[D66] dNBg: Hamlet in de politiek: authenticiteit en twijfel als strategie
R.O.
juggoto at gmail.com
Thu Jan 21 14:49:11 CET 2021
Hamlet in de politiek: authenticiteit en twijfel als strategie
Thijs Kleinpaste
*Hans van Mierlo leek soms populairder op links dan binnen zijn eigen
partij. Echt opmerkelijk is dat niet, schrijft Thijs Kleinpaste
<https://www.nederlandseboekengids.com/auteurs/#ThijsKleinpaste>. Als
Hans van Mierlo al een politiek leider was, dan een volstrekt
a-typische. Ogenschijnlijk weinig geïnteresseerd in de eigen
partijbelangen, was de D66-leider meer beschouwer dan deelnemer van het
politieke spel dat hij zo scherp overzag – vaak tot ergernis van zijn
collega’s.*
------------------------------------------------------------------------
* Abonnees lezen meer. Neem ook een abonnement
<https://www.nederlandseboekengids.com/abonnementen/>! *
------------------------------------------------------------------------
<http://mindbus.go2cloud.org/aff_c?offer_id=5&aff_id=403&url=https%3A%2F%2Fwww.athenaeum.nl%2Fboek%2F9789403114217%3Futm_source%3D%7baffiliate_id%7d>Hubert
Smeets, /Een wonderbaarlijk politicus: Hans van Mierlo, 1931-2010/
<http://mindbus.go2cloud.org/aff_c?offer_id=5&aff_id=403&url=https%3A%2F%2Fwww.athenaeum.nl%2Fboek%2F9789403114217%3Futm_source%3D%7baffiliate_id%7d>
(De Bezige Bij 2021), 608 blz.
Geen enkele biograaf heeft het ooit eenvoudig, maar biografen die kunnen
beschikken over een verzameling persoonlijke schrijfboeken met daarin
een grote hoeveelheid zelfonderzoek, soms van literaire kwaliteit
bovendien, worden geplaagd door een gekartelde zegen. Ze moeten zien te
laveren tussen hun eigen oordeelsvermogen en de claim die hun onderwerp
vooruitwerpt op zijn eigen biografie. Dat is helemaal het geval als de
persoon in kwestie een lang leven in het openbaar heeft geleid, en er
van hem als gevolg daarvan dus al een bijzonder groot aantal reeds
gevormde indrukken bestaan: van familie en geliefden, van vrienden en
naaste medewerkers, van collega’s, en van professionele beschouwers die
het hun vak hebben gemaakt in het denken en doen van publieke figuren te
kruipen.
Ondanks die moeilijke opgave is Hubert Smeets met /Een wonderbaarlijk
politicus/, zijn biografie van Hans van Mierlo, in de biografische
portretkunst ruimschoots geslaagd. Smeets is zich op een gezonde manier
steeds bewust van het complexe terrein waarin hij moet treden. Zijn
eigen onderwerp waarschuwde hem bovendien zelf. Zo halverwege zijn
biografie, als Van Mierlo een psychisch zware periode doormaakt (zoals
wel vaker) citeert Smeets een dagboekaantekening van Van Mierlo waarin
hij zichzelf tot inzet maakt van zijn beroemde onderzoekende vermogens:
Er zijn denk ik twee redenen, waarom juist een dagboek uitnodigt tot
liegen dan wel verhullen van de waarheid, dan wel oneerlijkheid over
jezelf. De eerste heeft te maken met de presumptie dat alles wat
geschreven wordt een, al is het nog zo heimelijk, verborgen bedoeling
heeft toch gelezen te worden (al is het maar door 1 persoon). Bovendien
is het opvallend hoe moeilijk het is vast te stellen wat je eigenlijk
voelt of vindt van iets. Voelen en vinden zijn fluïde processen.
*In een tijdperk waarin het persoonlijke politiek werd, bracht Van
Mierlo zijn persoonlijkheid de politiek in. Het mens was de politicus en
de politicus was het mens.*
Die elementen – het zelfonderzoek en de behoedzame argwaan waarmee hij
alle stelligheden tegemoet trad, ook die van zichzelf – lopen als een
rode draad door het leven van Van Mierlo. Hij zocht naar de waarheid en
twijfelde aan wat hij vervolgens vond. En hij was, zoals Smeets
schrijft, een man uit één stuk. In een tijdperk waarin het persoonlijke
politiek werd, bracht Van Mierlo zijn persoonlijkheid de politiek in.
Het mens was de politicus en de politicus was het mens.
*Een dertiger zonder plan*
De vraag wat zijn rol was in de Nederlandse politiek van de twintigste
eeuw is er een die Van Mierlo zich tijdens zijn leven zelf bij herhaling
stelde. De vraag blijft ook na lezing van /Een wonderbaarlijk
politicus/Â hangen.
------------------------------------------------------------------------
<https://www.nederlandseboekengids.com/20210121-daniel-boomsma/>/Als
geen ander bracht Van Mierlo het partijpolitieke landschap in beweging
door verfrissend achteloos de vanzelfsprekendheid ervan te bevragen. Van
die erfenis lijkt weinig over in het D66 van 2021
<https://www.nederlandseboekengids.com/20210121-daniel-boomsma/>,
schrijft *Daniël Boomsma*./
------------------------------------------------------------------------
Van Mierlo was, na een op slentergang afgelegde studie in Nijmegen en
omzwervingen door Frankrijk, als ‘dertiger zonder plan’ terechtgekomen
bij het /Algemeen Handelsblad/. De krant was, schrijft Smeets, een
pleisterplaats voor talentvolle jongelingen die nog niet wisten wat ze
met hun leven en zichzelf moesten doen. Pas vanaf zijn landing als
redacteur op de buitenlandredactie van de krant beginnen er voor Van
Mierlo dingen op hun plaats te vallen. Niet alleen Amsterdam, waar het
steeds heviger botste tussen de bevolking en het gezag, maar ook de
krant zelf was een microkosmos van de veranderende maatschappelijke
stemming in Nederland. Verschillende generaties stonden regelmatig
tegenover elkaar, en konden stevig van mening verschillen over de koers
van de krant. Binnen de ruimte die de krant Van Mierlo bood ontwikkelde
hij zich tot een journalist die zelf weliswaar moeizaam schreef, maar
die door collega’s vaak werd opgezocht omdat hij met zijn observaties en
suggesties hun stukken scherper en beter wist te maken. Hij was gul met
zijn gedachten, en ontpopte zich tot een doortastend beschouwer van de
regenteske politieke cultuur in Nederland.
*Van Mierlo was gul met zijn gedachten, en ontpopte zich tot een
doortastend beschouwer van de regenteske politieke cultuur in Nederland.*
De meeste politici worden op het moment dat ze de politiek betreden – of
dat nu is uit ambitie of plichtsbesef, om een belang te behartigen of om
een ideaal te dienen – ook min of meer gedwongen om /over/ de politiek
te gaan denken, en over hun eigen rol daarin (wat in zulke gevallen maar
zelden tot echt interessante of diepe gedachten leidt). Er zijn ook
mensen die min of meer van nature over politiek denken, om de eenvoudige
reden dat ze het niet kunnen laten, en soms om die reden op het
politieke toneel terechtkomen, en bij wie het denken op dat moment
bovendien niet tot stilstand komt. Tot die tweede, zoveel zeldzamere
categorie behoorde Van Mierlo.
Toen hij debuteerde in de politiek wierp een journalist hem voor:
‘Meneer van Mierlo, u ziet er meer uit als een vertwijfelde Hamlet, dan
als een politiek leider.’ Van Mierlo gaf daarop toe altijd Hamlet te
hebben willen zijn, maar dat hij niettemin nu zonder aarzeling had
gekozen voor de politiek. Toen de journalist daarop vroeg hoe hij de
Kamer in zou gaan, als politiek leider of als Hamlet, antwoordde Van
Mierlo, met haast tastbaar plezier: ‘Hamlet in de Kamer, dat is noch
voor het toneel, noch voor het politiek bedrijf een aanwinst. Als ik dan
gekozen word op die plaats, dan zal ik proberen een politiek leider te
zijn.’
*Vandaag faal ik*
Maar als hij een politiek leider was, dan een volstrekt a-typische. Van
Mierlo was een zoekende, omzichtig formulerende politicus die, als hij
geen ergernis wekte bij zijn collega’s (niet zelden in zijn eigen
fractie), andere politici vertwijfeld kon achterlaten, omdat hij niet
voldeed aan de verwachtingen waarmee ze hem in het politieke spel
tegemoet traden. Fascinerend aan Smeets’ reconstructie van D66 tijdens
die eerste jaren is dat Van Mierlo vaak als eenling optreedt. Hij staat
regelmatig op enige afstand van zijn eigen fractie, heeft andere
prioriteiten, en bekommert zich betrekkelijk weinig om de belangen van
zijn partij – tot irritatie van diegenen die veel werk verzetten, ook
voor van Van Mierlo, in de wens dat D66 na het overdonderende eerste
succes niet onverrichter zake weer zou verdwijnen.
*Van Mierlo voelde zich thuis in de grote familie van de
sociaaldemocratie, zonder strikt genomen een sociaaldemocraat in de
Nederlandse zin te zijn – een sociaaldemocraat, misschien, op de manier
van mensen die het niet kunnen opbrengen een PvdA’er te zijn.*
Smeets brengt de eenzaamheid van Van Mierlo als politicus aan het begin
van de jaren zeventig, als hij leiding moet geven aan een fractie die
het in meerderheid vaak met hem oneens is, met vaste hand tot leven.
Terwijl Van Mierlo ijvert voor de totstandkoming van het kabinet-Den Uyl
(het meest progressieve kabinet dat Nederland ooit kende), stuit hij
binnen zijn fractie en de partij door zijn ‘monomane’ handelen vaak op
weerstand. Soms lijkt het haast alsof Van Mierlo populairder was in
linkse kringen dan in zijn eigen partij.
Zonder reden was dat niet. Van Mierlo voelde zich thuis in de grote
familie van de sociaaldemocratie, zonder strikt genomen een
sociaaldemocraat in de Nederlandse zin te zijn – een sociaaldemocraat,
misschien, op de manier van mensen die het niet kunnen opbrengen een
PvdA’er te zijn. Hij vond de sociaaldemocratie misschien wel de beste
Europese uitvinding ooit, en het was zijn wens om via D66 uiteindelijk
met de PvdA en de kleinere linkse partijen een Progressieve Volkspartij
(PVP) te vormen. Smeets voert Jan Terlouw op, die over die periode zegt
dat Van Mierlo ‘een hekel had aan dat liberale in D66’.
*Hij twijfelde voortdurend aan zichzelf, en hij werd, bekende hij,
regelmatig wakker met de gedachte ‘vandaag faal ik, vandaag val ik door
de mand.’*
Er zijn mensen die tot hun overtuigingen komen door de omstandigheden
van het leven, bij wie de ervaring voorafgaat aan het besef van de
politieke betekenis van die ervaring. En er zijn mensen die tot hun
politieke overtuigingen komen door onderzoek, reflectie en historisch
besef. Mensen die, meestal ondanks het milieu waarin ze zijn opgegroeid,
en ondanks het feit dat ze altijd een zekere mate van conflict zullen
ervaren tussen het comfort waarmee hun klasse ze vertrouwd heeft gemaakt
en de aard van het ideaal waaraan ze zich gebonden hebben, niettemin uit
overtuiging tot hun opvattingen zijn gekomen. Smeets schrijft hoe Van
Mierlo wanneer hij sprak zelden leunde op zijn eigen ervaringen als
basis voor zijn opvattingen: ‘Zijn motieven houden zo iets afstandelijks
en verhevens: een beeld, een redenering, een diagnose, een sentiment.’
Toch is er iets voor te zeggen dat Van Mierlo’s eigen levenservaringen
hem deels tot de politicus maakten die hij was. Hij was geen mens met
een kreukloos leven. Zijn jeugd kenmerkt zich door een reeks moeizame
episodes in de relatie met zijn ouders, en een worsteling met de
verwachtingen die er in zijn familie van hem waren. Hij was een man die
in zijn relaties schade had opgelopen, en zelf eveneens soms
aanzienlijke schade aanrichtte. Een man met persoonlijke tekortkomingen,
die zich van die tekortkomingen evenwel bewust was, en die maakten dat
hij uiteindelijk vooral terughoudend was om anderen de maat te nemen. En
al droeg hij niet zoiets als een op de schouders drukkend
klassenbewustzijn met zich mee, zoals sommige anderen van zijn
generatie, hij kon toch onzeker en verlegen zijn. Hij twijfelde
voortdurend aan zichzelf, en hij werd, bekende hij, regelmatig wakker
met de gedachte ‘vandaag faal ik, vandaag val ik door de mand.’
*Twijfel en zelfonderzoek als politieke deugden*
Van Mierlo’s twijfel was altijd met hem, en bepaalde het timbre van zijn
politieke stijl. Bij hem waren twijfel en zelfonderzoek verheven tot
politieke deugden. Het meest verstrekkende gevolg van die twijfel is,
denkelijk, zijn terugdeinzen voor het premierschap. Smeets schrijft hoe
Van Mierlo in de vroege jaren negentig het hoogtepunt van zijn
populariteit beleefde, en hoe D66 zelfs de grootste partij lijkt te
worden. De premiersvraag dient zich aan – maar Van Mierlo ziet op dat
moment de afgrond voor zich openen, en zet niet door. Hij twijfelt of
hij het zou kunnen, en vreest dat een premierschap slechts kan eindigen
in een tragedie.
*Voor Van Mierlo was het vermogen tot reflectie en twijfel dat hem
kenmerkte, geen eigenschap die hij reserveerde voor de beschermde sfeer
van zijn schrijfboeken, en voor het overige wegstopte.*
Toch is het niet zo dat Van Mierlo nooit tot daadkracht in staat was.
Hij kon, eenmaal tot een inzicht gekomen, doortastend optreden en in
zijn overtuigingen stellig zijn – totdat wie het met hem oneens was
‘murw’ was gepraat, desnoods. Dat is wellicht minder tegenstrijdig dan
het lijkt. Van Mierlo’s intellectuele twijfel was deels het product van
zijn diepe gehechtheid aan enkele fundamentele beginselen die voor hem
vaststonden, en die zowel de basis vormen van zijn opvattingen over
fatsoen en politieke integriteit, als van zijn opvattingen over macht en
democratie. Hij kon hard en zelfs fel zijn als die principes in het
geding kwamen. En ook als zijn eigen motieven in twijfel werden
getrokken, kon hij gebeten reageren. Een dikke huid had hij niet. Het is
de andere kant van zijn karakter. In de woorden van Marcel van Dam:
‘Zijn afkeer van zwart-witdenken vindt zijn grondslag in zijn liefde
voor waarheid. Waarheid gedefinieerd als afwezigheid van de leugen. (…)
Hij kan slecht tegen onwaarheid en dus ook niet tegen de meeste kritiek.’
Voor Van Mierlo was het vermogen tot reflectie en twijfel dat hem
kenmerkte, geen eigenschap die hij reserveerde voor de beschermde sfeer
van zijn schrijfboeken, en voor het overige wegstopte. Het zorgde soms
voor wrevel bij politici die qua persoonlijkheid heel anders in elkaar
staken, omdat ze vonden dat hij te lang van stof was, of in paradoxen
sprak. Wim Kok had aanvankelijk vaak moeite met hem. En Frits Bolkestein
en Van Mierlo waren al helemaal water en vuur. Waar frikkerige
gelegenheidsdenkers als Bolkestein een pagina konden lezen en hem daarna
doorstrepen omdat alle informatie wel was opgenomen, begonnen bij Van
Mierlo de vragen dan eigenlijk pas.
*Formuleren voor je leven*
Tenslotte was Van Mierlo ook een wonderbaarlijk politicus in de manier
waarop hij sprak. Er zijn mensen die woorden gebruiken om de wereld aan
hun rechtlijnige blik te onderwerpen – die zinnen formuleren om het
denken uit te bannen, in plaats van het te doen. Van Mierlo beschouwde
die praktijk als iets zeer oneerbaars. Na zijn eerste periode als
politicus lijdt hij, verzucht hij, aan acute ‘woordhaat’, omdat hij zich
staande moet houden in een omgeving waar woorden steeds aan haast
misdadige corrosie blootstonden. Hij wordt in de politiek beroofd van
iets wat voor hem onmisbaar is – de mogelijkheid om zorgvuldig en
precies en te formuleren, en zo zijn gedachten te ordenen of een
redenering op te zetten – omdat het instrumentarium waarmee hij dat moet
doen voortdurend bezoedeld wordt:
De politiek hangt van woorden aan elkaar. Al schrijvende vond ik steeds
meer dat wat ik opschreef onhoudbaar was. (…) Een politicus, en vooral
een zogenaamd politiek leider, wordt geacht in alle omstandigheden
meteen een werkelijk oordeel te hebben over een politieke situatie of
een maatschappelijk probleem dat gerezen is. De functie van woorden is
dan, om standpunten te maken die er /au fond/Â niet zijn. Dat is niet
liegen. Nee, het is in plaats van lopen voor je leven formuleren voor je
leven. Bij mij heeft het geleid tot een gevoel van: eigenlijk zou ik een
tijdlang niet aan politiek willen doen.
Het is misschien de grootste erfenis van Van Mierlo: de kracht waarmee
hij uitdrukking gaf aan het grote ongemak dat hij ervoer over de aard
van het politieke werk, en de manier waarop hij de weerstand daartegen
belichaamde. In dat opzicht was hij inderdaad een Hamlet in de politiek.
(Smeets doet helaas, ondanks het feit dat hij veel nadruk legt op de
intellectuele stijl van Van Mierlo, niets met dat beeld. Eenmaal duikt
het personage van Shakespeare op, als Aafke van der Made, in de jaren
negentig partner van Van Mierlo, hem omschrijft als ‘de vleesgeworden
Hamlet’).
*Het is misschien de grootste erfenis van Van Mierlo: de kracht waarmee
hij uitdrukking gaf aan het grote ongemak dat hij ervoer over de aard
van het politieke werk.*
Zoals Hamlet zelf was Van Mierlo nooit geheel op zijn gemak met de rol
die hem door de omstandigheden was toebedeeld, of ten minste met de
manier waarop anderen zich die rol voorstelden. Of het nu gaat om de
mythe van de partijleider tegen wil en dank, het feit dat hij zich meer
richtte op de PVP dan op zijn eigen fractie, of, later, de twijfel en de
keuze om niet naar het hoogste ambt te reiken, steeds dient de
vergelijking met Hamlet zich aan. Een Hamlet in de politiek verandert
die politiek echter niet vanwege een hervorming hier of daar, of door
ideologische dadendrang, maar omdat hij weigert het spel te spelen zoals
de gewoonte dicteert. Hamlet zet de twijfel die zijn eigen gemoedsrust
eeuwig bezighoudt om in een, uiteindelijk, heilzame verstoring van de
normale gang van zaken, die alle anderen confronteert met vragen die ze
anders zelf niet hadden gesteld.
*De boodschapper was de boodschap*
Het beeld dat oprijst uit /Een wonderbaarlijk politicus/Â is dat van een
politicus die zowel in grote als in kleine daden precies zo een heilzame
verstoring bracht in de normale orde der dingen. Heeft dat echter nu ook
nog betekenis?
Zodra de biografie in de golfslag van het heden komt lijkt de
commentator Smeets de biograaf steeds meer te overvleugelen. Smeets
gebruikt de gelegenheid bovendien om, met Van Mierlo achter zich, in een
epiloog zijn eigen gedachten over de Nederlandse partijpolitiek uiteen
te zetten. Geconfronteerd met wraakzuchtig politiek extremisme en een
krakende democratie is het niet vreemd dat de vraag zich opdringt wat de
erfenis van Van Mierlo is – al is het ongebruikelijk dat in te bedden
zoals Smeets dat doet. Zijn pleidooi om het idee van de Progressieve
Volkspartij weer af te stoffen is niet slecht. Maar er zijn meer
manieren te bedenken waarop het heden een Van Mierlo nodig heeft.
*De uiteindelijke erfenis van Van Mierlo is een andere, schrijft Smeets.
De boodschapper was de boodschap. Van Mierlo zette met zijn stijl de
politieke cultuur in een nietsontziend licht.*
Van Mierlo verstoorde met zijn intrede in de Nederlandse politiek de
ingesleten en vaak cynische routines van het toen gangbare politieke
leven. Smeets laat in de biografie overtuigend zien hoe Van Mierlo’s
invloed ‘atmosferisch’ was. Het klopt dat bar weinig van het programma
waarmee hij de politiek betrad werd uitgevoerd. Zijn naam is ook niet
verbonden aan een belangrijke politieke hervorming. Smeets merkt echter
op dat de uiteindelijke erfenis van Van Mierlo een andere is. De
boodschapper was de boodschap. Van Mierlo zette met zijn stijl de
politieke cultuur in een nietsontziend licht. Die erfenis laat zich
misschien niet eenvoudig kwantificeren, maar het feit dat Van Mierlo’s
naam nog altijd met eerbied wordt uitgesproken, al is er van zijn geest
in de politiek nagenoeg niets meer over, spreekt toch tot de grote
waarde ervan. Het is moeilijk om /Een wonderbaarlijk politicus/Â te lezen
en niet met pijn in het hart te denken aan de verwoesting die, met
instemming van een grote meerderheid van het parlement, tijdens het
decennium van Rutte is aangericht – en hoe de cultuur binnen politieke
partijen medeverantwoordelijk is voor die uitkomst. Van Mierlo bezat een
nagenoeg feilloos politiek instinct als het ging om de arrogantie van de
macht, en kon met vuur spuwen als hij met haar cynisme werd
geconfronteerd. Het laat zich raden hoe een politicus met zijn vermogens
het Binnenhof van nu – waar de apparatsjiks van het neoliberalisme aan
het roer staan van een overheid die haar burgers wantrouwt – de stuipen
op het lijf zou jagen.
-------------- next part --------------
An HTML attachment was scrubbed...
URL: <http://www.tuxtown.net/pipermail/d66/attachments/20210121/091746c0/attachment-0001.html>
More information about the D66
mailing list