[D66] Leesfragment: De haat tegen de democratie
A.O.
jugg at ziggo.nl
Sat Mar 4 07:48:35 CET 2017
http://tbr.nl/api/athenaeum/book/cover?authortitle=jacques-ranciere/haat-tegen-de-democratie--9789490334154&p=covers/onix_9789/490/334/onix_9789490334154.jpg
On 04-03-17 07:15, A.O. wrote:
> (De democratische idee als anarchistische macht in de betekenis van
> Rancière. Democratie als onmogelijke voorwaarde van de politiek. Komt
> het ooit nog goed met de massademocratie? Trump en Erdogan bewijzen het
> tegendeel. De massademocratie is failliet, leve de democratie? Wie te
> veel nadenkt over het schandaal democratie raakt vanzelf verstrikt in
> paradoxen...)
>
> http://anarchiststudies.mayfirst.org/node/261
> "Jacques Rancière’s political writings have become essential reading for
> those wanting to extend contemporary political antiauthoritarian
> thought. Although his major political works, especially Disagreement,
> were published in the 1990’s, he has recently written a text that
> addresses contemporary political issues in an anarchist way. In fact,
> Rancière is the only major thinker in recent French thought who is
> willing to embrace the term anarchist. “Democracy,” he writes in Hatred
> of Democracy, “first of all means this: anarchic ‘government,’ one based
> on nothing other than the absence of every title to govern” ( 41).
>
> Democracy, Rancière writes, especially in Europe, seems to the elites to
> be threatened from two sides. First, it is threatened by a certain
> totalitarianism (whether the earlier Stalinist kind or the later
> religious fundamentalist kind). Second, it is threatened internally, by
> “democratic society,” which is co-extensive with individualist
> consumerism. “Democratic life” seems to contain a double bind. Either it
> is the anarchic participation of everyone in public life or rampant
> consumer individualism. Democracy, in a word, is threatened by the
> demos. They do not have the skills to participate in public life, and,
> relatedly, left to their own devices, they are about nothing more than
> personal consumption. The underlying idea is that individualism is good
> for the elites, who are capable of it, but not for the rest of us, who
> are driven only by endless needs.
>
> How to explain, if democracy is passé, that the same criticisms are
> leveled against it now that were by Plato? In fact, the issue is not
> consumerism but politics. When Plato discusses the seven titles to
> occupy social positions in the Laws, the seventh one is “beloved of the
> gods.” This is, in effect, a matter of chance. Anyone can be beloved of
> the gods. This is democracy, that anarchy in which the right to govern
> is founded on the absence of any right to govern. Democracy is indeed a
> rupture with the order of filiation, but not in the name of unlimited
> consumption: rather, it is in the name of heterotopic governance,
> governance by divine chance, by lottery. If like must govern unlike, and
> each must govern all, that implies that there must be something more, a
> supplement, common to each who governs. It is the anarchic title of
> those who have no title. Politics is the foundation of the power to
> govern on the basis of an absence of foundation.
>
> The scandal of democracy has always been that there is no principle
> justifying the actions of governments on the basis of human
> collectivity. “The term democracy, then, does not strictly speaking
> designate either a form of society or a form of government” (52). All
> societies are in essence oligarchical. Representational government is
> simply another form of oligarchy, designating certain people as entitled
> to rule others in the name of those others. Against this, democracy,
> Rancière argues, far from being a form of privatization of the kind
> bemoaned by those who criticize consumer society, is exactly the
> opposite: the attempt to expand the public realm. Historically, this has
> meant two things: to extend equality to marginalized subjects and to
> extend the public character to spaces thought the private domain of the
> rich. Democracy always involves a reconfiguration of the boundaries of
> the private and public, the universal and particular. It is precisely
> the role of governments to turn the democratic struggle to expand the
> public realm, the realm in which all participate, back into a private
> realm. They do this in part through an attempt to pacify people, and
> this pacification in turn is then used as a justification for not
> trusting people to participate in the public creation of their lives."
>
> +++
>
> https://www.athenaeum.nl/leesfragmenten/2017/de-haat-tegen-de-democratie/
>
> Leesfragment: De haat tegen de democratie
> 02 maart 2017 , door Jacques Rancière
>
>
> 14 maart verschijnt Jacques Rancières De haat tegen de democratie (La
> Haine de la démocratie, vertaald door Walter van der Star). Wij
> publiceren het nieuwe voorwoord bij de Nederlandse uitgave van Rancière
> voor.
>
>
> Voorwoord bij de Nederlandse uitgave
>
> Wellicht is het nuttig om te herinneren aan de omstandigheden waarin dit
> boek in 2005 in Frankrijk werd geschreven en gepubliceerd. Ik heb
> destijds geprobeerd de redenen te analyseren van een schijnbare
> tegenstrijdigheid. Op hetzelfde moment dat het Amerikaanse imperium
> militaire operaties uitvoerde met de bedoeling democratie naar de volken
> van het Midden-Oosten te brengen, was men in het kapitalistische Westen,
> in het hart van de landen die zich democratieën noemen, en in Frankrijk
> in het bijzonder, getuige van de opkomst van een virulente kritiek op de
> democratie zelf. Filosofen, sociologen, journalisten en polemici van
> allerlei slag waarschuwden dat de in onze contreien veelgeprezen
> democratie niets anders is dan de heerschappij van de massa – met andere
> woorden, van consumerende individuen –, dat de mensenrechten die
> gisteren nog stonden tegenover de willekeur van zogenaamd totalitaire
> regimes niets anders waren dan de rechten van die individuen op het
> consumeren van alle mogelijke producten en levensstijlen, en dat de
> grote antiautoritaire bewegingen uit de jaren 1960 en 1970 slechts een
> uitdrukking waren van het verlangen van jonge burgers om ongeremd te
> genieten. Het belangrijkste gevolg daarvan was dan ook de vernietiging
> van traditionele vormen van gezag in het onderwijs, het gezin en de
> kerk, die tot dan toe grotendeels hadden weten te verhinderen dat de
> markt in alle vormen van sociale en menselijke verhoudingen kon
> doordringen.
> Deze kritieken schetsten allemaal hetzelfde profiel van het
> democratische individu: een onmogelijk profiel dat samengesteld was uit
> kenmerken van de naïeve egalitaire militant, de cynische, hedonistische
> jonge manager en de gewelddadige jonge barbaar uit de voorsteden, het
> kind van immigranten zonder kennis van onze universele waarden dat
> verlangt naar de genoegens die de televisie hem voorspiegelt. Democratie
> werd daarmee gekarakteriseerd als een heerschappij van losgeslagen
> individuen in een roes van gelijkheid, een heerschappij die de mensheid
> bedreigde met een totalitaire catastrofe die heel wat radicaler zou
> uitpakken dan alle andere. Om deze catastrofe het hoofd te bieden,
> riepen al deze verhandelingen op tot herstel van de republikeinse
> waarden: de universele seculiere wet die voor iedereen gelijk is, het
> gezag van meesters en de hiërarchische verhoudingen in het onderwijs die
> kunnen bijdragen aan de heropvoeding van de jonge barbaren, en het
> gevoel van transcendentie dat als enige paal en perk kan stellen aan de
> egalitaire waanzin.
> Het was ongetwijfeld gemakkelijk geweest om de valse schijn van deze
> zogenaamde kritiek aan de kaak te stellen: nadat ze de democratie
> simpelweg gelijkgesteld had met de kapitalistische heerschappij van de
> markt, richtte ze haar pijlen niet op de financiële en staatsmachten die
> aan de basis stonden van de kapitalistische dominantie, maar op twee
> zeer specifieke categorieën: de jongeren uit de voorsteden die het minst
> te consumeren hadden en de egalitaire actievoerders die feitelijk
> streden tegen de macht van de markt. Wat onverhuld in deze schijnkritiek
> tot uitdrukking kwam, was de onversneden haat tegen gelijkheid, een haat
> waarmee een bepaalde intelligentsia op haar eigen wijze meeging met de
> groeiende ongelijkheid, de alsmaar uitdijende macht van de oligarchieën
> van de financiële wereld en de staat en de verbanning van steeds grotere
> delen van de bevolking naar de marge van de samenleving. In plaats van
> simpelweg de hypocrisie van dit discours aan de kaak te stellen, leek
> het mij belangrijk om serieus in te gaan op de haat die het propageerde
> en de genealogie ervan te traceren. Het ging mij er niet om dergelijke
> uitwassen te weerspreken door de loftrompet te steken over de goede
> kanten van de democratie die, zoals een bekende formule ons verzekert,
> de slechtste regeringsvorm is, op alle andere na. Ik wilde aantonen dat
> als men haar in haar volle radicaliteit beziet, democratie helemaal geen
> regime is, geen regeringsvorm als alle andere maar een atypische en
> ontegenzeggelijk schandalige vorm in de ogen van iedereen die de
> regeringspraktijk wil baseren op de uitoefening van een specifieke
> competentie of eigenschap, waaraan een aparte klasse mensen de
> bevoegdheid ontleent om over anderen te regeren.
> Het is geen toeval dat in het postmoderne tijdperk de kritiek op de
> democratie teruggreep op stereotypen van het genotzuchtige en naar
> gelijkheid hongerende democratische individu, die al in het achtste boek
> van Plato’s Staat opdoken. Bij Plato was de parodistische ‘sociologie’
> die de democratische mens als een zorgeloze levensgenieter afschilderde,
> een middel om het veel dieperliggende schandaal te bezweren dat vervat
> is in de idee van een macht van de demos, dat wil zeggen van een macht
> van degenen die geen enkel superieur kenmerk hebben, die geen enkele
> superieure kwaliteit bezitten die hen geschikt zou maken voor het
> uitoefenen van de macht. De macht is ‘normaliter’ gevestigd op de idee
> van dissymmetrie: sommigen bezitten een eigenschap – leeftijd, adellijke
> titel, rijkdom, kennis of goddelijke uitverkorenheid – die hen
> voorbeschikt om degenen aan te voeren die deze eigenschap niet bezitten.
> De democratische macht veegt al deze ‘normale’ criteria echter van
> tafel. Ze is, in de strikte betekenis van het woord, een anarchistische
> macht, een macht die geen bewijs van superioriteit inhoudt en die zelfs
> principieel elke legitimatie afwijst die de machtsuitoefening baseert op
> de bevoegdheid om haar uit te oefenen. Dit paradoxale criterium is
> niettemin het enige dat een werkelijk politieke gemeenschap in het leven
> roept, een gemeenschap die zich onderscheidt van de verbanden die door
> de machten van afkomst, rijkdom of kennis worden georganiseerd: een
> gemeenschap die iets anders is dan een stam, een onderneming, een kerk
> of een school.
> Democratie blijkt dus de onmogelijke voorwaarde of het onvoorstelbare
> van de politiek te zijn. Het leek me noodzakelijk om dat schandaal of
> die onmogelijkheid weer in het middelpunt van het denken over democratie
> te plaatsen. Enerzijds is ze altijd al afgewezen door degenen die menen
> te beschikken over de kwaliteit om te regeren, een kwaliteit die door
> dezelfde democratie nietig is verklaard. Deze afwijzing heeft vaak de
> gedaante aangenomen van een travestie: men heeft haar uitoefening willen
> vangen in het keurslijf van regels van het vertegenwoordigende systeem
> waarmee het volk zijn macht aan de elites overdraagt of de democratische
> anarchie willen beteugelen door het volk een degelijke republikeinse
> opvoeding te bieden. Anderzijds heeft democratie nooit de vorm
> aangenomen van een stabiel regime dat de belichaming zou zijn van de
> macht van het volk. Men kan natuurlijk democratische vormen van
> machtsverdeling aanwijzen: loting, korte en niet hernieuwbare
> ambtstermijnen, permanente controle door volksvertegenwoordigers. Feit
> is wel dat deze vormen tegenwoordig in geen enkel zogenaamd democratisch
> land in gebruik zijn. Als democratie daar al bestaat, is dat als
> nevenverschijnsel, door toedoen van bewegingen, tijdsindelingen en
> instituties die zich op afstand van de staatsmacht bevinden. Dit is niet
> simpelweg een uitdrukking van de afstand die bestaat tussen empirische
> werkelijkheid en principes. Democratie is namelijk in principe het
> concept van een egalitaire macht van het volk, dat niet te herleiden is
> tot de regels van het functioneren van de staat en evenmin tot sociale
> verdelingen van aandelen en rollen. Ik heb voorgesteld om dit concept
> het aandeel van de niet deelhebbenden te noemen. Maar ook dan moet
> duidelijk zijn wat het exces inhoudt: het probleem is niet, zoals het
> evangelie van de media ons dag in dag uit voorkauwt, dat het volk zich
> niet of niet langer zou herkennen in de macht van vertegenwoordigers die
> het heeft benoemd en door wie het verraden is. Men hoeft dus niet te
> zoeken naar betere manieren om het te vertegenwoordigen. Het veel
> dieperliggende probleem is dat ‘het volk’ niet bestaat. Er is geen
> sprake van het volk, van dat grote populaire lichaam dat door mensen of
> instituties zou moeten worden vertegenwoordigd of belichaamd. Er zijn
> slechts ‘volken’, dat wil zeggen uiteenlopende vormen van het volk die
> het product zijn van instituties, reglementen, handelwijzen, praktijken
> en representaties. Deze dragen stuk voor stuk bij aan het construeren
> van een bepaald type volk door gemeenschapsvormen op te bouwen: manieren
> om lichamen, situaties, handelingen, woorden, beelden en verhalen in
> zowel materiële als symbolische ruimtes en tijden bijeen te brengen. Het
> vertegenwoordigde volk is simpelweg het volk dat door het
> vertegenwoordigende systeem is geconstrueerd. En de democratie op haar
> beurt is niet de macht van het volk die door een staat belichaamd wordt.
> Ze is een manier van handelen die een bepaalde vorm van het volk
> construeert, naast en tegenover andere volken: een gemeenschap die een
> vermogen tot denken en handelen ontplooit dat om het even wie kan
> ontwikkelen. Dit is geen abstract volk waarvan aangenomen kan worden dat
> het van nature goed is, maar een volk van mannen en vrouwen zonder
> bijzondere eigenschappen die proberen een non-hiërarchische gemeenschap
> te vormen en daarmee uiting geven aan de macht van de naamlozen als
> zodanig.
> Op basis van dit verschil kan men inzicht krijgen in de uiteenlopende
> verschijnselen die van invloed zijn geweest op de zogenaamd
> democratische wereld sinds dit boek is verschenen: bewegingen als Occupy
> en de Indignados, de groei van extreemrechtse partijen in landen die de
> meeste ruimte boden aan diversiteit en repressieve politieke maatregelen
> in landen die het meest gewicht hechten aan de mensenrechten, het
> sluiten van de grenzen voor migranten en vluchtelingen. De heersende
> opinie heeft die verschijnselen maar al te graag opgevat als een ‘crisis
> van de democratie’ of een bewijs van haar beperkingen. De situatie in
> Europa en de westerse wereld getuigt echter eerder van een crisis van
> het functioneren van de oligarchische heerschappij en haar
> vertegenwoordigende vorm. Enerzijds wordt die laatste door nieuwe
> democratische bewegingen bedreigd, anderzijds wordt hij gedestabiliseerd
> door de opkomst van allerlei identitaire en xenofobe volken die onder de
> makkelijke en dubbelzinnige noemer populisme worden samengebracht.
> Het eerste verschijnsel is de opkomst van de beweging van de Indignados
> en van Occupy, die delen van de publieke ruimte bezetten en veranderden
> in een politieke ruimte en die een volk hebben geconstrueerd dat
> losstond van zowel het volk dat door de staat is ingekapseld als de
> bevolking die zich onder normale omstandigheden door die ruimtes
> beweegt. We herinneren ons nog wat de Madrileense Indignados zeiden
> tegen de volksvertegenwoordigers in de aanloop naar de verkiezingen:
> ‘Jullie vertegenwoordigen ons niet.’ Dit moet niet opgevat worden als
> een verwijt van het volk aan degenen die niet voor zijn belangen
> opkomen, maar als verklaring van een volk dat zich onderscheidt van
> zowel het volk dat door het vertegenwoordigende systeem wordt
> geconstrueerd als het militante volk dat gewoonlijk voor hen in de bres
> springt. Het is die dubbele exterioriteit die zich in een fundamenteel
> besluit van Occupy Wall Street openbaarde: het besluit om tenten op te
> slaan en een volksvergadering te vormen in plaats van een protestmars te
> organiseren. Veelbetekenend is dat de volksvergadering die synoniem is
> met gemeenschap werd gekoppeld aan de tent als synoniem van een
> opstelling op afstand. Veelbetekenend is ook dat het op de pleinen
> verzamelde collectief zich enerzijds vereenzelvigde met een identiteit
> die bepaald werd door een simpele afwijzende houding (de Indignados) en
> anderzijds met een imaginair aantal, de 99%, dat niet staat voor het
> aantal mensen dat vertegenwoordigd werd door de verzameling op Liberty
> Plaza, maar voor een volk in wording van degenen die zich niet willen
> onderwerpen aan de wereldorde van de 1%. Deze bewegingen hebben geen
> navolging gekregen of slechts ambivalente opvolgers die alle
> verworvenheden weer in het electorale spel hebben ingezet. Maar net als
> hun successen stellen hun beperkingen ons in staat na te denken over de
> natuur van de democratie als een systeem van vormen van handelen en van
> instituties die autonoom zijn ten opzichte van de staatsmacht.
> Dat geldt niet voor de vermeende crisis van de democratie die samengevat
> wordt met de dubbelzinnige betekenaar ‘populisme’. Als we de
> substantialistische opvatting over het volk moeten geloven, is het de
> uitdrukking van diepe sentimenten onder die lagen van de bevolking die
> door ‘de’ crisis zijn getroffen en die daarop reageren met een dubbele
> afwijzing: een afwijzing van de elites die hen in de steek zouden hebben
> gelaten en van de vreemdelingen die tegelijkertijd hun werk- en
> levensomstandigheden en hun collectieve identiteit bedreigen. Wat we
> hier zien is een opleving van de cynische meningen van wijze lieden die
> ons eraan herinneren dat het ‘goede volk’ slechts een groot onwetend en
> haatdragend dier is en dat ‘het de democratie is die Hitler aan de macht
> heeft gebracht’. Maar het ‘volk’ dat bijna overal op extreemrechtse
> partijen stemt, is niet een volk dat in opstand komt tegen het
> vertegenwoordigende systeem. Het is een volk dat door dit systeem is
> gevormd, een volk van kiezers gevormd door de dubbele drijfveer van het
> vertegenwoordigende systeem: enerzijds zorgt dat laatste ervoor dat een
> kleine minderheid van rechtse of linkse politici, die dezelfde politiek
> bedrijven, de macht naar zich toe kan trekken; anderzijds bepaalt het
> vertegenwoordigende systeem indirect welke plaats de krachten die
> verkondigen dat zij buiten dit gereguleerde systeem van machtsverdeling
> staan zullen innemen. Het is tevens een volk waarvan het racistische en
> xenofobe discours is gevormd door de besluiten van de oligarchen en de
> legitimaties van de intellectuele klasse. Het Franse voorbeeld is wat
> dat betreft bijzonder verhelderend. De instemming van de kiezer met het
> extreemrechtse discours werd in de hand gewerkt door de inspanningen van
> regeerders en wetgevers die onvermoeibaar wetten uitvaardigden: wetten
> tegen illegalen die niet zozeer bestemd waren voor praktisch gebruik als
> wel voor het scheppen van het beeld van de gevaarlijke indringer, en
> seculiere wetten die niet zozeer bestemd waren om praktische
> integratievraagstukken op te lossen als wel een hele bevolkingsgroep te
> stigmatiseren door te stellen dat haar gebruiken en zelfs haar kleding
> onverenigbaar zijn met de nationale waarden. En de nieuwste argumenten
> van extreemrechts werden aangedragen door campagnes van intellectuelen
> die het ‘communautarisme’ stigmatiseren in naam van het republikeinse
> universalisme. Hoewel de identitaire reacties van een bevolkingsgroep
> die zich tegenover de ander als een angstig en vijandig dier gedraagt
> door de heersende opinie worden veroordeeld, moet ook worden vastgesteld
> dat er vormen van staatsbeleid en intellectuele constructies zijn
> ontwikkeld die geheel en al in dienst staan van de oligarchie en die
> geheel en al geïnspireerd zijn door de haat tegen gelijkheid. Het
> gezicht van het aldus geconstrueerde volk werd ons voorgehouden door
> Iraanse migranten in de jungle van Calais die, toen hun tentenkamp werd
> vernietigd, als protest tegen het lot dat hen te wachten stond in ‘het
> land van de mensenrechten’ hun mond hadden dichtgenaaid en twee borden
> ophielden: een waarop stond ‘We are humans’ en een waarop stond ‘This is
> your democracy’ – dat wat jullie democratie noemen is de absolute
> ontkenning ervan.
> Er is geen sprake van een ‘crisis’ van de democratie. Er is sprake van
> een groeiende haat tegen de democratie, een ontkenning in daden van
> alles wat dit woord kan betekenen. Die gewelddadige ontkenning verplicht
> ons weer bezit te nemen van de democratische idee in haar meest radicale
> betekenis.
>
> Jacques Rancière
>
> _______________________________________________
> D66 mailing list
> D66 at tuxtown.net
> http://www.tuxtown.net/mailman/listinfo/d66
-------------- next part --------------
An HTML attachment was scrubbed...
URL: <http://www.tuxtown.net/pipermail/d66/attachments/20170304/c1c8d8fa/attachment-0001.html>
-------------- next part --------------
A non-text attachment was scrubbed...
Name: onix_9789490334154.jpg
Type: image/jpg
Size: 8360 bytes
Desc: not available
URL: <http://www.tuxtown.net/pipermail/d66/attachments/20170304/c1c8d8fa/attachment-0001.jpg>
More information about the D66
mailing list