Verloedering openbaar ministerie
Henk Elegeert
HmjE at HOME.NL
Fri Oct 4 20:33:56 CEST 2002
REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl
Bart Meerdink wrote:
>
> REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl
>
> Met afgrijzen las ik dat woninginbraak tegenwoording bij het OM op een lijn
> gesteld wordt met fietsendiefstal bij de delicten die het onderzoeken niet
> waard zijn. Het hellende vlak.
>
> http://krant.telegraaf.nl/krant/vandaag/teksten/bin.wijkerslooth.beetje.vaak.html
>
> Citaat:
>
> Duidelijk is wel dat een delict als woninginbraak en fietsendiefstal niet op
> het prioriteitenlijstje voorkomt. ,,Die één miljoen gestolen fietsen komt
> terecht bij een grote groep burgers die er blijkbaar geen probleem in zien om
> een gestolen fiets te kopen. Het normbesef op dit punt is kennelijk laag
> ontwikkeld. Tegen die massaliteit valt niet op te rechercheren", reageerde De
> Wijkerslooth op de ingezonden brief van een gedupeerde in deze krant.
>
> Einde citaat.
>
> Wat een schaamteloze verloedering sreidt deze heer De Wijkerslooth ten toon.
>
> Hij bestaat het daarbij om de burger zelf de schuld te geven van de 1 miljoen
> fietsendiefstallen per jaar.
Nou, niet echt lees maar!!!
"
http://www.openbaarministerie.nl/basis/actu.php?id=67
Speech Mr J.L. de Wijkerslooth
Symposium t.g.v. het afscheid van mr. W.J.B. Zeyl d.d. 3 oktober 2002
Mr. J.L. de Wijkerslooth, voorzitter van het College van
procureurs-generaal, ging bij zijn speech bij het afscheid van
hoodfofficier mr. Zeyl, uitgebreid in op de aktualiteit. Hij sprak over
een strafrechtketen die steeds verder onder spanning komt te staan en
hoog gespannen verwachtingen bij het publiek. In zijn speech geeft hij
aan welke richting het OM in moet slaan wil het in de toekomst het
hoofd boven water kunnen houden.
Mr. J.L. de Wijkerslooth
De strafrechtelijke rechtshandhaving staat ter discussie. De misdaad
neemt toe, zowel in kwantiteit als in ernst, terwijl ondertussen de
burgers veeleisender worden op het gebied van veiligheid. Die
ontwikkelingen leiden er dan weer toe dat steeds nieuwe aanspraken
worden gedaan op een strafrechtsketen die toch al op zijn tandvlees
loopt. Ik zal vanmiddag aangeven welke richting het OM in moet slaan als
het in de toekomst het hoofd boven water wil houden. Dat zal ik doen
door te proberen een antwoord te geven op een ingezonden brief die deze
week in de Telegraaf stond.
Ik citeer:
Waar zijn ze toch mee bezig in Den Haag? Het aantal fietsendiefstallen
in ons land is enorm. Naar schatting worden jaarlijks één miljoen
tweewielers gejat. Vooral in de randstad is het een groot probleem.
Junks maken zich op grote schaal schuldig aan het stelen van fietsen.
Het voornemen om een fiets te voorzien van een diefstal-preventiechip is
prachtig, maar nog beter is het om drugsverslaafden eens flink onder
handen te nemen. Onbegrijpelijk vind ik de opvatting van de baas van
het OM de heer De Wijkerslooth, die fietsendiefstal geen prioriteit wil
geven omdat hij de aanpak van de zware criminaliteit veel belangrijker
vindt. 1 miljoen gestolen rijwielen: dat is toch zware criminaliteit?
Ondertussen bescherm ik mijn fiets met drie sloten tegen diefstal en
betaal ik 150 euro per jaar voor een fietsverzekering. En nu maar hopen
dat mijn fiets er nog staat
anders wordt het wéér lopen, voor de
zoveelste keer.
Erik Oostrom, Utrecht
Deze Erik Oostrom stelt precies die vragen aan de orde waar wij op dit
moment voor staan bij het OM. Hoe bewerkstelligen wij dat wij ons met
die vormen van misdaad bezig houden die maatschappelijk relevant zijn en
hoe leggen wij onze keuzes uit?
Ik zal bij de beantwoording van die vraag vier deelonderwerpen aan de
orde laten komen:
- De plaats van de strafrechtelijke handhaving
- De sturing van de opsporing
- De capaciteit van de keten
- De OM-organisatie
De plaats van de strafrechtelijke handhaving
Allereerst de plaats van de strafrechtelijke handhaving. Los van
eventuele capaciteitstekorten zal men zich voordat men tot
strafrechtelijke handhaving overgaat, steeds de vraag moeten stellen wat
in concreto de toegevoegde waarde van strafrechtelijke repressie is. Het
lijdt geen twijfel dat niet alles met strafrechtelijke repressie is op
te lossen. Als er een norm is waarvan de meeste mensen het nut niet
inzien, zal deze grootschalig worden overtreden. Het zal dan uit het
oogpunt van normoverdracht weinig zin
hebben om het strafrecht in te zetten.
Bij bepaalde vormen van drugscriminaliteit komen wij dicht in de buurt
van die situatie. Wanneer een flink deel van de Nederlandse jeugd zich
ieder weekend in een uitgaansscène stort waar het gebruik van drugs als
iets vanzelfsprekend gezien wordt, wordt het wel heel erg moeilijk om
daar met strafrechtelijke handhaving iets aan te veranderen.
Een ander voorbeeld zijn de geringe snelheidsovertredingen. Zolang de
overheid er niet in slaagt de burger ervan te overtuigen dat het
gevaarlijk is om te hard te rijden en dat is toch echt aantoonbaar het
geval wekt de strafrechtelijke handhaving eerder weerstand op dan dat
ze helpt het aantal overtredingen terug te dringen.
Wanneer criminaliteit situationeel of cultureel bepaald is, heeft het
strafrecht helaas weinig toe te voegen. Daarmee ontstaat echter nog niet
een vrij domein. Het strafrecht is niet de enige methode om normconform
gedrag te bevorderen. Dat kan ook door preventieve en bestuurlijke
maatregelen. Die zijn soms verbluffend eenvoudig: doordat bij de
kaartjesautomaten op de NS-stations aan de rechterkant een schot is
geplaatst, kunnen potentiële bankpasdieven niet meer meekijken wanneer
iemand zijn pincode intoetst. Er is dan geen gelegenheid meer, dus ook
geen dief. Wanneer automobilisten stug door gaan met te hard rijden op
woonerven, zal de gemeente verkeersdrempels neerleggen. Zoiets werkt
veel beter dan de acceptgiros van het CJIB.
De strafrechtelijke handhaving kan wel effect hebben in die situaties
waarin de norm volop door preventie en door bestuurlijke maatregelen
wordt ondersteund. Het OM en de politie kunnen zich dan concentreren op
de relatief schaarse rotte appelen in de mand.
Als ik dan naar de fietsendiefstallen kijk, is dat een vorm van
criminaliteit die in belangrijke mate cultureel bepaald is. Meneer
Oostrom legt de schuld voor de fietsendiefstal bij junks. Dat klopt maar
ten dele. Fietsen worden ook grootschalig tegen de wil van de eigenaar
geleend door jongeren die allerminst verslaafd zijn. Junks zijn
bovendien bij mijn weten zelf niet van die fanatieke wielrijders. Zij
stelen fietsen omdat er een markt voor is. Die één miljoen fietsen komen
terecht bij een grote groep van burgers die er blijkbaar geen probleem
in zien om een gestolen fiets te kopen. Het normbesef op dit punt is
kennelijk laag ontwikkeld. Tegen die massaliteit valt niet op te
rechercheren.
Sturing van de opsporing
Dat brengt me bij het volgende punt, de sturing van de opsporing. Hoe
bepalen wij waar wij onze capaciteit met voorrang op willen inzetten?
Dan kom ik weer terug bij het voorbeeld van de fietsendiefstal. Het is
niet zo dat wij daar helemaal niets aan doen. Even afgezien van de
zeldzaamheid van een heterdaadje, zal de politie in twee gevallen in
ieder geval capaciteit vrij moeten maken voor fietsendiefstal. Dat is
allereerst als bekend is dat een bepaalde persoon stelselmatig in
gestolen fietsen handelt. Het tweede geval is als sprake is van de echt
georganiseerde fietsendiefstal. Er zijn bendes die hele vrachtwagens vol
fietsen vanuit Nederland in
oostelijke richting sturen.
Van vier groepen daders zullen politie en OM in elk geval structureel
werk moeten maken als ze de misdaadbestrijding effectief willen
aanpakken. Allereerst zal de politie steeds in actie moeten komen in die
zaken van enige ernst waarin de daders hetzij bekend hetzij
redelijkerwijs kunnen worden opgespoord. De op heterdaad betrapte
fietsendief is een voorbeeld.
De tweede categorie is de systematische dader, ook wel veelpleger
genoemd. Zo iemand genereert een grote hoeveelheid delicten en zal daar
mee door zal gaan zolang het strafrecht hem ongemoeid laat.
Ook de georganiseerde misdaad moeten we aanpakken, omdat die de
samenleving kan ontwrichten door de gebruikte methoden en de
grootschaligheid.
De laatste categorie dader waar we steeds op moeten reageren, is de
jeugd. Wij moeten er vroeg bij zijn om te voorkomen dat iemand het
verkeerde pad op gaat.
Dat hoeft niet steeds heel streng te zijn, maar de reactie moet wel
duidelijk maken dat het eerste strafbare feit meteen ook het laatste is
geweest.
Dat zijn de categorieën daders waar de strafrechtelijke handhaving zich
in elk geval op zal moeten richten. Er kan ook een indeling gemaakt
worden naar delictsoorten. Er komt binnenkort een aanwijzing van het OM
waarin wij aan geven welk soort zaken in beginsel zou moeten worden
opgespoord. Het doel van die richtlijn is niet alleen om te zorgen dat
een evenwichtige afweging wordt gemaakt bij de inzet van de
opsporingscapaciteit, maar vooral ook om te zorgen dat bepaalde zaken
worden aangepakt die nu ten onrechte blijven liggen. In die richtlijn
wordt de prioritering gekoppeld aan de ernst van het feit en aan de
opsporingsmogelijkheden.
De gehanteerde criteria zijn dan bijvoorbeeld of er wapens zijn
gebruikt, hoe hoog het schadebedrag is, of het slachtoffer letsel heeft.
De aanwijzing zit echter niet zo in elkaar dat nooit meer vormen van
criminaliteit worden aangepakt die niet aan de criteria voldoen.
Het kan zijn dat een bepaalde vorm van inbraak weinig schade oplevert.
Als er dan ook amper opsporingsindicaties zijn, is het niet raadzaam om
daar veel capaciteit voor vrij te maken. Dat wordt echter anders als in
één wijk binnen korte tijd dat soort inbraken heel vaak voorkomt. Dan
moet daar gewoon mankracht voor worden vrijgemaakt.
Voor alle duidelijkheid: deze aanwijzing is geen defensief systeem om
het OM werk te besparen. Het gaat er allereerst om dat wij onze middelen
daar inzetten waar het te verwachten rendement voor de samenleving het
grootst is.
Om onze capaciteit effectief in te zetten en het belangrijkste
criterium voor die effectiviteit is of de handhaving helpt om de
misdrijven tegen te gaan zal veel meer dan nu het geval is vanuit een
wetenschappelijke benadering gewerkt moeten worden. Dat veronderstelt
dat gekeken wordt wat de hotspots zijn, waar de maatschappelijke pijn
het grootst is, wat de ontwikkelingen zijn en hoe de daders te werk
gaan. In het bedrijfsleven is het heel normaal dat om een marktanalyse
te maken voordat men een investering doet, maar bij het OM moeten wij
nog wat aan die gedachte wennen. Te vaak nog pakken wij iets aan omdat
het op ons bureau
komt of omdat iemand zegt dat het erg is.
Ten tweede leggen wij ons met de aanwijzing vast op een bepaald minimaal
opsporingsniveau dat we de burgers willen bieden. En dat niveau is niet
zelden hoger dan nu het geval is. We moeten bijvoorbeeld af van de
situatie dat de politie een inbraak telefonisch afhandelt en niet meer
langskomt om sporen te verzamelen. Als de overheid daar al niets meer
aan doet, falen we zelfs als nachtwakersstaat.
De capaciteit van de keten
Wanneer wij via de aanwijzing een minimumniveau van opsporing gaan
bevorderen, betekent dat dus dat er meer zaken op ons af gaan komen. Dat
heeft gevolgen voor de capaciteit van de strafrechtsketen. Het is
duidelijk dat die keten momenteel verschillende zwakke schakels bevat
die het rendement van het geheel nadelig beïnvloeden. Op de korte
termijn valt daar enige winst te behalen en op de lange termijn zijn ook
de nodige systeemingrepen te bedenken die enige lucht verschaffen.
Daarover is het OM op het moment volop in dialoog. Er zal echter altijd
een spanning blijven tussen prioriteit en capaciteit, hetgeen er dan
weer toe leidt dat de
te maken keuzes nog scherper uitpakken.
In elk geval zullen wij in de lijn van het hiervoor besproken
rationaliseringsproces ook bij de sancties sterk het maatschappelijk
rendement voor ogen moeten houden. Natuurlijk moet er een verhouding
bestaan tussen de straf en de ernst van het feit, maar een graadmeter
moet toch ook zijn hoeveel toegevoegde waarde de strafrechtelijke
reactie heeft.
De OM-organisatie
Het vierde punt waar ik aandacht wil schenken is de OM-organisatie. Ook
die kan op rationelere leest worden geschoeid. Wij moeten onze taken
organiseren op het niveau dat die taak rechtvaardigt. Vanwege de
historie werken wij nog sterk vanuit een arrondissementaal stelsel, maar
functioneel zijn die arrondissementsgrenzen niet altijd relevant. Soms
moeten expertise en voorzieningen op een landelijk niveau worden
ingebed, soms op interarrondissementaal niveau, terwijl voor sommige
commune delicten de juiste schaal mogelijk kleiner is dan de
arrondissementsgrens.
Neem nu de problematiek van door vreemdelingen gepleegde criminaliteit.
De natuurlijke reflex is om te zeggen dat wij negentien
vreemdelingenofficieren in het leven roepen. Maar zijn die wel echt
nodig? Krijgt zo iemand voldoende te doen in dat specialisme om ook echt
expertise te kunnen opbouwen en vasthouden? Is er dan nog wel voldoende
samenhang tussen die negentien vreemdelingenofficieren?
Aan de hand van zulke vragen zullen wij de komende tijd de verschillende
specialismen tegen het licht moeten houden. Dat geldt overigens ook voor
de beheersfuncties. Ik kan me voorstel dat elk parket zijn eigen
betaalkantoor moet hebben, maar geldt dat ook voor de andere financiële
functies?
Voor alle duidelijkheid, die zoektocht naar de juiste schaalgrootte is
geen esthetische exercitie. Het doel is om de beschikbare krachten zo te
bundelen dat wij een zo hoog mogelijk rendement halen bij de bestrijding
van de misdaad.
De eis van rationaliteit geldt vervolgens ook voor de wijze waarop de
verschillende taken worden uitgeoefend. Bij de laatste OM-conferentie
ging het over het vraagstuk van de kwaliteit. De eisen die het OM aan de
ketenpartners stelt zijn hoog wij willen meer cellen, meer recherche,
minder technische sepots en meer zittingscapaciteit, maar hebben wij
omgekeerd een goed verhaal als de buitenwereld ons tegenwerpt dat onze
werkprocessen onvoldoende doordacht zijn? Er gaat veel
voorbereidingscapaciteit op aan zaken die later ter zitting worden
aangehouden. Kan het OM in elk van die gevallen zeggen dat dat aan de
verdediging ligt? Kan
het OM met de hand op het hart verklaren dat het nooit gebeurt dat een
slachtoffer eerst een brief van het parket krijgt met de mededeling dat
hij op de hoogte zal worden gehouden van het verloop van de strafzaak om
vervolgens niets meer te horen?
Conclusie
De rode draad in dit verhaal is dat wij als OM voor alles wat wij doen,
bij alle keuzes die wij maken, deugdelijke argumenten moeten kunnen
aandragen. Dat geldt ook voor een beslissing om niet-stelselmatige
fietsendiefstal niet tot prioriteit te maken. Het probleem is dat wij in
het verleden wel aardig hebben willen zijn, maar niet duidelijk. Een
systeem werkt pas als men niet te vaak van koers verandert. Je moet
bereid zijn om de weg die je inslaat ook uit te lopen, ook al brengt
iemand je halverwege op andere gedachten.
Nu proberen wij te vaak van alles een beetje doen: een beetje
milieucriminaliteit, een beetje kinderporno, een beetje
fietsendiefstallen, noem maar op. Ten dele is dat omdat wij zelf
onvoldoende onze focus hebben bepaald, maar vaak ook omdat er halverwege
de rit aan ons getrokken werd, door de politiek, door het bestuur, door
belangengroeperingen, door de media. De reflex is bekend: iemand roept
het kan toch niet zo zijn dat het OM niets doet aan profvoetballers met
een vals paspoort en voor je het weet is er alweer een officier op
gezet. Het gevaar is dan dat de prioriteitstelling bepaald wordt door
degene die het hardst roept of zeurt.
Ik citeer de Amsterdamse korpschef Jelle Kuiper over de inzet bij
inbraken:
Wij hebben ons afgevraagd wat wij nog wel en niet kunnen doen. Zo
hebben wij besloten dat wij niet meer naar een inbraak zonder dader
gaan. Dat bleek een verkeerde keuze, omdat mensen soms buitengewoon
emotioneel zijn. Dus als de meldkamer merkt dat mensen geëmotioneerd
zijn, wordt er toch een spoedmelding van gemaakt.
Met andere woorden: de politie komt pas kijken als het slachtoffer
klaagt. Dat mag nooit de basis zijn voor opsporingsbeleid of voor
slachtofferbejegening.
Binnenkort komt het OM met een aanwijzing met minimumeisen voor de
opsporing. Daarin staat aangegeven wanneer opsporing geïndiceerd is,
maar ook de keerzijde van de medaille: wanneer opsporing en vervolging
in beginsel niet aan de orde zijn. Omdat die criteria in een aanwijzing
van het College staan worden ze tot onderwerp gemaakt van de politieke
verantwoordelijkheid van de minister waardoor de in die aanwijzing
gemaakte keuzen ook politiek gelegitimeerd worden. Zo staan de
officieren van justitie steviger in hun schoenen wanneer ze nee moeten
zeggen tegen al die organisaties en belangengroeperingen die willen dat
er een beetje meer of juist een beetje minder wordt gedaan dan is
afgesproken. Wij moeten af van de situatie waarin de moeilijkste
keuzes geheel aan de uitvoerenden worden overgelaten. Vergelijk het met
een ziekenhuis met een beperkt aantal intensive care bedden. Een arts
zal steeds moeten beslissen welke patiënt van die bedden gebruik kunnen
maken en welke niet. Dat kunnen beslissingen van leven of dood zijn.
Het is dan zinvol als hogerop in de hiërarchie afspraken worden gemaakt
over de invulling van de schaarste waarbij ook gekeken wordt naar het
algemene belang. Daarmee is de individuele arts nog niet van zijn
moeilijke beslissing af, maar zijn beslissing past in ieder geval in een
breder kader.
Ook de strafrechtelijke handhaving vergt keuzes. Men kunt die keuzes zo
transparant en rationeel mogelijk maken, maar het maken van keuzes
betekent nu eenmaal dat niet iedereen bediend kan worden.
Ik heb geprobeerd een antwoord te geven op de brief van Erik Oostrom.
Het is misschien geen bevredigend antwoord voor degene wiens fiets wordt
gestolen terwijl hij hem met drie sloten had vastgemaakt, maar het is
het beste antwoord dat wij onder deze omstandigheden kunnen geven.
Naschrift n.a.v publikatie in De Telegraaf:
Er is geen sprake van dat het Openbaar Ministerie (OM) niets meer doet
aan woninginbraak en fietsendiefstal, zoals De Telegraaf kopte. Als er
sprake is van georganiseerde fietsendiefstal en grootscheepse heling dan
kunnen de daders op onze aandacht rekenen. Als bij een inbraak veel is
buitgemaakt of duidelijke sporen zijn achtergelaten, dan kan de
recherche aan de slag. Bij politie en OM werken mensen die het liefst
achter elke crimineel zouden aangaan. Daarom zijn ze agent of officier
geworden. In dit land bestaan echter behalve wachtlijsten in de zorg en
het onderwijs ook wachtlijsten in de veiligheidszorg. Politie en OM
moeten door
capaciteitstekorten nu reeds ongeveer 80.000 zaken laten liggen waarin
wèl dadersporen bestaan. Het kabinet komt volgende week met een groot
veiligheidsplan. Feit blijft dat er keuzen gemaakt moeten worden. Als je
maar één pak koek hebt, dan kun je niet de hele gemeente op de koffie
uitnodigen. Als je beperkte capaciteit hebt, dan moet je die inzetten
voor de ergste zaken. En dan pakken wij liever een tasjesdief of
geweldpleger aan, dan dat er veel werk wordt gemaakt van een
fietsendiefstal.
Mr. J.L. de Wijkerslooth,
Voorzitter van het College van procureurs-generaal
"
**********
Dit bericht is verzonden via de informele D66 discussielijst (D66 at nic.surfnet.nl).
Aanmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SUBSCRIBE D66
Afmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SIGNOFF D66
Het on-line archief is te vinden op: http://listserv.surfnet.nl/archives/d66.html
**********
More information about the D66
mailing list