WTO en EU
Herman Beun
chbeun at WORLDONLINE.NL
Fri Dec 3 12:04:34 CET 1999
Atilla Arda schreef:
> Gisteravond naar NOVA gekeken. Zag dat de EU heeft
> aangegeven bereid te zijn om genetische
> modificatie van voedsel niet op de
> verpakking te vermelden. Daarvoor vraagt de EU
> iets van de VS: landbouwsubsidies mogen
> blijven.
Ik moet nog even uitzoeken wat er precies door de verschillende
partijen beloofd is (je moet niet denken dat het EP direct over dit
soort zaken op de hoogte gehouden wordt of zo), maar als dit klopt
ben ik het natuurlijk helemaal met Atilla eens.
Overigens vernam ik uit andere bron weer dat is afgesproken om de
landbouwsubsidies op termijn geheel af te schaffen. Ik zoek het uit,
de eurofractie zit er bovenop :-)
Ter info hieronder een opinieartikel over dit onderwerp dat 24
november jl. in de Volkskrant verschenen is.
----
Liberalisering van wereldhandel moet zwakkeren centraal zetten
door Lousewies van der Laan
Op 30 november beginnen in Seattle nieuwe onderhandelingen over
liberalisering van de wereldhandel. De eerste meningsverschillen
beginnen zich echter nu al af te tekenen. De EU wil alleen praten
over het opheffen van handelsbarrières als ook afspraken gemaakt
worden over arbeidsomstandigheden, het milieu en de positie van de
ontwikkelingslanden. De VS willen de gesprekken echter beperken tot
liberalisering van landbouw en de dienstensector. Dat is jammer,
want van de geïntegreerde aanpak die de EU voorstaat, mits die
gepaard gaat met een veel grotere openheid dan tot nu toe
gebruikelijk, zouden zowel de ontwikkelingslanden als het milieu
groot voordeel kunnen hebben.
De Europese Commissie heeft van de EU-lidstaten het mandaat gekregen
om namens hen de WTO-onderhandelingen te voeren. Op 27 oktober is
Commissievoorzitter Prodi al naar Washington vertrokken om daar met
de Amerikaanse president Clinton te praten over een gezamenlijke
Europees-Amerikaanse opstelling. Die voorbesprekingen zijn er niet
voor niets, want EU en VS verschillen nogal van mening over de
reikwijdte van de onderwerpen die in de nieuwe akkoorden geregeld
moeten worden. Naar de mening van de VS zouden de gesprekken zich
moeten beperken tot slechts een aantal onderwerpen dat in de
voorgaande (Uruguay-)ronde onderbelicht is gebleven, zoals
markttoegang voor landbouwproducten en diensten. De EU zet in op een
veel bredere benadering, waarin ook normen op het gebied van milieu,
dierenwelzijn, arbeidsomstandigheden en de positie van
ontwikkelingslanden aan de orde worden gesteld.
Beide partijen kiezen daarmee de uitgangspositie die voor hun eigen
belangen het gunstigst is. De VS, met hun grootschalige landbouw,
zijn er het meest bij gebaat de onderhandelingen zo smal mogelijk te
houden. Op die manier kan men makkelijker toegang afdwingen voor
Amerikaanse producten die nu door de EU geweerd worden, zoals met
behulp van hormonen geproduceerd vlees en genetisch gemodificeerde
maïs en soja. De EU op haar beurt tracht het afschermen en zwaar
subsidiëren van haar landbouw te rechtvaardigen met het argument dat
Europese boeren relatief hoge kosten maken als gevolg van de strenge
eisen op het gebied van milieu- en consumentenbescherming. De
realiteit is echter dat in Europa de meeste landbouwsteun terecht
komt bij grootschalige, milieu- en dieronvriendelijke bedrijven en
niet bij de kleine biologische boer die op een duurzame manier
produceert. Vooral de recente crises met dioxine, varkenspest en BSE
hebben duidelijk gemaakt dat een grondige hervorming van het
EU-landbouwbeleid onvermijdelijk is, en verder openstellen van de
Europese markt voor buitenlandse producten zal daar zeker deel van
uitmaken. De brede benadering van de Europese lidstaten moet daarom
mede gezien worden als een poging om in de WHO-onderhandelingen
zoveel mogelijk wisselgeld achter de hand te houden.
Toch bestaat nu voor het eerst een kans dat de belangen van het
milieu, de consument en de ontwikkelingslanden daadwerkelijk in
vrijhandelsakkoorden worden meegenomen, en het zou jammer zijn als
die onbenut zou blijven. Handelspolitiek is al veel te lang
gedomineerd geweest door alleen de belangen van grote bedrijven en
andere machtige marktpartijen. Mislukken van de
WHO-onderhandelingen, zoals door sommige NGOs en politieke partijen
vurig gewenst wordt, betekent echter dat die status quo gehandhaafd
blijft. En dat is al helemaal onwenselijk.
Zo is het bestaande Europese landbouwbeleid niet alleen schadelijk
voor de belastingbetaler en het milieu, maar ook voor
ontwikkelingslanden die hun producten trachten te exporteren.
Importheffingen en andere restricties zorgen ervoor dat de Europese
markt voor hun producten onbereikbaar is, terwijl Europese
landbouwproducten, tegen minder dan de kostprijs te koop dankzij de
ruime exportsubsidies, op oneerlijke wijze met hen concurreren op de
wereldmarkt. De gevallen zijn soms schrijnend: Tanzania bijvoorbeeld
ontvangt jaarlijks van Nederland 200.000 euro als ontwikkelingshulp
voor het ontwikkelen van een eigen zuivelindustrie. Het bedrag dat
echter door de EU wordt uitgegeven om de export van (met name)
Nederlands melkpoeder naar dit land te stimuleren, en waarmee
diezelfde melkindustrie meteen weer om zeep wordt geholpen, is drie
keer zo hoog! Ook in Jamaica en Brazilië ondervindt de lokale,
geliberaliseerde, zuivelmarkt grote hinder van gesubsidieerde
concurrentie uit de EU, en in West-Afrika is de reeds lang bestaande
tomaten-verwerkingsindustrie ingestort als gevolg van gesubsidieerde
Zuid-Europese import. Des te ernstiger is dit wanneer men bedenkt
dat in de meeste ontwikkelingslanden een veel groter deel van de
bevolking voor zijn inkomen van landbouw afhankelijk is dan in het
geïndustrialiseerde Westen.
Liberalisering van de wereldhandel is dus hard nodig, en veel
ontwikkelingslanden staan daar ook helemaal niet zo afwijzend
tegenover. Maar dat moet dan wel op zon manier gebeuren dat
liberalisering inderdaad de kwaliteit van leven en de keuzevrijheid
van burgers, waar ook ter wereld, ten goede komt. Subsidies en
regelgeving dienen daarvoor niet te verdwijnen, maar moeten een
ander doel gaan dienen. Met name in de landbouw is overheidssteun te
sterk gekoppeld aan productieniveau. Dit stimuleert een weinig
duurzame, grootschalige en industriële productie. Het loskoppelen
van productie- en prijsniveau, via door de overheid gegarandeerde
minimumprijzen, zorgt bovendien dat het corrigerende effect van het
marktmechanisme verdwijnt, met overproductie en dumping als gevolg.
Steun en marktregulering moeten daarom niet langer gericht zijn op
kwantiteit en protectie, maar op kwaliteit, duurzaamheid en
diversiteit. Het zal duidelijk zijn dat zwakkere partijen,
bijvoorbeeld ontwikkelingslanden, maar ook de kleine, lokaal
opererende biologische boer, meer recht hebben op steun, dan sterke
industrielanden.
Het opheffen of verplaatsen van nationale en regionale (EU)
steunmaatregelen wordt op dit moment echter belemmerd doordat iedere
partij kan aanvoeren dat anderen - de Amerikanen, de Aziaten hun
industrie immers ook subsidie geven. De enige manier om ooit nog uit
dit multipartite prisoners dilemma te geraken is dan ook een
geïntegreerde, wereldwijde aanpak, en het is juist daarom zo
belangrijk dat de wens van de EU-landen, om ethische principes
onderdeel te maken van de WHO-afspraken, doorgang vindt.
Daarbij is er één belangrijk obstakel: De invloed van gevestigde
belangen en machtige pressiegroepen op de onderhandelingen is en
blijft groot zolang die nog achter gesloten deuren gevoerd worden.
Vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en andere belangengroepen
reizen niet voor niets massaal af naar Seattle.
Volksvertegenwoordigers staan echter nagenoeg buitenspel. Zeker aan
EU-zijde is de controle door parlementsleden op het verloop daarvan
minimaal. Doordat de Europese Commissie de onderhandelingen voert
zijn de nationale parlementen immers vaak slecht geïnformeerd, en,
zoals zo vaak in EU-zaken, zich niet altijd bewust van het belang
ervan. Het Europees Parlement is weliswaar goed geïnformeerd, maar
ontbeert weer de macht om adequaat in te grijpen.
De transparantie moet daarom omhoog. Parlementen en NGOs dienen bij
de onderhandelingen betrokken te worden, opdat het publiek kan
kennisnemen van het verloop van de besluitvorming en de daarbij
gehanteerde argumenten. In ieder geval dient de Tweede Kamer,
voorafgaand aan de onderhandelingen, vast te leggen onder welke
voorwaarden zij bereid is het eindverdrag te ratificeren. Alleen
door op die manier druk op de ketel te houden heeft een brede,
ethische aanpak kans van slagen en dan nog zal het heel wat jaren
van onderhandelen vergen voordat een enigszins bevredigende regeling
bereikt is. Maar voor de uiterst milieu-onvriendelijke en a-sociale
status quo is een transparante WHO die toeziet op een duurzame en
stabiele wereldeconomie het enige alternatief.
-----------------------------------------------------------
Herman Beun Schaarbeek, Brussel, België, EU
HermanB at bigfoot.com http://www.bigfoot.com/~HermanB/
-----------------------------------------------------------
Representative democracy is a contradiction in 4 year terms
-----------------------------------------------------------
More information about the D66
mailing list