ton Lemaire
René Oudeweg
roudeweg at gmail.com
Fri Aug 26 17:34:25 CEST 2022
vn.nl <https://www.vn.nl/literaire-kroniek-ton-lemaire/>
Literaire Kroniek: Als we toch naar de verdommenis gaan, dan maar met
Ton Lemaire
Carel Peeters
10-13 minutes
------------------------------------------------------------------------
Tussen de cultuurfilosofen die zich op z’n breedst met de gang van de
wereld bezighouden is de antropoloog Ton Lemaire de redelijkste,
toegankelijkste en best schrijvende, vindt Carel Peeters na lezing van
Lemaire’s nieuwe werk /Tegen de tijd./
Het is dat je bij de antropoloog en filosoof Ton Lemaire niet meteen aan
auto’s denkt, anders zou ik zeggen dat hij een perfecte omgang heeft met
het gaspedaal. Hij weet het stevig ingedrukt te houden en flinke
snelheid te maken. Maar hij weet als de beste ook van remmen en matigen.
Lemaire weet dat hij snelheid wil maken, hij wil dat er op zo’n kortst
mogelijke tijd ‘een radicale omslag in ons doen en denken’ zal
plaatshebben. Niet minder. Hier begint hij /Tegen de tijd, /zijn boek
met ‘kanttekeningen bij onze wereld’, mee en hij sluit er ook mee af. Er
valt eigenlijk niet meer te dralen. Tegelijk remt hij zichzelf af,
realiseert hij zich dat we onvolmaakte wezens zijn. Ook al brandt het
vuur van een idealist in hem, hij wil het niet zijn (‘hoed u voor
idealisten en perfectionisten!’).
Hoe radicaal Lemaire wil dat de omslag ook is, hij is de best
gemotiveerde /piecemeal social engineer/ die Karl Popper zich ooit heeft
kunnen denken. Ook in /Tegen de tijd/ behandelt hij weer een reeks
dichtbije en veraffe maatschappelijke en wereldse onvolkomenheden die
eerder vandaag dan morgen verbeterd zouden moeten worden, maar hij laat
zich niet verleiden om in de fouten van de onrustige ADHD-samenleving te
vervallen die hij juist bekritiseert.
Hoe weinig spectaculair en hoe in tegenspraak ook met de urgentie van de
problemen, Lemaire committeert zich aan de Popperiaanse geleidelijke
democratische weg: die ‘staat immers een stuksgewijze (‘piecemeal’, CP),
trage, altijd opnieuw bevochten en voorlopige reeks van verbeteringen
voor die met vallen en opstaan worden gerealiseerd.’
hardnekkige en solide cultuurkritiek
Lemaire (1941) kiest op zijn tachtigste voor dit ‘illusieloos en
verstandig geworden idealisme’ omdat hij ziet dat wat hij, en vele
geestverwanten met hem, heeft aangekaart, niet helemáál in het zwarte
gat valt, maar wel degelijk op enigszins grote schaal politiek en
maatschappelijk aanslaat: dat de macht van het ongelijk verdeelde geld
beteugeld moet worden, dat de wereldbevolking niet meer zou moeten
groeien, maar stationair zou moeten zijn, dat de ongelijkheid sterk moet
verminderen, de groteske verspilling teruggedrongen moet worden, het
tegengaan van de ontbossing, het stoppen met atoomenergie, het reduceren
van de mobiliteit, een einde maken aan het dogma van de economische
groei, het stoppen van de overbevissing, verbod tot het produceren van
plastic, de opheffing van de bio-industrie (‘de hele bio-industrie is
een symptoom van een vastgelopen en zieke maatschappij.’), enzovoort
enzovoort.
Het werk van Lemaire is gematigd geformuleerde, maar hardnekkige en
solide cultuurkritiek.
Dit is de beknopte lijst die elke kritische burger op zijn rug draagt.
Lemaire heeft in boeken als /De val van Prometheus/, /Verre velden/ en
het nieuwe /Tegen de tijd/ de kritiek op deze duurzame misstanden
voorzien van goed geschreven inhoudelijke argumenten. Het is gematigd
geformuleerde, maar hardnekkige en solide cultuurkritiek.
In de negentien boeken die Lemaire sinds 1969 heeft geschreven komt één
gegeven steeds terug: dat de mens te veel in het middelpunt is gaan
staan terwijl hij maar één soort is tussen vele andere soorten. Dit
‘antropocentrisme’ zorgt er voor dat alles in het teken staat van het
bedienen van de menselijke behoeften en verlangens. Alles draait om de
mens, de natuur en de dieren worden door hem gebruikt en geëxploiteerd.
De mens mag van Lemaire wel eens een toontje lager zingen.
Na de dood van God heeft de mens zichzelf helemaal verabsoluteerd.
Lemaire schat de mens niet licht in, maar de menselijke grootheid
manifesteert zich volgens hem niet in ‘macht en heerschappij, maar in
prudentie, bescheidenheid en zelfbegrenzing.’ Dat moet voor elke
overtuigde antropocentrist een flink stapje terug zijn: dat de
menselijke grootheid in bescheidenheid zou zitten.
Die bescheidenheid maakt natuurlijk weinig kans in een omgeving die in
beweging wil blijven door dingen te doen en te willen. Het valt niet te
ontkennen dat in het werk van Lemaire de verworvenheden en de zegeningen
die het onvolmaakte leven door de eeuwen heen heeft opgeleverd niet erg
voor het voetlicht worden gehaald, die moet je echt zelf uit de
coulissen van de geschiedenis het podium op sleuren want Lemaire doet
het niet, hij vergeet het gewoon, zijn hoofd staat er niet naar. Dat
hoofd heeft meer aandacht voor de /homo sapiens destruens/, de
vernielende mens, de mens die door een ‘spoor van vernieling en
wreedheid in de geschiedenis achter te laten’ ervoor heeft gezorgd dat
het humanisme aan een correctie toe is. Te veel vervuld van zichzelf zag
het humanisme over het hoofd dat de natuur (de velden, de sterrenhemel,
de oceanen, de hooggebergten) een van de mens onafhankelijke intrinsieke
waarde heeft.
-------------- next part --------------
An HTML attachment was scrubbed...
URL: <http://www.tuxtown.net/pipermail/d66/attachments/20220826/13dbf81a/attachment.html>
More information about the D66
mailing list