D66 staakt kruistocht tegen gelovigen (tekst)

Dr. Marc-Alexander Fluks fluks at COMBIDOM.COM
Sat Oct 18 21:51:12 CEST 2008


REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl

Bron:  Idee
       Jaargang 29, nummer 4, pp. 10-15.
Datum: September 2008
URL:   http://www.d66.nl/9359000/1/j9vvhc6cwgbojx9/vhyfd8yka7l5


De vrijheid van godsdienst
--------------------------
Door Annelou van Egmond en Alexander Pechtold

De vrijheid van godsdienst en de scheiding van kerk en staat zijn
onlosmakelijk met elkaar verbonden. Je kunt niet het een bepleiten zonder
het ander te respecteren. Scheiding van kerk en staat is echter ook heel goed
voorstelbaar in een dictatuur en daarom is voor het garanderen van elke
vrijheid, en dus ook die van godsdienst, een democratische rechtstaat nodig.
Dan is er ruimte voor iedereen om zijn geweten te volgen; geloven of niet.


God is niet dood, hij leeft! Hierover verschillen wij van mening met
Nietzsche [1]. God, maar ook Allah, ontlenen hun bestaansrecht aan het feit
dat ze leven in de gedachten van miljarden en dat ze in meer of mindere mate
richtinggevend en kaderstellend zijn voor hun handelen en denken. Als dat
niet genoeg bewijs is, kijk dan naar de prachtige gebouwen, houtsnijwerken,
verhalen, schilderijen en kandelaars die, geinspireerd op een God en vaak
gefinancierd door een kerk, ons culturele erfgoed schragen. Het is belangrijk
dit aan het begin van dit artikel vast te stellen want naar ons idee gaat de
discussie over de vrijheid van godsdienst te vaak over de vraag of er
eigenlijk wel een God is. Voor ons is God een realiteit, niet zo zeer in ons
eigen hoofd en hart, als wel in dat van anderen. Wij accepteren en
respecteren dat. De vraag is vervolgens in hoeverre het feit dat veel mensen
geloven in een hogere macht van invloed is of zou moeten zijn op de
inrichting van de samenleving.

Dat er spanning is tussen religie en het publieke domein blijkt uit de vele
discussies die er ook recent gevoerd zijn over de mate waarin mensen in
Nederland, en vooral relatieve nieuwkomers, 'openlijk religieus' mogen zijn.
Helaas, in ieder geval naar ons idee, gaat het daarbij veelal over
uiterlijkheden zoals wel of niet een bourka en wel of niet handen geven.
Mensen die openlijk religieus willen zijn beroepen zich op de vrijheid van
godsdienst en mensen die daar paal en perk aan willen stellen schermen met de
scheiding van staat en kerk. Het lijkt wel of die twee inzichten radicaal
tegenover elkaar staan.

De notie van een heldere scheiding van staat en kerk en dus van de
privatisering van het geloof danken we aan John Locke die in 1684 daartoe
pleit voor 'tolerantie' [2]. Deze tolerantie is een kenmerk van de seculiere
staat die zich uitsluitend bemoeit met burgerlijke, of uitwendige, zaken
terwijl de innerlijke opvattingen van mensen buiten de invloedssfeer van de
overheid vallen. Er zijn volgens Locke twee sferen, een van de politiek en
een van de religie, die elkaar wederzijds uitsluiten. Bij een scheiding
tussen kerk en staat is godsdienst daarmee gevrijwaard van overheidsbemoeienis
en is tegelijkertijd het publieke domein vrij van godsdienst; de staat
associeert zich niet met de ene godsdienst ten koste van een andere. Voor de
moderne westerse overheid is iedere godsdienst even belangrijk, zoals in de
Verenigde Staten, of onbelangrijk, zoals in Frankrijk. Overigens geeft John
Locke meteen al aan dat de overheid altijd het recht houdt religieuze
praktijken te toetsen aan burgerlijke wetten. De staat mag niet eenduidig
bepalen welk menselijk handelen God, welke dan ook, welgevallig is maar de
staat mag wel, en als enige!, aangeven wat onrechtmatig is.

Deze scheiding tussen kerk en staat wordt daarna eigenlijk als zodanig niet
meer ter discussie gesteld en zelfs als bewijs van 'verlichting' of zelfs
beschaving opgevoerd. Het begrip is 'heilig'. Daarmee zijn wij het op zich
eens, alleen moeten we tot de conclusie komen dat de scheiding van kerk en
staat alleen niet langer de oplossing is, of een voldoende voorwaarde is,
voor het garanderen van de vrijheid van godsdienst. Wij zien daarvoor drie
redenen. Ten eerste is de vrijheid van godsdienst, net als veel andere
grondrechten, langzaamaan veranderd van een verticaal in een horizontaal
recht. Ten tweede vraagt de scheiding in sferen die ten grondslag ligt aan de
scheiding tussen macht en moraal om twee redelijk homogene blokken en dat is
met de komst van de islam in Nederland niet meer het geval. Ten derde blijkt
voor veel aanhangers van niet westerse religies de scheiding tussen een
publieke persoon en een prive persoon onvoorstelbaar. Voor hen is privati-
sering van het geloof een vreemde gedachtekronkel.

De vrijheid van Godsdienst vindt tijdens de codificatiegolf in de negentiende
eeuw zijn weg naar menige westerse grondwet. In Nederland is het artikel 6
[3]. In alle gevallen is het vooral bedoeld als recht dat burgers, alleen en
samen, kunnen afdwingen van de autoriteiten. Daarmee is het een verticaal
recht, een recht om bij je godsdienstoefening en -beleving gevrijwaard te
blijven van staatsbemoeienis. Zeker niet een recht om je, andersom, met een
beroep op een levensovertuiging buiten en boven de wet te plaatsen! En dat is
niet omdat de overheid door een God boven ons is gesteld, zoals de apostel
Paulus in Romeinen 13 [4] stelde, maar omdat die overheid op grond van
eerlijke verkiezingen een uniek en eindig mandaat heeft verworven om te
regeren en ook tijdens de uitoefening van dat mandaat voortdurend door onze
eigen volksvertegenwoordigers wordt gecontroleerd.

In plaats van zich te verweren tegen een bemoeizuchtige staat zijn in
Nederland de christelijke kerken tot enkele tientallen jaren geleden vooral
bezig geweest zich ten opzichte van elkaar te profileren. Met een beroep op
de vrijheid van godsdienst claimde men eigen territoria, ook in het publieke
domein. Kwam er een katholieke school, dan ook een hervormde, en een
gereformeerde. Ieder had een eigen voetbalvereniging, een omroep, een vakbond,
een woningbouwvereniging. Op het hoogtepunt van de verzuiling mengden ook de
snel groeiende seculiere krachten, zoals socialisten en vrijzinnigen zich in
deze strijd. De overheid wordt in dit geweld steeds meer een soort arbiter.
Het recht op vrijheid van godsdienst wordt een horizontaal recht dat zich
manifesteert in vergelijking met andere godsdiensten en levensovertuigingen
en waarmee aanhangers van verschillende denominaties elkaar om de oren slaan.

Deze maatschappelijke ordening verandert in de laatste decennia van de vorige
eeuw in rap tempo, mede op aandringen van D66, in een vrijere, geseculari-
seerde samenleving waar burgers niet meer automatisch binnen hun eigen zuil
studeren, sporten, dansen en trouwen. En net op de valreep van dat proces van
ontzuiling meldt zich een nieuwe speler in de vorm van de Islam. Deze voor
Nederland tot dan vreemde religieuze gemeenschap begint, met een beroep op de
vrijheid van godsdienst zoals die in Nederland inmiddels wordt ingevuld maar
geheel tegen de trend in, met eigen scholen, eigen voetbalverenigingen en
ventileert tamelijk dwingende opvattingen over seksualiteit, voortplanting,
leven en dood. Daarmee geeft ze ons een uitgelezen kans om te bewijzen hoe
vrijzinnig we eigenlijk zijn...

Niet alle immigranten die vanaf de jaren zestig naar Nederland komen zijn
islamitisch, velen zijn zelfs voor religieuze autoriteiten op de vlucht, maar
er is met hun komst toch sprake van de introductie van een nieuwe,
niet-christelijke geloofsovertuiging en cultuur. En ook Allah kent
'kostgangers' in vele varianten, van los tot streng, en zelfs geseculariseerd
of afvallig. Wie zijn wij om te bepalen of God en Allah dezelfde zijn maar
veel direct betrokkenen zien in ieder geval grote verschillen. Daarmee komt
het relatief homogene profiel van de entiteit 'kerk' als autonome sfeer ten
opzichte van de staat onder druk te staan. Dit komt omdat er een zeer in het
oog springend verschil, in ieder geval voor een democraat, is in de
verhouding tussen de wereldse en de religieuze orde in de meer orthodoxe
varianten van het christelijke geloof en bij de islam. Strenge christenen
zijn veelal brave burgers die, wel is waar op ons inziens verkeerde gronden
maar toch, het gezag van de staat accepteren. Orthodoxe moslims daarentegen
erkennen slechts de eigen religieuze voorman als autoriteit met voorbijgaan
aan de staat en zeker aan onze westerse rechtstaat. Dit is al een aantal
malen uitgemond in eigenrichting en dat is volstrekt onacceptabel. Bovendien
ontkent men op die wijze de wederkerigheid van vrijheid van godsdienst
enerzijds en scheiding van kerk en staat anderzijds.

Voor de meer gematigde christenen en moslims ligt er de vraag in hoeverre
men, met behoud van eigen instituten, samen kan optrekken in het publieke
domein. Binnen het CDA is er een stroming, met daarin bijvoorbeeld premier
Balkenende, die meent dat de overeenkomsten groter zijn dan de verschillen en
dat Nederlandse moslims dus zonder problemen kunnen invoegen bij de
christen-democraten. Anderen in het CDA en zeker bij CU en GPV zien in
moslims helemaal geen natuurlijke bondgenoten. Die huiver is begrijpelijk om
religieuze motieven, die wij vanzelfsprekend niet kunnen duiden, maar ook uit
strategische overwegingen. Wie zich associeert met een geloof waarvan de meer
uitgesproken exponenten de toezegging om zich te voegen naar het wereldse
gezag niet willen of kunnen doen brengt zijn eigen duur bevochten vrijheid in
gevaar.

Noodzakelijke voorwaarde voor de afspraak staat en kerk te scheiden is de
'privatisering' van het geloof. Simpel gezegd houdt dat in dat mensen in hun
eigen huis en in hun eigen kerk de vrijheid hebben om zich aan alle consignes
van hun geloof te houden. Dat is hun 'eigen zaak'. In het openbaar echter
gelden de reguliere wetten en de algemeen geldende fatsoensnormen. Dit is
altijd een gekunstelde afspraak geweest want ook van belijdende christenen
kun je niet verwachten dat ze bij het betreden van de publieke ruimte ineens
al hun overtuigingen uitschakelen. Binnen de grenzen van het redelijke hebben
we dat ook nooit gedaan, zowel wat betreft kleding als omgangsvormen. Met
ouders die hun kinderen niet willen laten inenten tegen polio hebben velen
wel grote moeite maar uiteindelijk vinden we zelfs dan een modus vivendi. Ook
hier weer gooit een deel van de moslims in zekere zin roet in het eten
doordat ze dat spelletje van ons niet meespelen. Hoe kun je nou thuis moslim
zijn en op straat niet?! Maar daarmee is geloof ineens veel zichtbaarder in
het publieke domein, zeker als mensen ook nog eens gaan aandringen op
aanpassingen van dat publieke domein zodanig dat men er uiting kan geven aan
zijn geloof. Dat kan tamelijk onschuldig met pijltjes richting Mekka op het
plafond van een hotelkamer, via gebedsruimtes in scholen en universiteiten
naar protesten tegen homoseksuele docenten op scholen en mannelijke artsen in
de verloskamers. En dan zijn we dus ongemerkt een grens overgegaan en roept
men om nieuwe regels. Hoe voorkomen we dat we het kind met het badwater
weggooien? Het is uitgesloten dat we onze rechtstaat opofferen aan de
vrijheid van godsdienst maar het omgekeerde mag ook niet gebeuren. Dat vraagt
inzet van beide kanten; van mensen die een geloof belijden en van mensen die
dat niet (meer) doen.

In Nederland is ruimte voor eindeloos veel geloven en levensopvattingen. Die
mogen allemaal rekenen op het respect van de overheid en van burgers
onderling zolang zij zich aan alle Nederlandse wetten, de Grondwet voorop!,
houden. Dit is niet onderhandelbaar en wordt bewaakt door het Openbaar
Ministerie. Die wetten maken we echter wel samen en daarmee is democratie de
noodzakelijke aanvulling van de systematiek. Iedereen die hier stemgerechtigd
is mag zich bemoeien met de wetgeving en binnen de democratische kaders
streven naar regelgeving die past bij de eigen opvattingen. Echter, zolang de
democratisch bepaalde regels niet een op een overeenkomen met de eigen
leefregels, heeft men er zich toch gewoon aan te houden. Eigenrichting,
binnen de eigen kring maar ook daarbuiten, is onaanvaardbaar net als
aanzetten tot geweld.

In Nederland mag iedereen meepraten en, ook weer binnen de grenzen van de
wet, zeggen wat hij of zij vindt. Op straat, in de krant, op de televisie, in
de tram heeft iedereen een mening. Slimme opmerkingen worden afgewisseld met
ondoordachte suggesties, overstemd door simpele oplossingen en verworpen op
basis van zinnige maar ook onzinnige argumenten. Deze kakofonie noemen we het
publieke debat en daar komt als het goed is nooit een eind aan. Dat is de
zuurstof van de democratie. Waar je in Nederland nergens mee komt is
kleinzieligheid en lange tenen, wat zeker niet betekent dat we elkaar hier de
hele dag moeten beledigen.

Dat brengt ons bij de inspanningen die gevraagd mogen worden van de mensen in
Nederland die niet geinspireerd worden door een geloof of in ieder geval
niet in die mate dat ze het als richtlijn van al hun handelen zien. Onder die
mensen rekenen wij onszelf. Het is veel te gemakkelijk om je schouders op te
halen over 'godsdienstfanaten' in de overtuiging dat ook deze mensen
uiteindelijk zullen inzien dat er 'niets is tussen hemel en aarde' en dat het
gewoon een kwestie van wachten is tot Nederland een seculier land is. Bij die
impliciete opvatting hoort de neiging om er tot die tijd voor te zorgen dat
de invloed van gelovigen op de regelgeving tot een minimum beperkt blijft. Is
dat niet wat angstig? Wij moeten zelfverzekerd zijn, open voor debat. Met
goede argumenten en in coalitie met anderen brengen we onze suggesties voor
de inrichting van de samenleving naar voren. Heel belangrijk daarbij is het
garanderen van de rechten van minderheden. Democratie is niet eenvoudigweg
'meeste stemmen gelden', waarbij de meerderheid vervolgens zijn wil kan
doordrukken ten koste van de minderheid. In onze democratie wordt de
meerderheid gevormd door steeds wisselende coalities van minderheden. Dat
heeft tot nu toe een behoorlijke rechtstaat opgeleverd waarin iedereen af en
toe, als onderdeel van een minderheid, ruimte krijgt voor het volgen van het
eigen geweten. Dat moet zo blijven. Het recht van de een moet geen dwang voor
de ander worden. De publieke ruimte, het woord zegt het al, delen we met zijn
allen en dat betekent dat niemand het exclusieve recht heeft daar een stempel
op te drukken. Het is naar zijn aard een neutrale zone, maar dat betekent
niet dat we daar allemaal geheel blanco moeten rondlopen. Over die marges
moeten we met elkaar in gesprek blijven.

Wij geloven niet in God, maar wel in vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Als je gelooft in vrijheid dan houdt dat ook in de vrijheid van iemand om te
geloven, zelfs of misschien wel juist, in iets is dat jezelf niet gelooft.
Dit laat onverlet dat wij stevige kritiek hebben op die levensopvattingen die
hun volgelingen in hun vrijheid beperken, en dat zijn er velen. Dat geldt ook
voor religies die uitgaan van ongelijkheid, bijvoorbeeld tussen mannen en
vrouwen of tussen heteroseksuelen en homoseksuelen. Ons geloof in
broederschap betekent dat we waar mogelijk op zoek zijn naar wat ons als
mensen verbindt, niet wat ons scheidt. Zolang het niet in strijd is met de
wet willen we verdraagzaam zijn en ander gedrag en een ander uiterlijk
accepteren. Wij pleiten voor wederzijdse tolerantie, tussen staat en kerken,
tussen de meerderheid en de minderheid van het moment en tussen alle
minderheden onderling. En daarmee zijn we weer terug bij John Locke, maar dan
anders.

Sta faseverschillen toe, sleep mensen niet aan hun haren de 21ste eeuw in.
Geef iedereen de tijd en de ruimte. Biedt mensen de mogelijkheid om te
studeren, te werken en te leven in vrijheid. Verleid ze tot emancipatie.
Daarvoor is het niet nodig het eigen geloof op te geven maar dat mag wel! Het
allerbelangrijkste dat wij moeten doen is, naast het wel duidelijk maar niet
al te krampachtig handhaven van de scheiding van kerk en staat, vertrouwen in
de rechtstaat en in onze democratie.


Alexander Pechtold studeerde kunstgeschiedenis. Hij was veilingmeester,
wethouder, burgemeester en minister. Op dit moment is hij partijleider en
fractievoorzitter van D66. Alexander's familie heeft een katholieke
achtergrond.

Annelou van Egmond studeerde politicologie en rechten. Zij was o.a woordvoer-
der van de VN, onderwijsorganisaties en ministeries. Zij is redacteur van
Idee. Annelou heeft een eigen communicatieadviesbureau en groeide op in een
Nederlands hervormd/humanistisch en vrijmetselaars huishouden.

[1] De vrolijke wetenschap, Friedrich Nietzsche 1882
[2] Een brief over de tolerantie, John Locke 1684
[3] Artikel 6 Grondwet: 1. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of
    levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te
    belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. 2. De wet
    kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten
    plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang
    van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
[4] Alle ziel zij den machten, over haar gesteld, onderworpen; want er is
    geen macht dan van God, en de machten, die er zijn, die zijn van God
    geordineerd. - Romeinen 13 (Statenvertaling)

--------
(c) 2008 D66

**********
Dit bericht is verzonden via de informele D66 discussielijst (D66 at nic.surfnet.nl).
Aanmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SUBSCRIBE D66 uwvoornaam uwachternaam
Afmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SIGNOFF D66
Het on-line archief is te vinden op: http://listserv.surfnet.nl/archives/d66.html
**********



More information about the D66 mailing list