[D66] dNBg: De ontheemde erfenis van een burgerlijk revolutionair
R.O.
juggoto at gmail.com
Thu Jan 21 14:37:40 CET 2021
https://www.nederlandseboekengids.com/20210121-daniel-boomsma/
De ontheemde erfenis van een burgerlijk revolutionair
Daniël Boomsma
*De Hans van Mierlo zoals we die ontmoeten in Hubert Smeets’ recent
verschenen biografie is zowel een exponent van de culturele omslag van
de jaren 60 als autonoom democratisch hervormer. Als geen ander bracht
Van Mierlo het partijpolitieke landschap in beweging door verfrissend
achteloos de vanzelfsprekendheid ervan te bevragen. Van die erfenis
lijkt weinig over in het D66 van 2021, schrijft Daniël Boomsma
<https://www.nederlandseboekengids.com/auteurs/#DanielBoomsma>.*
------------------------------------------------------------------------
* Abonnees lezen meer. Neem ook een abonnement
<https://www.nederlandseboekengids.com/abonnementen/>! *
------------------------------------------------------------------------
Het is een vrij gangbare stelling dat Hans van Mierlo eigenlijk geen
echte politicus zou zijn geweest, maar vooral een verdwaalde
‘cultuurmens’, een libertijnse levensgenieter die door een samenkomst
van omstandigheden en een zucht naar avontuur nu eenmaal in de politieke
arena belandde. In zijn langverwachte biografie rekent Hubert Smeets af
met die charmante maar nogal platgereden halve waarheid. Van Mierlo
mocht dan geen klassieke politieke bestuurder zijn, hij toonde zich van
begin af aan een echte /homme politique/. De politiek vormde zijn thuis,
het Binnenhof werd zijn ‘epicentrum’. /Een wonderbaarlijk politicus /is
zo op de eerste plaats een rijke politieke biografie: een scherp portret
van een burgerlijk revolutionair tegen de achtergrond van een tijd
waarmee hij tot in zijn vezels geëngageerd was.
*Sombere systeemcriticus*
<http://mindbus.go2cloud.org/aff_c?offer_id=5&aff_id=403&url=https%3A%2F%2Fwww.athenaeum.nl%2Fboek%2F9789403114217%3Futm_source%3D%7baffiliate_id%7d>Hubert
Smeets, /Een wonderbaarlijk politicus: Hans van Mierlo, 1931-2010/
<http://mindbus.go2cloud.org/aff_c?offer_id=5&aff_id=403&url=https%3A%2F%2Fwww.athenaeum.nl%2Fboek%2F9789403114217%3Futm_source%3D%7baffiliate_id%7d>
(De Bezige Bij 2021), 608 blz.
Smeets’ biografie nodigt uit de politicus Hans van Mierlo vanuit twee
perspectieven te begrijpen: aan de ene kant als exponent van de
culturele omslag van de jaren zestig en haar nasleep, aan de andere kant
als een democratische hervormer die aansluiting vond bij een veel oudere
republikeinse traditie. Smeets reserveert veel ruimte voor dat eerste
perspectief, maar miskent het tweede niet. Hij plaatst Van Mierlo stevig
in zijn tijd als ‘personificatie van het “prudent progressieve”
Nederland dat tussen 1966 en 2002 bestond’, maar geeft hem ook het
gewicht van een eigenzinnige politieke denker.
*/Een wonderbaarlijk politicus/ is een rijke politieke biografie: een
scherp portret van een burgerlijk revolutionair tegen de achtergrond van
een tijd waarmee hij tot in zijn vezels geëngageerd was.*
Het is moeilijk de fundamentele invloed van de culturele revolutie van
de sixties op Van Mierlo’s ideeën te overschatten. Laverend tussen
politieke geschiedenis van het naoorlogse Europa en Van Mierlo’s eerste
stappen als journalist bij het /Algemeen Handelsblad/ in een zinderend
Amsterdam, schetst Smeets fraai de verstrengeling van man en tijd. De
historiserende uitwijdingen zijn lang, soms veel te lang, maar meestal
verhelderend in het schetsen van het decor. Als kind van een generatie
die na de bevrijding nu ‘zichzelf wilde bevrijden’, belichaamde Van
Mierlo het ‘atmosferisch keerpunt’ dat de jaren zestig in Nederland
zouden worden. De van zijn geloof gevallen, ‘ongebonden bourgeois’ leek
het prototype van een nieuw soort ontzuilde burgerij die het anders
wilde. Tegen die achtergrond van culturele emancipatie werd Van Mierlo
politiek volwassen. In één van zijn vele schrijfschriften – Smeets put
er rijkelijk uit – omschrijft hij de opdracht die hij en
generatiegenoten voor zich zagen: ‘Er ontstond steeds meer materiële
vrijheid. Maar er was nog te weinig geestelijke vrijheid. Te veel
taboes. Te weinig tolerantie. Te veel regentendom. Er moest
gedemocratiseerd worden.’ D66 werd daarvoor zijn breekijzer, hijzelf de
charismatische aanvoerder die bij de Tweede Kamerverkiezingen in 1967
maar liefst zeven zetels wist binnen te slepen.
------------------------------------------------------------------------
<https://www.nederlandseboekengids.com/20210121-thijs-kleinpaste/> /Als
Hans van Mierlo al een politiek leider was, dan een volstrekt
a-typische, schrijft *Thijs Kleinpaste*. Ogenschijnlijk weinig
geïnteresseerd in de eigen partijbelangen, was de D66-leider meer
toe/beschouwer dan deelnemer van het politieke spel dat hij zo scherp
overzag <https://www.nederlandseboekengids.com/20210121-thijs-kleinpaste/>./
------------------------------------------------------------------------
Van Mierlo en zijn partij waren het product van een /culturele
/omwenteling, maar zochten die democratisering met name in het
/politieke/ domein. In zakelijke programma’s stelde D66 een directere,
meer republikeinse democratie voor om het uitgeholde verzuilde systeem
te vervangen waar de burger zo massaal van was weggelopen. Dat betekende
meer directe inspraak en het loswrikken van wat Van Mierlo later de
‘dodelijke omhelzing’ noemde tussen volksvertegenwoordiging en
uitvoerende macht. Bovendien moest er een einde worden gemaakt aan het
paternalistische formatieproces dat de machtsvorming delegeerde aan de
kopstukken van de politieke partijen. Dat pleidooi was destijds een
kleine staatkundige revolutie. Van Mierlo zelf – ooit geen
onverdienstelijk toneelspeler – noemde het met gevoel voor drama een
‘ontploffingstheorie’: met de hervormingen zou de gevestigde
partijpolitiek op de helling komen te staan.
*Er moest een einde worden gemaakt aan het paternalistische
formatieproces dat de machtsvorming delegeerde aan de kopstukken van de
politieke partijen. Van Mierlo zelf noemde het met gevoel voor drama een
‘ontploffingstheorie’.*
Tegelijkertijd zou de Nederlandse politiek, geïnspireerd op het
Angelsaksische model en gevoed door de vermeende uitholling van oude
ideologische hoofdstromen, langs een nieuwe antithese tussen progressief
en conservatief moeten gaan functioneren. Van Mierlo trok vooral met de
Partij van de Arbeid van Joop den Uyl op. Dat was geen toeval. Niet
alleen onderschreef hij als ‘Verlichte sociaal-democraat’ (Smeets) de
strijd van die politieke traditie voor verheffing en tegen ongelijkheid,
ook kon hij het goed vinden met de intellectueel geïnteresseerde Den
Uyl. Die vond het op zijn beurt doodzonde dat D66 als
vernieuwingsbeweging niet binnen zijn eigen partij was ontstaan. Toen
links begin jaren zeventig de wind in de rug had, vonden de twee elkaar
enige tijd in de overtuiging dat er een Progressieve Volkspartij moest
komen.
*Een afschuwelijke ontwikkeling naar beroepsregeerderij*
In zijn veertig jaar lange politieke carrière bleef democratische en
partijpolitieke vernieuwing Van Mierlo’s idee-fixe – in de beginjaren
tot zijn vertrek in 1973, en bij zijn terugkeer als partijleider in 1986
tot zijn afscheid in 1998. Maar hoezeer hij in dat streven ook een
weerspiegeling was van de culturele omslag van de jaren zestig, het zou
kortzichtig zijn hem daartoe te beperken. Smeets ziet dat goed. Als Van
Mierlo dacht, dacht hij historisch. Hij wist dat democratisering ouder
is dan de jaren zestig. Hij wist ook dat veranderingen in de verhouding
macht-subject taaie historische processen zijn. Via Montesquieu’s /Over
de geest van de wetten /en andere klassieke teksten die hij voor
voordrachten gebruikte, vormde hij zijn ideeën over de verbanden die
macht, maatschappij en burger bij elkaar (moeten) houden. De
geschiedenis voedde Van Mierlo niet met optimisme. Smeets benadrukt het
meermaals: het vooruitgangsdenken van de jaren zestig was niet aan hem
besteed. Karakterologisch had Van Mierlo al een hang naar
zwaarmoedigheid, maar ook ideologisch bestond zijn grote drijfveer om de
democratie op de schop te nemen in de kern uit ‘een cerebrale angst dat
het systeem schipbreuk lijdt als er niets gebeurt en dat het leed dan
niet te overzien is’.
*Van Mierlo voorzag een ‘afschuwelijke ontwikkeling naar
beroepsregeerderij’, een vrijwel lege democratische ruimte bevolkt door
‘deskundigen, nederige dienaren van hun vakkennis’.*
Misschien wel het meest uitgesproken werd dat naar pessimisme neigende
gesomber in een speech die hij hield voor het partijcongres in Leiden op
14 september 1968. Met een bezoek aan de Democratische Partij in de
Verenigde Staten achter de rug en de studentenopstanden in Parijs vers
in het geheugen waarschuwde Van Mierlo voor een ‘steeds hogere en steeds
ondoordringbaarder muur tussen machthebbers aan de ene kant en de gewone
mensen aan de andere’. Hij voorzag een ‘afschuwelijke ontwikkeling naar
beroepsregeerderij’, een vrijwel lege democratische ruimte bevolkt door
‘deskundigen, nederige dienaren van hun vakkennis’. In de westerse
kapitalistische samenlevingen emancipeerde de consument, maar
verloederde de burger. Waar de macht na de Franse Revolutie bij de
absolute vorsten werd weggehaald, en in de negentiende eeuw steeds
dichter bij de burger kwam, dreigde ze in de twintigste eeuw aan zicht
en invloed van mensen te worden onttrokken. Er moest dus een revolutie
worden gemaakt voordat die uitbrak – een paradox van een burgerlijk
revolutionair die zichzelf nooit zo zou hebben genoemd.
Het zwartste scenario is vooralsnog overdreven gebleken, maar de zorgen
zijn er niet minder op geworden. Het maakt Van Mierlo als democratisch
denker ook zo hedendaags – hij was meer dan het adagium ‘één stem op de
macht en één op de controle’, meer dan het begrip ‘tegenmacht’. Zijn
grote bron van zorg was de ‘veroudering en versletenheid’ van de
westerse vertegenwoordigende systemen, de ‘demos’ die de democratische
ruimte had verlaten en het gebrek aan zelfreinigend vermogen van de
macht. Die stellingen hebben ook nu nog iets profetisch. Smeets heeft
natuurlijk gelijk: de wereld ziet er heel anders uit dan toen Van Mierlo
de politieke arena instapte. Maar al historiserend relativeert hij de
evidente continuïteit misschien te veel. De beschouwingen die de
‘midlifecrisis’ van de democratie in de westerse wereld uitroepen zijn
niet aan te slepen. Analyses van hedendaagse intellectuelen over
virulent populistisch nationalisme, technocratische elites en een dalend
vertrouwen in de politiek delen een elementaire zorg over een systeem
dat zo oud nog niet is. Ondertussen is de leegloop van de bastions die
politieke partijen heten doorgegaan en ligt in Nederland,
kleinburgerlijk als dat mag klinken, het zoveelste kritische
staatsrapport over het parlementair stelsel op de plank. Het had Van
Mierlo allemaal niet vrolijker gestemd.
*Een partij die eerst en vooral wil regeren*
Van Mierlo heeft weinig aan de malaise kunnen doen. Ook Smeets kan niet
aan die conclusie ontkomen. Alhoewel hij wel degelijk in staat was op
cruciale momenten machtspolitiek te bedrijven – nog een mythe die Smeets
doorprikt – voor harde materiële veranderingen in de structuur van de
democratie en substantiële partijpolitieke vernieuwing bleek het
onvoldoende. Misschien omdat Nederland in wezen een geweldig behoudend
land is. Tegelijkertijd somt Smeets nuchter de verdiensten op: zonder
Van Mierlo geen PvdA-premiers Den Uyl en Kok, beiden aanvoerders van
uitzonderlijke kabinetten. En zonder Van Mierlo ook niet dezelfde
veranderingen in de democratische cultuur.
*Nu, ruim twintig jaar na zijn vertrek uit de politiek, heeft de revolte
tegen ‘het bestel’ een onnatuurlijke bedding gekregen in de
cultuurstrijd van radicaal-rechts. Daar is het geen onderdeel van het
streven naar een betere democratie, maar een dekmantel voor een
wraakzuchtige afrekening met de ‘vijanden van het volk’. Van Mierlo’s
erfenis ligt er ondertussen ontheemd bij.*
Het is tragisch dat de grootste naoorlogse politieke vernieuwing waar
Van Mierlo /wel /een bepalende rol in speelde, de totstandkoming van
Paars, eindigde met de opkomst van een soort contrarevolutie in
cultureel-identitaire vorm die Smeets vergelijkt met Van Mierlo’s eigen
Haagse entree. Toen Pim Fortuyn in 2002 genadeloos afrekende met Paars
deed hij dat ook als outsider met de belofte ‘het vastgeroeste
Nederland’ vlot te trekken. Toch nog de ontploffing! Niet voor niets
noemde Fortuyn Van Mierlo, die volgens Smeets weer ‘verdomd weinig’ van
Fortuyns opkomst begreep, zijn ‘verre voorganger’. Smeets voegt daar
snel en terecht aan toe dat de vergelijking verder mank gaat. Van Mierlo
probeerde de stem te zijn van veranderingsgezinde kiezers, waar Fortuyn
de ‘tolk’ werd van verweesde burgers die zich achtergelaten voelden.
Fortuyn was bovendien een overtuigd meerderheidspopulist, Van Mierlo
koos ondubbelzinnig voor het parlementarisme.
Nu, ruim twintig jaar na zijn vertrek uit de politiek, heeft de revolte
tegen ‘het bestel’ een onnatuurlijke bedding gekregen in de
cultuurstrijd van radicaal-rechts. Daar is het geen onderdeel van het
streven naar een betere democratie, maar een dekmantel voor een
wraakzuchtige afrekening met de ‘vijanden van het volk’. Van Mierlo’s
erfenis ligt er ondertussen ontheemd bij. Dat heeft niet alleen te maken
met het bovenstaande en de revolte tegen de emancipatie-idealen van de
jaren zestig. Het komt voor een belangrijk deel /ook /omdat D66 na zijn
vertrek als politiek leider alles werd wat hij zelf nooit had gewild. Zo
ziet Smeets het en zijn oordeel is vrij vernietigend.
Twee momenten springen in het oog. Enerzijds het jaar 1998, toen D66 op
een partijcongres voor het eerst de ideologische aanduiding
‘sociaal-liberaal’ aannam om haar plek in het bestel duidelijker te
markeren. Daar werden de eerste stappen gezet richting ‘de verbouwing
van een beweging die het bestel wil vernieuwen naar een partij die eerst
en vooral wil regeren’. Anderzijds is er de periode vanaf 2006, waarin
de nieuwe partijleider Alexander Pechtold na het knap afwenden van een
electoraal levenseinde de historische amputatie voltooide. ‘De partij
ondergaat een metamorfose’ en wordt ‘onherkenbaar voor haar oprichter’,
die ook afstand neemt.
*Het huis van de macht grondig verbouwen*
Het is wonderlijk dat die metamorfose door de partij /zelf /niet als
zodanig wordt ervaren. Na 2006 bekeerde D66 zich tot afgemeten,
gedisciplineerde partijpolitiek in klassieke vorm en begon zij het soort
politici af te leveren dat een hoogst gekwalificeerd en tegelijkertijd
ook bloedeloos professionalisme ging belijden. Het nieuwe partijkader
verhief vervolgens de deskundigheid tot ideologie. Maar belangrijker is
dat het idee van de middenpartij D66 zich wortelde*. *Die keuze was niet
zozeer ideologisch gemotiveerd als wel het logische gevolg van een op
regeringsmacht gerichte koers. Het is ook niet zozeer een politieke
positie en meer een methode die links en rechts beurtelings in het spel
van de redelijkheid tegenover elkaar uit tracht te spelen. Vintage CDA,
en daarom alleen al een verloochening van de doorbraakmissie die Van
Mierlo voor zich zag. De speciale band met de PvdA werd bovendien
doorgeknipt – een kleine electorale herschikking met centrumrechts als
winnaar.
*Het oorspronkelijke D66 wilde het huis van de macht – naar een
formulering van Van Mierlo zelf – grondig verbouwen. Het D66 van nu
accepteert haar architectuur en indeling, en wil het met zoveel mogelijk
partijvertegenwoordigers vullen.*
Van het streven naar democratisering en partijvernieuwing bleef
vanzelfsprekend weinig over. Een politiek van democratisering gedijt
alleen op plekken waar macht fundamenteel wordt bevraagd en ideologisch
op armlengte afstand blijft. Een agenda van partijpolitieke vernieuwing
kan alleen bestaan waar de eigen electorale positie wordt gerelativeerd.
Van Mierlo zelf had al vanaf de jaren tachtig te maken met een
fundamenteel andere politieke context. Hij liet zich misschien ook te
veel door de bestaande politiek tegen de borst drukken. Maar de portee
van zijn eigen democratische kritiek bleef dezelfde. Na 2006 veranderde
het karakter van zijn partij veel ingrijpender. Het oorspronkelijke D66
wilde het huis van de macht – naar een formulering van Van Mierlo zelf –
grondig verbouwen. Het D66 van nu accepteert haar architectuur en
indeling, en wil het met zoveel mogelijk partijvertegenwoordigers vullen.
Smeets’ analyse van die werdegang is niet verrassend. Op sommige punten
gaat hij ook te snel. De keuze voor de aanduiding sociaal-liberaal was
niet zo vernieuwend als hij suggereert, al merkt Smeets terloops terecht
op dat het in de eerste partijprogramma’s veel meer gemeen had met het
‘klassieke sociaaldemocratische gelijkheidsideaal’ dan de ‘liberale
vrijheid-blijheid-moraal’. Bovendien hadden er in de decennia daarvoor
al geregeld grondslagendiscussies plaatsgevonden, hoezeer dat vaak ook
bleef bij een schermen met woorden. Al bij de oprichting klonken er
gezaghebbende stemmen die D66 beschouwden als ‘sociaal-liberaal’ of een
voortzetting van de vooroorlogse Vrijzinnig-Democratische Bond. Het is
koppig te noemen dat Van Mierlo ondanks zijn historische blik zelf niets
moest weten van die evidente parallellen in de geschiedenis.
*Van Mierlo’s biografie verschijnt op een moment dat zijn eigen partij
zijn sarcofaag inmiddels in de diepste grafkamer heeft binnengedragen.*
Verder valt er weinig af te dingen op de stelling van Smeets. Zo
verschijnt Van Mierlo’s biografie op een moment dat zijn eigen partij
zijn sarcofaag inmiddels in de diepste grafkamer heeft binnengedragen.
Weggestopt in de partijprogramma’s zijn nog wel een aantal democratische
‘kroonjuwelen’ te vinden/. /Maar iedereen met een nuchtere blik ziet dat
de voedingsbodem ervan is verdwenen. Bovendien zit de nieuwe achterban
helemaal niet te wachten op vernieuwing van de democratie. Uit onderzoek
van /Vrij Nederland/ en /Nieuwsuur/ twee jaar geleden bleek dat nog maar
6% van de D66-kiezers er warm voor loopt. Het totale ongemak met Van
Mierlo’s erfenis wordt het meest zichtbaar op zijn sterfdag. Dan blijkt
dat daar bij zijn partij weinig meer van over is dan goedbedoelde maar
nietszeggende anekdotiek.
*Bijna Thorbeckiaans*
Smeets verbergt zijn waardering voor Van Mierlo niet, maar dicht hem in
zijn slothoofdstuk vooral ‘symbolische macht’ toe. Dat klinkt kariger
dan bedoeld. Als dominante publieke persoonlijkheid trad hij met het
door hem zo geliefde gesproken woord op als democratisch geweten. Dat is
wat na lezing van /Een wonderbaarlijk politicus /sterk resoneert. Van
Mierlo blijft overeind als democraat in ‘bijna Thorbeckiaanse zin’, die
weliswaar geen grondwet op zijn naam heeft staan, maar zich /wel/ op
vergelijkbare wijze bleef uitspreken voor een zuiverder democratie, een
sterker parlement en een volwaardiger vorm van burgerschap te midden van
de ruïnes van het oude zuilenbestel. Dat Van Mierlo naarmate hij ouder
werd niet altijd kon ontsnappen aan zijn oude referentiekader, vergeeft
Smeets hem.
*Inmiddels hangt er een soort matheid van richtingsgebrek over de
progressieve politiek in Nederland. Wie hard oordeelt zou kunnen zeggen
dat er in Nederland al twintig jaar geen echte progressieve politiek
meer /bestaat/.*
Maar er is meer dan symbolische macht. Van Mierlo bracht als geen ander
het partijpolitieke landschap in beweging door verfrissend achteloos de
vanzelfsprekendheid ervan te bevragen. Hij had een broertje dood aan
vlijtig politiekje bedrijven, alsof een partij tot in lengte van dagen
zou moeten bestaan – duurzaam, herkenbaar en overbodig. Zeker waar het
D66 betrof vond hij dat een gruwel. Hij geloofde in het idee van een
partij als vehikel, die periodiek haar bestaansrecht bevraagt. Inmiddels
hangt er een soort matheid van richtingsgebrek over de progressieve
politiek in Nederland. Wie hard oordeelt zou kunnen zeggen dat er in
Nederland al twintig jaar geen echte progressieve politiek meer
/bestaat/. Hoelang houdt die stagnatie nog stand?
Hoe dan ook, tien jaar na zijn overlijden heeft Hans van Mierlo de
biografie die hij verdient. Dat is te danken aan de historische
degelijkheid en journalistieke brille van Smeets. Hij zet hem niet op
een voetstuk en benoemt zijn tekortkomingen, zijn voor sommigen
ergerniswekkende ‘ingebakken ambivalentie’, zijn neiging zich in clubjes
van getrouwen af te zonderen, of zijn gebrek aan wil tot macht. Maar hij
relativeert zijn plek als één van de grote, bepalende politieke figuren
in de Nederlandse parlementaire geschiedenis van de twintigste eeuw
allerminst.
-------------- next part --------------
An HTML attachment was scrubbed...
URL: <http://www.tuxtown.net/pipermail/d66/attachments/20210121/0e14ee16/attachment-0001.html>
More information about the D66
mailing list