Garmanbozia: Verlichtingschantage 2/1

Dr. Marc-Alexander Fluks fluks at COMBIDOM.COM
Thu Apr 23 11:29:27 CEST 2009


REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl

[Momenteel zit ik in de bieb. Op zoek naar 'Vitaal Erfgoed' van Thom de Graaf
  et al. (niet gevonden, trouwens) vond ik wel twee fraaie stukken van Dick
  Pels over 'de Verlichtingschantage' in de electronische tijdschriftenbank.
  Aangezien ze geen URL hebben, forward ik ze maar via de muis... Merk op dat
  het hieronder gaat over Herakles - daar heb ik het dus ook over gehad. Hera-
  kles/Hercules is de Mens in de Vrijmetselarij en ook de klimaatgekte gaat
  heimelijk over Herakles]

Bron:   Vrij Nederland
Datum:  29 mei 2004
Auteur: Dick Pels


[Verlichtingschantage (1)]

Godsdienst is een veelkoppige draak; De universele atheist Herman Philipse
--------------------------------------------------------------------------

De filosoof Herman Philipse rekent af met geloof in zijn pamflet  
'Atheistisch Manifest'. Hij is geen zendeling, wil alleen zichzelf  
overtuigen van de onredelijkheid van religie. Philipse beroept zich  
daarbij op de rede en de verlichting. Sluitende argumenten, of een  
bezweringsformule?

Eerst gooide ze, brave moslima die ze was, het boek nog in de hoek  
onder de uitroep 'haram!' (verboden!). Maar medio 2002 was de bodem  
rijp. Eindelijk durfde ze Herman Philipses Atheistisch Manifest te  
lezen en zag ze in 'dat God een verzinsel is en dat overgave aan zijn  
wil niets meer of minder betekent dan overgave aan de wil van de  
sterkste'. In het voorwoord bij de nieuwe vermeerderde uitgave roemt  
Ayaan Hirsi Ali opnieuw de heldere eenvoud van dit boekje, en  
herinnert zich hoe schuldeloos de wereld voor haar werd na lezing  
ervan: 'Allah bestaat niet, andere goden bestaan ook niet en de hel  
evenmin!' Het was een 'immense opluchting', en in plaats van  
'verdoemd' te zijn werd ze 'verlicht'. Ze is blij dat ze nu 'als  
heiden kan leven in dit heerlijke, vrije land'. Alle 1,2 miljard  
moslims zouden dit boekje eigenlijk moeten lezen.

Het is de droom van iedere auteur. Je schrijft een pamflet, niet eens  
zozeer om de wereld te overtuigen van je heidense gelijk, maar om een  
paar dingen voor jezelf op een rijtje te zetten. Iemand anders wordt  
er zo door geraakt dat zij haar intuities bevestigd ziet en een  
bekeringservaring ondergaat. Als die iemand Ayaan Hirsi Ali heet, en  
actief is in het woelige politieke klimaat na 9/11 en de moord op  
Fortuyn, heeft dat geen geringe gevolgen. Want dan heb je iemand  
bekeerd die het niet zal laten bij een vrijblijvende vorm van  
ongelovigheid. Gedreven door haar achtergrond, temperament en  
idealisme zal zij niet rusten voordat zoveel mogelijk moslims (en  
vooral moslima's) delen in dezelfde verlichting en opluchting die zij  
zelf heeft ondergaan.

Philipses Atheistisch Manifest bevat een gematigde en tolerante versie  
van hetzelfde verlichtingsoptimisme waarvan anderen zoals Hirsi Ali de  
meer fundamentalistische zendelingenversie uitdragen. Rede en  
wetenschap trekken hierin ten strijde tegen alle magisch en mythisch  
denken, waarbij de godsdienst model staat voor andere vormen van  
bijgeloof. Het geloof in God is een vorm van misleidende en  
gevaarlijke nonsens. Gelovigen denken de absolute waarheid in pacht te  
hebben, zonder daarvoor behoorlijke argumenten te leveren. Volgens  
Hirsi Ali kan de 'ware' moslim per definitie niet tegen kritiek. Maar  
moeten we in het publieke debat niet altijd de waarheid zeggen?  
Moslims moeten ophouden om zich over alles en nog wat beledigd te  
voelen, en 'proberen nu eens oprecht na te denken'.

'De onredelijkheid van religie', zo luidt de nieuwe ondertitel van  
Philipses manifest. Rede en geloof zijn immers volstrekt  
onverenigbaar. De 'universele atheist' die hij wil zijn staat dan ook  
voor een 'herculische' taak. Hij moet immers een argumentatie  
ontwerpen die alle mogelijke interpretaties van alle bestaande  
religies in een klap onderuit haalt. Godsdienst is een veelkoppige  
draak. De kunst is om alle koppen van deze Hydra in een keer af te  
hakken. Hoe kan men vermijden dat gelovigen uitvluchten blijven zoeken  
en zich onttrekken aan het universele tribunaal van de rede?

Dat vraagt volgens Philipse om een 'herculische' redeneermethode. De  
meest fundamentele religieuze leerstelling is het idee dat God  
bestaat. Die stelling moet worden verwoord in een betekenisvolle  
uitspraak die verwijst naar iets in de werkelijkheid. Maar God is niet  
kenbaar, want Hij is een bovennatuurlijk wezen. Het woordje 'God'  
heeft dus geen betekenis. Deze redenering is rationeel en dwingend, en  
'semantisch atheisme' is daarmee volgens Philipse onvermijdelijk  
geworden. Als het bestaan van God niet kan worden bewezen, is er  
volgens hem ook geen goede reden om zijn wil te gehoorzamen. Het  
beroep op deze wil helpt niets zodra er morele meningsverschillen  
ontstaan. Aan de religie zijn dus geen geldige argumenten te ontlenen  
ter rechtvaardiging van een bepaalde moraal of politiek.

Sapristi! Ik weet niet hoe het de gemiddelde lezer vergaat, maar  
anders dan Hirsi Ali kan ik in deze redenering niet veel meer zien dan  
een wat potsierlijk logisch spelletje. Naiviteit over de zelfstandige  
uitstralingskracht van de rede gaat hier gepaard met een vorm van  
betweterij. Die combinatie van logisch optimisme en rationalistische  
arrogantie is kenmerkend voor het klassieke verlichtingsdenken, en  
treft men eigenlijk al aan bij Socrates. Het is de overtuiging dat de  
wetten van het menselijk denken eenvormig, verplichtend en universeel  
zijn. De gespreksorde van de wetenschap wordt bewaakt door eenduidige  
normen van waarheid, empirische adequaatheid en logische geldigheid.  
Alleen de methoden van de empirische wetenschap bieden zekere kennis  
over de werkelijkheid. Ook volgens Philipse is 'onze' rationaliteit  
niet ter keuze: zij is er gewoon, en niemand kan zich  
'redelijkerwijze' aan haar wetten onttrekken.

Philipse is een verklaard tegenstander van fundamentalistisch denken.  
Elke vorm van fundamentalisme eindigt volgens hem in een  
cirkelredenering. De goddelijke openbaringswaarheid lijdt immers aan  
het euvel dat het enige argument ervoor is dat God het zelf zegt. De  
pauselijke onfeilbaarheid is alleen maar onfeilbaar omdat die ex  
cathedra vanuit een goddelijke inspiratie is afgekondigd. Waarom is de  
koran de laatste en meest ware openbaring Gods? Omdat God dit zelf aan  
Mohammed heeft gezegd. Hoe weten we dit? Omdat het in de koran staat.  
Maar, aldus nog steeds Philipse, het funderingsdenken in de filosofie  
en de wetenschap lijdt aan dezelfde circulariteit. De kennistheorie  
van Aristoteles tot Kant is volgens hem een aaneenschakeling van  
mislukte pogingen om absoluut zekere beginselen van wetenschap te  
ontdekken. Telkens blijkt dat het waarheidscriterium dat men wil  
funderen al is opgenomen in de argumentatie ervoor. Elk  
waarheidscriterium is daarom circulair, en disputen over het  
waarheidscriterium zijn onoplosbaar.

Eigenaardig is nu dat Philipse dit sympathieke idee alleen toepast op  
zijn fundamentalistische tegenstanders, maar het niet reflexief  
terugbuigt naar zijn eigen filosofische uitgangspunt. Zijn eigen  
waarheidscriterium vertoont echter dezelfde circulariteit. De  
belangrijkste premissen ervan, namelijk dat de ware wetenschap een en  
ondeelbaar is, dat zij een geprivilegieerde toegang verschaft tot de  
werkelijkheid, en dat haar resultaten universele geldigheid bezitten,  
zijn al van meet af aan opgenomen in de argumentatie ervoor. De  
religieuze openbaringswaarheid staat volgens hem haaks op de  
empirische werkelijkheid. Wie geven die werkelijkheid het beste weer?  
De rede en de wetenschap. Waarom is dat zo? Omdat wetenschappelijke  
theorieen kritisch worden getoetst aan de feiten. Maar wie zegt dat  
dit ook feitelijk gebeurt, en dat ook wetenschappelijke theorieen hun  
'eigen' feiten niet construeren?

Net als de vele andere denkers lijkt Philipse ervan uit te gaan dat  
een cirkelredenering in principe verkeerd is, de moeder van alle  
kennistheoretische zonden. Maar elke redenering die zichzelf recht in  
de ogen durft te zien verloopt in zekere zin in een cirkel. Daarom  
valt de wetenschappelijke houding of methode niet zomaar samen met wat  
analytische filosofen er sinds Popper onder verstaan, namelijk de  
actieve speurtocht naar bewijzen voor het tegendeel van wat men wil  
aantonen, ofwel het uitlokken van weerleggingen door de eigen  
denkbeelden te toetsen aan 'de feiten'. Doorgaans zijn wetenschappers  
net als gewone mensen bezig om argumenten en feitelijke onderbouwingen  
te zoeken voor hun intuities en vooroordelen, om die wat helderder te  
krijgen en wat robuuster te maken. Het besef dat die operatie  
doorgaans in een cirkel verloopt, is een veel beter uitgangspunt voor  
scepsis, bescheidenheid en dus ook tolerantie voor andermans  
denkbeelden dan Philipse bereid is tentoon te spreiden.

Dat er maar een vorm van rationaliteit en een algemeen aanvaarde  
wetenschapspraktijk zou bestaan, is de laatste decennia een fel  
omstreden kwestie geworden. Er heerst in de filosofie en de wetenschap  
veel meer 'religieuze' onenigheid over de criteria van theoriekeuze  
dan Philipse wil accepteren. Dat de wetenschap bestaat in het  
enkelvoud, en de grondslag kan leggen voor een universele beschaving,  
is ook volgens de Britse filosoof John Gray een mythe: een seculiere  
versie van de religieuze opvatting dat er maar een manier is om zalig  
te worden. Dat er maar een manier is om modern en 'verlicht' te zijn,  
wordt door de Franse filosoof Foucault zelfs aangeduid als een vorm  
van 'verlichtingschantage'.

De kern van het meningsverschil betreft de relatie tussen waarheid en  
macht. Die moeten volgens Philipse absoluut gescheiden blijven, want  
anders pleegt men verraad aan de 'ware' filosofie en de 'ware'  
wetenschap. Maar inmiddels is er in het spoor van Kuhn, Feyerabend,  
Bourdieu, Latour en anderen een hele onderzoekstraditie gegroeid die  
allerlei quasi-politieke elementen heeft ontdekt in de praktijk van de  
wetenschap. De feitelijke wetenschapsbeoefening blijkt lang niet zo  
waardevrij, neutraal en belangeloos te zijn als traditionele  
wetenschapsfilosofen graag willen decreteren. Het hele idee van 'de  
feiten' als onafhankelijke toetssteen en grondslag voor  
wetenschappelijke zekerheid is op losse schroeven komen te staan. Het  
klassieke liberale rationalisme, dat zichzelf een monopolie toekent op  
redelijkheid en wetenschappelijkheid, heeft daarmee aanzienlijke  
concurrentie gekregen.

Maar voor rationalisten als Philipse is een dergelijke relativering  
van de wetenschap niets anders dan postmoderne oplichterij. Zijn  
essentialistische bezweringsformule noemt alle denkbeelden  
'irrationeel' die niet passen in zijn eigen voorkeursopvatting van  
rationaliteit. Hoezeer hij ook redeneert in termen van feilbaarheid,  
pluralisme en waarschijnlijkheid ('alle religieuze opvattingen zijn  
waarschijnlijk onwaar'), zijn opvattingen blijven getekend door een  
rest van dogmatisme en intellectuele onverdraagzaamheid. Inderdaad  
gaat het niet langer om het Ene Absolute Autoritaire Gelijk van de  
religieuze openbaringswaarheid. Maar het wetenschappelijke  
waarheidsgeloof draagt haar eigen kiemen van intolerantie in zich.  
Daarom kan Philipse, ondanks het feit dat hij het funderingsmodel van  
filosofie en wetenschap verwerpt, toch een restfundamentalist worden  
genoemd.

Dat je meer lijkt op je tegenstander dan je lief is, is een klassieke  
zet in het spel van de intellectuele kritiek. De uitdrukking  
'verlichtingsfundamentalisme' is vanzelfsprekend polemisch en  
politiek. Men deelt immers onbevangen denkers, die zichzelf beschouwen  
als het toppunt van kritische bescheidenheid, in bij hun ergste  
vijanden. De kunst is natuurlijk om binnen dit polemische 'over een  
kam scheren' belangrijke verschillen en nuances niet uit het oog te  
verliezen.

Religieus fundamentalisme is niet hetzelfde als wetenschappelijk  
fundamentalisme. Het cruciale verschil tussen rede en geloof is dat de  
rede niet afgaat op het gezagsargument van de openbaring, maar de  
eigen inzichten voortdurend ter discussie stelt. Maar toch bestaat er  
veel meer continuiteit tussen het religieuze en het wetenschappelijke  
waarheidsgeloof dan filosofische atheisten willen weten. De idealen  
van feilbaarheid en kritiseerbaarheid worden immers niet reflexief  
toegepast op de rede, de logica en de wetenschap zelf. Die worden als  
enkelvoudige essenties beschouwd en als dwangmiddelen ingezet tegen  
alle vormen van 'bijgeloof'. In die zin is de Rationaliteit voor  
rationalisten als Philipse een even dwingend gegeven als God is voor  
de gelovigen.

Philipse is geen zendeling. Hij wil zogenaamd alleen zichzelf  
overtuigen. Maar per saldo is hij toch te veel van zichzelf en zijn  
eigen 'redelijkheid' overtuigd. Als daarentegen ook de rede als een  
vorm van geloof wordt gezien, wordt de diepe afgrond tussen beide  
enigszins gedicht. Dat leidt tot een grotere verdraagzaamheid jegens  
andere wereldbeschouwingen en geloofsopvattingen, die men zeker niet  
hoeft te delen, en die men zeker niet moet ophouden te bekritiseren.  
De wetenschappen (in het meervoud) bieden over het algemeen een  
realistischer, liberaler, zelfkritischer en democratischer wereldbeeld  
dan de gemiddelde religieuze openbaringswaarheid. Dat is het bijgeloof  
dat ik deel met heidenen zoals Philipse en Hirsi Ali.?

--------
(c) 2004 Weekbladpers

**********
Dit bericht is verzonden via de informele D66 discussielijst (D66 at nic.surfnet.nl).
Aanmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SUBSCRIBE D66 uwvoornaam uwachternaam
Afmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SIGNOFF D66
Het on-line archief is te vinden op: http://listserv.surfnet.nl/archives/d66.html
**********



More information about the D66 mailing list