Vergrijzing vereist schokbestendig pensioenstelsel

Henk Elegeert hmje at HOME.NL
Sat Oct 16 00:22:53 CEST 2004


REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl

http://www.cpb.nl/nl/news/2004_43.html
Persbericht 43:

"
CENTRAAL PLANBUREAU

Onderwerp: persbericht
Nummer: 43
Datum: 12 oktober 2004
Inlichtingen bij: Peter Kooiman (tel. 070 - 3383485) of
Jacqueline Timmerhuis (tel: 070-3383477)

Vergrijzing vereist schokbestendig pensioenstelsel

Tegenover elke gepensioneerde staan nu nog vier werkenden;
in 2040 zijn dat er nog maar tweeënhalf. Door deze
vergrijzing neemt het aandeel van pensioenen in onze
economie sterk toe. Het opvangen van tegenvallers bij
pensioenfondsen door middel van premieverhoging verstoort
daardoor in toenemende mate de economische ontwikkeling.
Tegenvallers in de arbeidspensioenen kunnen ook met andere
middelen worden opgevangen, bijvoorbeeld door te korten op
de indexatie van pensioenrechten of door een andere vorm van
versobering van de pensioenaanspraken. Deze middelen werken
economisch minder verstorend dan premieverhoging. Zo kan
gebruik van indexatiekorting in plaats van premieverhoging
om de recent sterk afgenomen dekking van de
pensioenverplichtingen weer op orde te brengen op termijn
een verlies van zo’n 80 000 arbeidsplaatsen voorkomen.

Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag
verschenen CPB Document Naar een schokbestendig
pensioenstelsel. Voor diverse mogelijke varianten van
aanvullende-pensioenregelingen analyseert het CPB hierin de
economische doorwerking van verschillende soorten
tegenvallers. Door de structurele effecten van diverse
opties voor pensioenbeleid en stelselhervormingen
kwantitatief in kaart te brengen, vertrekkend van de
bestaande ongunstige uitgangssituatie, wil het CPB het
maatschappelijke debat over de inrichting van de tweede
pijler van het pensioenstelsel ondersteunen.

Tweede pijler
De studie richt zich op de ouderdomspensioenen in de tweede
pijler, vaak aanvullende of arbeidspensioenen genoemd. Onder
de ouderdomspensioenen worden hier tevens begrepen de
regelingen voor nabestaanden.
Vervroegde-uittredingsregelingen zoals VUT en prepensioen
vallen buiten het bestek van deze studie. De eerste pijler
van het Nederlandse pensioenstelsel is het basispensioen dat
uit de algemene middelen wordt gefinancierd: de AOW. De
derde pijler bestaat uit individuele pensioenverzekeringen.

De tweede pijler wordt gevormd door de pensioenbesparingen
die collectief geregeld worden in het overleg over de
arbeidsvoorwaarden tussen werkgevers en werknemers. In
Nederland zijn deze kapitaalgedekt. Dat wil zeggen dat
werknemers gedurende hun arbeidzame leven door het afdragen
van premies aan pensioenfondsen sparen voor hun eigen
oudedagsvoorziening. Deze premies worden door het
pensioenfonds belegd.

Schokken
De opgebouwde pensioenrechten van de deelnemers aan de
pensioenregelingen vormen de pensioenverplichtingen van de
fondsen. Deze verplichtingen zijn gedekt door de waarde van
de pensioenbeleggingen. Door tegenvallers, meestal als
‘schokken’ aangeduid, kan deze balans verstoord raken: de
waarde van de pensioenbeleggingen kan plotseling dalen, of
de verplichtingen kunnen onverwachts toenemen. Schokken
kunnen zich in diverse vormen voordoen. Zo vermindert een
aandelen-krach de waarde van het pensioenvermogen. Een
onverwachte verlenging van de verwachte levensduur van de
pensioengerechtigden betekent langduriger pensioenbetalingen
en dus hogere verplichtingen. Ook een rentedaling leidt tot
hogere pensioenverplichtingen. Bij waardevaste of
welvaartsvaste pensioenen groeien de pensioenrechten mee met
respectievelijk de prijsstijging (prijsinflatie) of de
stijging van de lonen (looninflatie). Een hogere inflatie
doet de verplichtingen sneller toenemen.

Positieve schokken zijn ook mogelijk maar deze vormen veel
minder een probleem dan negatieve schokken, zodat de
aandacht vooral uitgaat naar negatieve schokken. Deze kunnen
dekkingstekorten veroorzaken. Dekkingstekorten mogen niet te
groot worden. Zij vergroten namelijk het risico dat nieuwe
generaties die de arbeidsmarkt nog moeten gaan betreden,
niet langer bereid zijn aan de pensioenregeling deel te
nemen. Het pensioenfonds loopt dan leeg, of, erger, kan zijn
verplichtingen niet meer nakomen. Schokken moeten daarom
worden opgevangen door vermindering van pensioenrechten of
door extra vermogensvorming, bijvoorbeeld door premieverhoging.

Premieverhoging versus indexatiekorting
Als een dekkingstekort wordt opgevangen door premieverhoging
blijven reeds opgebouwde rechten buiten schot. Huidige en
toekomstige werkenden dragen alle lasten. De hogere premies
die zij dan tijdelijk moeten betalen om het dekkingstekort
in te lopen, resulteren voor hen niet in hogere
pensioenaanspraken. Deze inhaalpremies hebben daarom het
karakter van een lastenverzwaring op arbeid. Omdat daardoor
werken per saldo minder oplevert loopt de werkgelegenheid en
daarmee ook de productie terug. Inhaalpremies verstoren dus
de economische groei. Uit de studie blijkt dat dit een
dominant effect is. Dit zal nog toenemen naarmate de
vergrijzing voortschrijdt. Het draagvlak versmalt dan, wat
het premie-instrument botter maakt.

Een dekkingtekort kan ook worden ingelopen door tijdelijk de
indexatie aan de prijs- of looninflatie te beperken, of
zelfs helemaal stop te zetten. Door deze indexatiekorting
groeien de reeds opgebouwde pensioenrechten minder hard aan.
Dit treft vooral de gepensioneerden en de oudere werknemers
die al een omvangrijke pensioenopbouw hebben. Deze geringere
aangroei van reeds bestaande rechten vermindert de
inkomenszekerheid van gepensioneerden, maar verstoort
anderzijds ook de macro-economische ontwikkeling veel minder
omdat deze niet werkt als een extra belasting op arbeid.

Als de huidige dekkingstekorten louter zouden moeten worden
ingelopen met inhaalpremies, dan heeft dit op termijn een
verlies van zo’n 80 000 arbeidsplaatsen tot gevolg. Wordt in
plaats van premieverhoging indexatiekorting of een andere
vorm van versobering van pensioenen toegepast, dan kan dit
worden voorkomen. Dit verlies doet zich voor tijdens de
herstelperiode van de pensioenfondsen. Naar verwachting zal
het tot 2040 duren voordat de dekkingsgraad van
pensioenfondsen weer op het gewenste niveau is gebracht.

Stelselwijziging
De onderzoekers hebben voor diverse mogelijke veranderingen
in het pensioenstelsel geanalyseerd wat de gevolgen zouden
zijn voor de schokbestendigheid.

Eindloon versus middelloon
In een eindloonstelsel is het pensioen een bepaald
percentage van het laatst verdiende loon van de werknemer.
De aangroei van de opgebouwde rechten van een nog actieve
werknemer wordt daarbij volledig bepaald door de
ontwikkeling van zijn loon. Indexatiekorting vermindert
daardoor alleen de aangroei van rechten van reeds
gepensioneerden.

Onder een middelloonstelsel wordt ieder jaar een bepaald
percentage van het in dat jaar verdiende loon opgebouwd.
Indexatiekorting kan dan ook worden toegepast op de aangroei
van de reeds opgebouwde rechten van alle werkenden.
Dekkingstekorten kunnen daardoor onder een
middelloonregeling effectiever door indexatiekortingen
worden opgevangen dan bij een eindloonregeling. Bijgevolg is
voor het opvangen van een schok naast indexatiekorting
minder premieverhoging noodzakelijk, met navenant minder
macro-economische verstoring. De overgang van eindloon- naar
middelloonregelingen, die de afgelopen jaren al goeddeels
heeft plaatsgevonden, kan in dit licht als gunstig voor de
schokbestendigheid van het stelsel worden bestempeld.

DB- versus DC-regelingen
De eerder genoemde eindloon- en middelloonregelingen worden
wel aangeduid als ‘defined benefit’ (DB) regelingen.
Kernpunt is dat daarbij de pensioenaanspraken zijn gebaseerd
op het loonniveau. Door de lange termijn waarop de effecten
van schokken worden weggewerkt, vindt ook risicodeling met
toekomstige generaties plaats.

Tegenover de DB-regelingen staan de zogenaamde beschikbare
premie-regelingen (‘defined contribution-’ of DC-regeling).
Dat is een spaarvorm waarbij de pensioenaanspraken volledig
bepaald zijn door de waarde-ontwikkeling van de gestorte
premies (er is dus geen relatie met het loon). Onder deze
regelingen is er niet langer sprake van macro-economische
verstoringen: tegenvallers worden direct afgeboekt op de
waarde van het pensioenspaartegoed. Bestaande regelingen met
de mogelijkheid van indexatiekortingen om schokken op te
vangen, kunnen overigens worden beschouwd als een mengvorm
van de twee systemen.

Omdat in een DC-regeling ieder voor zich spaart kan niet
langer geprofiteerd worden van de risicodeling tussen
generaties, die inherent is aan DB-regelingen. Dit wordt
algemeen als een belangrijk minpunt gezien. De omvang van
het verlies blijkt evenwel beperkt. Zelfs als
dekkingstekorten over 15 jaar kunnen worden uitgesmeerd,
conform de regels van het huidige toezichtkader voor
pensioenfondsen, wordt ongeveer 85% van een schok gedragen
door de huidige werkende en gepensioneerde generaties.
Slechts 15% van de negatieve èn positieve schokken wordt
doorgeschoven naar generaties die ten tijde van de schok de
arbeidsmarkt nog niet hebben betreden. De welvaartswinst van
deze intergenerationele risicodeling zal daarom gering zijn.

Verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd
Het aandeel van het pensioenstelsel in de nationale economie
kan worden verkleind door verhoging van de
pensioengerechtigde leeftijd. De studie analyseert de
effecten van een verhoging van de formele pensioenleeftijd
in twee stappen, tot uiteindelijk 67 jaar in 2015. Het gaat
daarbij om een hogere pensioenleeftijd voor zowel de AOW als
het aanvullend pensioen. De modelberekeningen wijzen op een
sterke toename van de werkgelegenheid: op termijn zo’n 50
000 personen. Dit is vooral te danken aan de besparingen op
de AOW- en pensioenuitgaven en de lagere belasting- en
premiedruk die daarvan het gevolg is. De
werkgelegenheidstoename beperkt zich dan ook niet tot oudere
werknemers, maar is over alle leeftijdsgroepen verspreid.
Verhoging van de pensioenleeftijd vergroot ook de
schokbestendigheid van het stelsel. Doordat de
pensioenverplichtingen lager zijn en het aantal werkenden,
dus premiebetalers, toeneemt, richten schokken minder
macro-economische schade aan, ook wanneer premieverhoging
wordt ingezet om dekkingstekorten in te lopen.

Ook de macro-economische voordelen van latere pensionering
zijn overigens geen ‘free lunch’. Werkenden die gerekend
hadden op pensionering op 65-jarige leeftijd en onverwachts
met de beleidswijziging worden geconfronteerd zien hun netto
profijt van deelname aan de pensioenregeling dalen. Zo
leveren 55-jarige werknemers in termen van netto contante
waarde meer dan 4 000 euro in.

Risicoverdeling over generaties
Je kunt iedere pensioenregeling zien als een contract over
de wijze waarop de financiële gevolgen van schokken worden
verdeeld tussen huidige en toekomstige deelnemers aan de
regeling. Deze risicoverdeling wordt in de studie voor de
besproken varianten in kaart gebracht door voor individuele
jaargangen het netto profijtvan deelname aan het
pensioenstelsel te berekenen. Dit maakt zichtbaar bij wie de
lasten en de lusten van (verandering van) het
pensioenstelsel uiteindelijk neerslaan: gepensioneerden,
jonge of oudere werkenden, of toekomstige generaties die de
arbeidsmarkt nog moeten betreden. Deze intergenerationele
effecten - steeds uitgedrukt als netto contante waarde -
kunnen fors zijn. Zo betekent de overgang van een eindloon-
op een middelloonstelsel dat de huidige dekkingstekorten
voor een groter deel kunnen worden weggewerkt door
indexatiekorting, waardoor lagere premies mogelijk zijn.
Voor jonge werknemers domineert het effect van lagere
premies: 25-jarigen zien hun netto profijt met zo’n 10 000
euro toenemen. Oudere werknemers profiteren minder van de
premieverlaging en hebben relatief veel nadeel van de
verminderde aangroei van hun reeds opgebouwde
pensioenrechten: 55-jarigen leveren zo ongeveer 10 000 euro
in. Het omslagpunt ligt rond de 45 jaar: werknemers van die
leeftijd spelen ongeveer quitte.

Verdere ontwikkeling pensioenstelsel
In het licht van de aankomende vergrijzing is een
verschuiving in de richting naar een meer schokbestendig
pensioenstelsel onvermijdelijk. De overgang van eindloon-
naar middelloonregelingen is een duidelijke stap in de goede
richting. Beantwoording van de vraag of nog verdere stappen
moeten worden gezet, bijvoorbeeld in de richting van een
(collectief) DC-stelsel, vergt een maatschappelijke afweging
tussen enerzijds kleinere macro-economische verstoringen en
anderzijds lagere inkomenszekerheid voor gepensioneerden.
Deze studie beoogt bij te dragen aan het maatschappelijke
debat en de besluitvorming over het pensioencontract door de
pro’s en con’s van de verschillende mogelijke stelsels
kwantitatief in kaart te brengen.

Het CPB-document Naar een schokbestendig pensioenstelsel,
ISBN 90-5833-191-1, is te bestellen bij:

Bibliotheek Centraal Planbureau
Postbus 80510
2508 GM Den Haag
Telefax: 070-3383350
E-mail: bibliotheek at cpb.nl
Prijs: 9 euro

De volledige publicatie is tevens (gratis:
http://www.cpb.nl/nl/pub/document/67/doc67.pdf) beschikbaar
als PDF-bestand op de website van het CPB (www.cpb.nl).
"

**********
Dit bericht is verzonden via de informele D66 discussielijst (D66 at nic.surfnet.nl).
Aanmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SUBSCRIBE D66 uwvoornaam uwachternaam
Afmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SIGNOFF D66
Het on-line archief is te vinden op: http://listserv.surfnet.nl/archives/d66.html
**********



More information about the D66 mailing list