<html>
<head>
<meta content="text/html; charset=utf-8" http-equiv="Content-Type">
</head>
<body bgcolor="#FFFFFF" text="#000000">
<p><img src="cid:part1.BC3583B2.EBCB8D1C@ziggo.nl"
alt="http://tbr.nl/api/athenaeum/book/cover?authortitle=jacques-ranciere/haat-tegen-de-democratie--9789490334154&p=covers/onix_9789/490/334/onix_9789490334154.jpg"></p>
<br>
<div class="moz-cite-prefix">On 04-03-17 07:15, A.O. wrote:<br>
</div>
<blockquote cite="mid:989a7289-a0bc-3b47-8178-0f604d87d583@ziggo.nl"
type="cite">(De democratische idee als anarchistische macht in de
betekenis van
<br>
Rancière. Democratie als onmogelijke voorwaarde van de politiek.
Komt
<br>
het ooit nog goed met de massademocratie? Trump en Erdogan
bewijzen het
<br>
tegendeel. De massademocratie is failliet, leve de democratie? Wie
te
<br>
veel nadenkt over het schandaal democratie raakt vanzelf verstrikt
in
<br>
paradoxen...)
<br>
<br>
<a class="moz-txt-link-freetext" href="http://anarchiststudies.mayfirst.org/node/261">http://anarchiststudies.mayfirst.org/node/261</a>
<br>
"Jacques Rancière’s political writings have become essential
reading for
<br>
those wanting to extend contemporary political antiauthoritarian
<br>
thought. Although his major political works, especially
Disagreement,
<br>
were published in the 1990’s, he has recently written a text that
<br>
addresses contemporary political issues in an anarchist way. In
fact,
<br>
Rancière is the only major thinker in recent French thought who is
<br>
willing to embrace the term anarchist. “Democracy,” he writes in
Hatred
<br>
of Democracy, “first of all means this: anarchic ‘government,’ one
based
<br>
on nothing other than the absence of every title to govern” ( 41).
<br>
<br>
Democracy, Rancière writes, especially in Europe, seems to the
elites to
<br>
be threatened from two sides. First, it is threatened by a certain
<br>
totalitarianism (whether the earlier Stalinist kind or the later
<br>
religious fundamentalist kind). Second, it is threatened
internally, by
<br>
“democratic society,” which is co-extensive with individualist
<br>
consumerism. “Democratic life” seems to contain a double bind.
Either it
<br>
is the anarchic participation of everyone in public life or
rampant
<br>
consumer individualism. Democracy, in a word, is threatened by the
<br>
demos. They do not have the skills to participate in public life,
and,
<br>
relatedly, left to their own devices, they are about nothing more
than
<br>
personal consumption. The underlying idea is that individualism is
good
<br>
for the elites, who are capable of it, but not for the rest of us,
who
<br>
are driven only by endless needs.
<br>
<br>
How to explain, if democracy is passé, that the same criticisms
are
<br>
leveled against it now that were by Plato? In fact, the issue is
not
<br>
consumerism but politics. When Plato discusses the seven titles to
<br>
occupy social positions in the Laws, the seventh one is “beloved
of the
<br>
gods.” This is, in effect, a matter of chance. Anyone can be
beloved of
<br>
the gods. This is democracy, that anarchy in which the right to
govern
<br>
is founded on the absence of any right to govern. Democracy is
indeed a
<br>
rupture with the order of filiation, but not in the name of
unlimited
<br>
consumption: rather, it is in the name of heterotopic governance,
<br>
governance by divine chance, by lottery. If like must govern
unlike, and
<br>
each must govern all, that implies that there must be something
more, a
<br>
supplement, common to each who governs. It is the anarchic title
of
<br>
those who have no title. Politics is the foundation of the power
to
<br>
govern on the basis of an absence of foundation.
<br>
<br>
The scandal of democracy has always been that there is no
principle
<br>
justifying the actions of governments on the basis of human
<br>
collectivity. “The term democracy, then, does not strictly
speaking
<br>
designate either a form of society or a form of government” (52).
All
<br>
societies are in essence oligarchical. Representational government
is
<br>
simply another form of oligarchy, designating certain people as
entitled
<br>
to rule others in the name of those others. Against this,
democracy,
<br>
Rancière argues, far from being a form of privatization of the
kind
<br>
bemoaned by those who criticize consumer society, is exactly the
<br>
opposite: the attempt to expand the public realm. Historically,
this has
<br>
meant two things: to extend equality to marginalized subjects and
to
<br>
extend the public character to spaces thought the private domain
of the
<br>
rich. Democracy always involves a reconfiguration of the
boundaries of
<br>
the private and public, the universal and particular. It is
precisely
<br>
the role of governments to turn the democratic struggle to expand
the
<br>
public realm, the realm in which all participate, back into a
private
<br>
realm. They do this in part through an attempt to pacify people,
and
<br>
this pacification in turn is then used as a justification for not
<br>
trusting people to participate in the public creation of their
lives."
<br>
<br>
+++
<br>
<br>
<a class="moz-txt-link-freetext" href="https://www.athenaeum.nl/leesfragmenten/2017/de-haat-tegen-de-democratie/">https://www.athenaeum.nl/leesfragmenten/2017/de-haat-tegen-de-democratie/</a>
<br>
<br>
Leesfragment: De haat tegen de democratie
<br>
02 maart 2017 , door Jacques Rancière
<br>
<br>
<br>
14 maart verschijnt Jacques Rancières De haat tegen de democratie
(La
<br>
Haine de la démocratie, vertaald door Walter van der Star). Wij
<br>
publiceren het nieuwe voorwoord bij de Nederlandse uitgave van
Rancière
<br>
voor.
<br>
<br>
<br>
Voorwoord bij de Nederlandse uitgave
<br>
<br>
Wellicht is het nuttig om te herinneren aan de omstandigheden
waarin dit
<br>
boek in 2005 in Frankrijk werd geschreven en gepubliceerd. Ik heb
<br>
destijds geprobeerd de redenen te analyseren van een schijnbare
<br>
tegenstrijdigheid. Op hetzelfde moment dat het Amerikaanse
imperium
<br>
militaire operaties uitvoerde met de bedoeling democratie naar de
volken
<br>
van het Midden-Oosten te brengen, was men in het kapitalistische
Westen,
<br>
in het hart van de landen die zich democratieën noemen, en in
Frankrijk
<br>
in het bijzonder, getuige van de opkomst van een virulente kritiek
op de
<br>
democratie zelf. Filosofen, sociologen, journalisten en polemici
van
<br>
allerlei slag waarschuwden dat de in onze contreien veelgeprezen
<br>
democratie niets anders is dan de heerschappij van de massa – met
andere
<br>
woorden, van consumerende individuen –, dat de mensenrechten die
<br>
gisteren nog stonden tegenover de willekeur van zogenaamd
totalitaire
<br>
regimes niets anders waren dan de rechten van die individuen op
het
<br>
consumeren van alle mogelijke producten en levensstijlen, en dat
de
<br>
grote antiautoritaire bewegingen uit de jaren 1960 en 1970 slechts
een
<br>
uitdrukking waren van het verlangen van jonge burgers om ongeremd
te
<br>
genieten. Het belangrijkste gevolg daarvan was dan ook de
vernietiging
<br>
van traditionele vormen van gezag in het onderwijs, het gezin en
de
<br>
kerk, die tot dan toe grotendeels hadden weten te verhinderen dat
de
<br>
markt in alle vormen van sociale en menselijke verhoudingen kon
doordringen.
<br>
Deze kritieken schetsten allemaal hetzelfde profiel van het
<br>
democratische individu: een onmogelijk profiel dat samengesteld
was uit
<br>
kenmerken van de naïeve egalitaire militant, de cynische,
hedonistische
<br>
jonge manager en de gewelddadige jonge barbaar uit de voorsteden,
het
<br>
kind van immigranten zonder kennis van onze universele waarden dat
<br>
verlangt naar de genoegens die de televisie hem voorspiegelt.
Democratie
<br>
werd daarmee gekarakteriseerd als een heerschappij van losgeslagen
<br>
individuen in een roes van gelijkheid, een heerschappij die de
mensheid
<br>
bedreigde met een totalitaire catastrofe die heel wat radicaler
zou
<br>
uitpakken dan alle andere. Om deze catastrofe het hoofd te bieden,
<br>
riepen al deze verhandelingen op tot herstel van de republikeinse
<br>
waarden: de universele seculiere wet die voor iedereen gelijk is,
het
<br>
gezag van meesters en de hiërarchische verhoudingen in het
onderwijs die
<br>
kunnen bijdragen aan de heropvoeding van de jonge barbaren, en het
<br>
gevoel van transcendentie dat als enige paal en perk kan stellen
aan de
<br>
egalitaire waanzin.
<br>
Het was ongetwijfeld gemakkelijk geweest om de valse schijn van
deze
<br>
zogenaamde kritiek aan de kaak te stellen: nadat ze de democratie
<br>
simpelweg gelijkgesteld had met de kapitalistische heerschappij
van de
<br>
markt, richtte ze haar pijlen niet op de financiële en
staatsmachten die
<br>
aan de basis stonden van de kapitalistische dominantie, maar op
twee
<br>
zeer specifieke categorieën: de jongeren uit de voorsteden die het
minst
<br>
te consumeren hadden en de egalitaire actievoerders die feitelijk
<br>
streden tegen de macht van de markt. Wat onverhuld in deze
schijnkritiek
<br>
tot uitdrukking kwam, was de onversneden haat tegen gelijkheid,
een haat
<br>
waarmee een bepaalde intelligentsia op haar eigen wijze meeging
met de
<br>
groeiende ongelijkheid, de alsmaar uitdijende macht van de
oligarchieën
<br>
van de financiële wereld en de staat en de verbanning van steeds
grotere
<br>
delen van de bevolking naar de marge van de samenleving. In plaats
van
<br>
simpelweg de hypocrisie van dit discours aan de kaak te stellen,
leek
<br>
het mij belangrijk om serieus in te gaan op de haat die het
propageerde
<br>
en de genealogie ervan te traceren. Het ging mij er niet om
dergelijke
<br>
uitwassen te weerspreken door de loftrompet te steken over de
goede
<br>
kanten van de democratie die, zoals een bekende formule ons
verzekert,
<br>
de slechtste regeringsvorm is, op alle andere na. Ik wilde
aantonen dat
<br>
als men haar in haar volle radicaliteit beziet, democratie
helemaal geen
<br>
regime is, geen regeringsvorm als alle andere maar een atypische
en
<br>
ontegenzeggelijk schandalige vorm in de ogen van iedereen die de
<br>
regeringspraktijk wil baseren op de uitoefening van een specifieke
<br>
competentie of eigenschap, waaraan een aparte klasse mensen de
<br>
bevoegdheid ontleent om over anderen te regeren.
<br>
Het is geen toeval dat in het postmoderne tijdperk de kritiek op
de
<br>
democratie teruggreep op stereotypen van het genotzuchtige en naar
<br>
gelijkheid hongerende democratische individu, die al in het
achtste boek
<br>
van Plato’s Staat opdoken. Bij Plato was de parodistische
‘sociologie’
<br>
die de democratische mens als een zorgeloze levensgenieter
afschilderde,
<br>
een middel om het veel dieperliggende schandaal te bezweren dat
vervat
<br>
is in de idee van een macht van de demos, dat wil zeggen van een
macht
<br>
van degenen die geen enkel superieur kenmerk hebben, die geen
enkele
<br>
superieure kwaliteit bezitten die hen geschikt zou maken voor het
<br>
uitoefenen van de macht. De macht is ‘normaliter’ gevestigd op de
idee
<br>
van dissymmetrie: sommigen bezitten een eigenschap – leeftijd,
adellijke
<br>
titel, rijkdom, kennis of goddelijke uitverkorenheid – die hen
<br>
voorbeschikt om degenen aan te voeren die deze eigenschap niet
bezitten.
<br>
De democratische macht veegt al deze ‘normale’ criteria echter van
<br>
tafel. Ze is, in de strikte betekenis van het woord, een
anarchistische
<br>
macht, een macht die geen bewijs van superioriteit inhoudt en die
zelfs
<br>
principieel elke legitimatie afwijst die de machtsuitoefening
baseert op
<br>
de bevoegdheid om haar uit te oefenen. Dit paradoxale criterium is
<br>
niettemin het enige dat een werkelijk politieke gemeenschap in het
leven
<br>
roept, een gemeenschap die zich onderscheidt van de verbanden die
door
<br>
de machten van afkomst, rijkdom of kennis worden georganiseerd:
een
<br>
gemeenschap die iets anders is dan een stam, een onderneming, een
kerk
<br>
of een school.
<br>
Democratie blijkt dus de onmogelijke voorwaarde of het
onvoorstelbare
<br>
van de politiek te zijn. Het leek me noodzakelijk om dat schandaal
of
<br>
die onmogelijkheid weer in het middelpunt van het denken over
democratie
<br>
te plaatsen. Enerzijds is ze altijd al afgewezen door degenen die
menen
<br>
te beschikken over de kwaliteit om te regeren, een kwaliteit die
door
<br>
dezelfde democratie nietig is verklaard. Deze afwijzing heeft vaak
de
<br>
gedaante aangenomen van een travestie: men heeft haar uitoefening
willen
<br>
vangen in het keurslijf van regels van het vertegenwoordigende
systeem
<br>
waarmee het volk zijn macht aan de elites overdraagt of de
democratische
<br>
anarchie willen beteugelen door het volk een degelijke
republikeinse
<br>
opvoeding te bieden. Anderzijds heeft democratie nooit de vorm
<br>
aangenomen van een stabiel regime dat de belichaming zou zijn van
de
<br>
macht van het volk. Men kan natuurlijk democratische vormen van
<br>
machtsverdeling aanwijzen: loting, korte en niet hernieuwbare
<br>
ambtstermijnen, permanente controle door volksvertegenwoordigers.
Feit
<br>
is wel dat deze vormen tegenwoordig in geen enkel zogenaamd
democratisch
<br>
land in gebruik zijn. Als democratie daar al bestaat, is dat als
<br>
nevenverschijnsel, door toedoen van bewegingen, tijdsindelingen en
<br>
instituties die zich op afstand van de staatsmacht bevinden. Dit
is niet
<br>
simpelweg een uitdrukking van de afstand die bestaat tussen
empirische
<br>
werkelijkheid en principes. Democratie is namelijk in principe het
<br>
concept van een egalitaire macht van het volk, dat niet te
herleiden is
<br>
tot de regels van het functioneren van de staat en evenmin tot
sociale
<br>
verdelingen van aandelen en rollen. Ik heb voorgesteld om dit
concept
<br>
het aandeel van de niet deelhebbenden te noemen. Maar ook dan moet
<br>
duidelijk zijn wat het exces inhoudt: het probleem is niet, zoals
het
<br>
evangelie van de media ons dag in dag uit voorkauwt, dat het volk
zich
<br>
niet of niet langer zou herkennen in de macht van
vertegenwoordigers die
<br>
het heeft benoemd en door wie het verraden is. Men hoeft dus niet
te
<br>
zoeken naar betere manieren om het te vertegenwoordigen. Het veel
<br>
dieperliggende probleem is dat ‘het volk’ niet bestaat. Er is geen
<br>
sprake van het volk, van dat grote populaire lichaam dat door
mensen of
<br>
instituties zou moeten worden vertegenwoordigd of belichaamd. Er
zijn
<br>
slechts ‘volken’, dat wil zeggen uiteenlopende vormen van het volk
die
<br>
het product zijn van instituties, reglementen, handelwijzen,
praktijken
<br>
en representaties. Deze dragen stuk voor stuk bij aan het
construeren
<br>
van een bepaald type volk door gemeenschapsvormen op te bouwen:
manieren
<br>
om lichamen, situaties, handelingen, woorden, beelden en verhalen
in
<br>
zowel materiële als symbolische ruimtes en tijden bijeen te
brengen. Het
<br>
vertegenwoordigde volk is simpelweg het volk dat door het
<br>
vertegenwoordigende systeem is geconstrueerd. En de democratie op
haar
<br>
beurt is niet de macht van het volk die door een staat belichaamd
wordt.
<br>
Ze is een manier van handelen die een bepaalde vorm van het volk
<br>
construeert, naast en tegenover andere volken: een gemeenschap die
een
<br>
vermogen tot denken en handelen ontplooit dat om het even wie kan
<br>
ontwikkelen. Dit is geen abstract volk waarvan aangenomen kan
worden dat
<br>
het van nature goed is, maar een volk van mannen en vrouwen zonder
<br>
bijzondere eigenschappen die proberen een non-hiërarchische
gemeenschap
<br>
te vormen en daarmee uiting geven aan de macht van de naamlozen
als zodanig.
<br>
Op basis van dit verschil kan men inzicht krijgen in de
uiteenlopende
<br>
verschijnselen die van invloed zijn geweest op de zogenaamd
<br>
democratische wereld sinds dit boek is verschenen: bewegingen als
Occupy
<br>
en de Indignados, de groei van extreemrechtse partijen in landen
die de
<br>
meeste ruimte boden aan diversiteit en repressieve politieke
maatregelen
<br>
in landen die het meest gewicht hechten aan de mensenrechten, het
<br>
sluiten van de grenzen voor migranten en vluchtelingen. De
heersende
<br>
opinie heeft die verschijnselen maar al te graag opgevat als een
‘crisis
<br>
van de democratie’ of een bewijs van haar beperkingen. De situatie
in
<br>
Europa en de westerse wereld getuigt echter eerder van een crisis
van
<br>
het functioneren van de oligarchische heerschappij en haar
<br>
vertegenwoordigende vorm. Enerzijds wordt die laatste door nieuwe
<br>
democratische bewegingen bedreigd, anderzijds wordt hij
gedestabiliseerd
<br>
door de opkomst van allerlei identitaire en xenofobe volken die
onder de
<br>
makkelijke en dubbelzinnige noemer populisme worden samengebracht.
<br>
Het eerste verschijnsel is de opkomst van de beweging van de
Indignados
<br>
en van Occupy, die delen van de publieke ruimte bezetten en
veranderden
<br>
in een politieke ruimte en die een volk hebben geconstrueerd dat
<br>
losstond van zowel het volk dat door de staat is ingekapseld als
de
<br>
bevolking die zich onder normale omstandigheden door die ruimtes
<br>
beweegt. We herinneren ons nog wat de Madrileense Indignados
zeiden
<br>
tegen de volksvertegenwoordigers in de aanloop naar de
verkiezingen:
<br>
‘Jullie vertegenwoordigen ons niet.’ Dit moet niet opgevat worden
als
<br>
een verwijt van het volk aan degenen die niet voor zijn belangen
<br>
opkomen, maar als verklaring van een volk dat zich onderscheidt
van
<br>
zowel het volk dat door het vertegenwoordigende systeem wordt
<br>
geconstrueerd als het militante volk dat gewoonlijk voor hen in de
bres
<br>
springt. Het is die dubbele exterioriteit die zich in een
fundamenteel
<br>
besluit van Occupy Wall Street openbaarde: het besluit om tenten
op te
<br>
slaan en een volksvergadering te vormen in plaats van een
protestmars te
<br>
organiseren. Veelbetekenend is dat de volksvergadering die
synoniem is
<br>
met gemeenschap werd gekoppeld aan de tent als synoniem van een
<br>
opstelling op afstand. Veelbetekenend is ook dat het op de pleinen
<br>
verzamelde collectief zich enerzijds vereenzelvigde met een
identiteit
<br>
die bepaald werd door een simpele afwijzende houding (de
Indignados) en
<br>
anderzijds met een imaginair aantal, de 99%, dat niet staat voor
het
<br>
aantal mensen dat vertegenwoordigd werd door de verzameling op
Liberty
<br>
Plaza, maar voor een volk in wording van degenen die zich niet
willen
<br>
onderwerpen aan de wereldorde van de 1%. Deze bewegingen hebben
geen
<br>
navolging gekregen of slechts ambivalente opvolgers die alle
<br>
verworvenheden weer in het electorale spel hebben ingezet. Maar
net als
<br>
hun successen stellen hun beperkingen ons in staat na te denken
over de
<br>
natuur van de democratie als een systeem van vormen van handelen
en van
<br>
instituties die autonoom zijn ten opzichte van de staatsmacht.
<br>
Dat geldt niet voor de vermeende crisis van de democratie die
samengevat
<br>
wordt met de dubbelzinnige betekenaar ‘populisme’. Als we de
<br>
substantialistische opvatting over het volk moeten geloven, is het
de
<br>
uitdrukking van diepe sentimenten onder die lagen van de bevolking
die
<br>
door ‘de’ crisis zijn getroffen en die daarop reageren met een
dubbele
<br>
afwijzing: een afwijzing van de elites die hen in de steek zouden
hebben
<br>
gelaten en van de vreemdelingen die tegelijkertijd hun werk- en
<br>
levensomstandigheden en hun collectieve identiteit bedreigen. Wat
we
<br>
hier zien is een opleving van de cynische meningen van wijze
lieden die
<br>
ons eraan herinneren dat het ‘goede volk’ slechts een groot
onwetend en
<br>
haatdragend dier is en dat ‘het de democratie is die Hitler aan de
macht
<br>
heeft gebracht’. Maar het ‘volk’ dat bijna overal op
extreemrechtse
<br>
partijen stemt, is niet een volk dat in opstand komt tegen het
<br>
vertegenwoordigende systeem. Het is een volk dat door dit systeem
is
<br>
gevormd, een volk van kiezers gevormd door de dubbele drijfveer
van het
<br>
vertegenwoordigende systeem: enerzijds zorgt dat laatste ervoor
dat een
<br>
kleine minderheid van rechtse of linkse politici, die dezelfde
politiek
<br>
bedrijven, de macht naar zich toe kan trekken; anderzijds bepaalt
het
<br>
vertegenwoordigende systeem indirect welke plaats de krachten die
<br>
verkondigen dat zij buiten dit gereguleerde systeem van
machtsverdeling
<br>
staan zullen innemen. Het is tevens een volk waarvan het
racistische en
<br>
xenofobe discours is gevormd door de besluiten van de oligarchen
en de
<br>
legitimaties van de intellectuele klasse. Het Franse voorbeeld is
wat
<br>
dat betreft bijzonder verhelderend. De instemming van de kiezer
met het
<br>
extreemrechtse discours werd in de hand gewerkt door de
inspanningen van
<br>
regeerders en wetgevers die onvermoeibaar wetten uitvaardigden:
wetten
<br>
tegen illegalen die niet zozeer bestemd waren voor praktisch
gebruik als
<br>
wel voor het scheppen van het beeld van de gevaarlijke indringer,
en
<br>
seculiere wetten die niet zozeer bestemd waren om praktische
<br>
integratievraagstukken op te lossen als wel een hele
bevolkingsgroep te
<br>
stigmatiseren door te stellen dat haar gebruiken en zelfs haar
kleding
<br>
onverenigbaar zijn met de nationale waarden. En de nieuwste
argumenten
<br>
van extreemrechts werden aangedragen door campagnes van
intellectuelen
<br>
die het ‘communautarisme’ stigmatiseren in naam van het
republikeinse
<br>
universalisme. Hoewel de identitaire reacties van een
bevolkingsgroep
<br>
die zich tegenover de ander als een angstig en vijandig dier
gedraagt
<br>
door de heersende opinie worden veroordeeld, moet ook worden
vastgesteld
<br>
dat er vormen van staatsbeleid en intellectuele constructies zijn
<br>
ontwikkeld die geheel en al in dienst staan van de oligarchie en
die
<br>
geheel en al geïnspireerd zijn door de haat tegen gelijkheid. Het
<br>
gezicht van het aldus geconstrueerde volk werd ons voorgehouden
door
<br>
Iraanse migranten in de jungle van Calais die, toen hun tentenkamp
werd
<br>
vernietigd, als protest tegen het lot dat hen te wachten stond in
‘het
<br>
land van de mensenrechten’ hun mond hadden dichtgenaaid en twee
borden
<br>
ophielden: een waarop stond ‘We are humans’ en een waarop stond
‘This is
<br>
your democracy’ – dat wat jullie democratie noemen is de absolute
<br>
ontkenning ervan.
<br>
Er is geen sprake van een ‘crisis’ van de democratie. Er is sprake
van
<br>
een groeiende haat tegen de democratie, een ontkenning in daden
van
<br>
alles wat dit woord kan betekenen. Die gewelddadige ontkenning
verplicht
<br>
ons weer bezit te nemen van de democratische idee in haar meest
radicale
<br>
betekenis.
<br>
<br>
Jacques Rancière
<br>
<br>
_______________________________________________
<br>
D66 mailing list
<br>
<a class="moz-txt-link-abbreviated" href="mailto:D66@tuxtown.net">D66@tuxtown.net</a>
<br>
<a class="moz-txt-link-freetext" href="http://www.tuxtown.net/mailman/listinfo/d66">http://www.tuxtown.net/mailman/listinfo/d66</a>
<br>
</blockquote>
<br>
</body>
</html>