[D66] De Balkanisering van Nederland

René Oudeweg roudeweg at gmail.com
Thu Oct 30 13:53:10 CET 2025


De Balkanisering van Nederland
Over de verbrokkeling van gemeenschap, gezag en betekenis


Inleiding: van eenheid in verscheidenheid naar verscheidenheid zonder 
eenheid

Nederland heeft zichzelf lang gekoesterd als een natie die harmonie weet 
te smeden uit verschil. De polder gold als metafoor: een laaggelegen 
land waarin samenwerking geen deugd was, maar noodzaak. Tegenwoordig 
lijkt dat beeld te verbleken. In plaats van een gecontroleerde 
verscheidenheid zien we een groeiende verbrokkeling — van politiek, van 
bestuur, van publieke moraal. De term Balkanisering duikt daarom steeds 
vaker op: een verwijzing naar de historische desintegratie van de Balkan 
in kleine, elkaar wantrouwende entiteiten.

In Nederland verwijst deze Balkanisering niet naar geografisch 
separatisme, maar naar maatschappelijke centrifugale krachten: het 
uiteen vallen van consensus, gedeeld vertrouwen, en gemeenschappelijke 
oriëntatie. Het land wordt niet fysiek, maar symbolisch gedeeld.

I. Politieke fragmentatie: het post-consensus tijdperk

Waar Nederland ooit werd bestuurd door stabiele blokken — katholiek, 
protestants, liberaal, sociaaldemocratisch — is het politieke landschap 
nu een mozaïek van partikuliere belangen.

Sinds 2002, toen Pim Fortuyn het politieke midden openbrak, is de 
Nederlandse democratie een arena van permanente herverkaveling geworden. 
Geen enkele partij overschrijdt duurzaam de grens van 25 zetels; 
kabinetten vallen voortijdig; nieuwe partijen verschijnen en verdwijnen 
in een ritme dat doet denken aan de korte levensduur van start-ups.

De kiezer is niet meer loyaal aan een zuil of ideologie, maar aan 
momenten van verontwaardiging. Politieke identiteit is vluchtig 
geworden. De polder, ooit symbool van overleg, lijkt verworden tot een 
moeras van veto’s.

In dat vacuüm groeit een vorm van institutionele Balkanisering: 
gemeenten, provincies, ministeries en semi-publieke instanties trekken 
hun eigen lijnen, eigen regels, eigen waarheden. Beleidscoherentie 
verdampt; bestuur wordt decentraal maar ook directioneel stuurloos.

II. Sociaal-culturele fragmentatie: de erosie van de gedeelde ruimte

De sociale cohesie die ooit schuilde in de verzuiling — hoe paradoxaal 
dat ook klinkt — is verdwenen, maar niets heeft haar vervangen.
Waar vroeger gescheiden maar verbonden gemeenschappen bestonden (elk met 
eigen krant, omroep en bond), heerst nu een vrij zwevende atomisering.

De publieke sfeer is vervangen door parallelle universa van digitale 
tribalisme. Op sociale media vormen zich ideologische microstammen die 
nauwelijks nog een gemeenschappelijk vocabulaire delen.
De Balkanisering hier is cultureel: de werkelijkheid zelf wordt 
gefederaliseerd in segmenten van perceptie.

Onderwijs, media en religie — ooit dragers van een nationale identiteit 
— zijn zelf deel geworden van het conflict over identiteit. De vraag 
"Wat is Nederland?" lijkt geen antwoord meer te hebben dat boven de 
polarisatie uitstijgt.

III. Economische en regionale scheidslijnen

De kloof tussen Randstad en regio groeit. Het noorden en oosten voelen 
zich structureel overgeslagen in investeringen, infrastructuur en 
politieke aandacht. De toeslagenaffaire, de gaswinning in Groningen, en 
de stikstofcrisis hebben dit gevoel verdiept.

De Balkanisering krijgt hier een ruimtelijke dimensie: Nederland is niet 
langer één economische ruimte, maar een archipel van ongelijkwaardigheid.
De Randstad fungeert als metropoolstaat, een «city-state» in de Europese 
economie; de rest van het land als periferie die de lasten draagt van 
beleidskeuzes elders.

Ook binnen de steden zelf zien we interne segmentatie: gentrificatie en 
etnische segregatie creëren zones van overvloed naast zones van 
structurele uitsluiting. De multiculturele samenleving is niet mislukt — 
zij is gefragmenteerd in enclaves die zelden nog interacteren.

IV. De technocratische scheidslijn: bestuur zonder binding

Nederland is in toenemende mate een technocratie zonder vertrouwen. 
Beleidsvorming is complex, juridisch, Europees verstrengeld. Burgers 
voelen zich geregeerd door systemen die zij niet begrijpen en waarop zij 
geen invloed ervaren.
De overheid is niet autoritair, maar abstract geworden — en dat maakt 
haar even vervreemdend.

In die context wordt verzet niet ideologisch, maar existentieel: mensen 
eisen gehoord te worden als burgers van vlees en bloed in plaats van als 
dossiers in een algoritme.
De Balkanisering is hier psychologisch: tussen staat en mens gaapt een 
canyon van wederzijds onbegrip.

De Toeslagenaffaire, de stikstofdossiers, en het falen van ICT-projecten 
bij uitvoeringsinstanties symboliseren dat kloofmoment. De burger is 
niet meer deelgenoot, maar verdachte of lastpost.

V. Cultureel-symbolische duiding: een postnationaal vacuüm

De Balkanisering van Nederland is niet enkel een bestuurlijk probleem; 
zij is symptomatisch voor een cultureel vacuüm waarin de natie haar 
symbolisch centrum verloren heeft.
De vlag, het koningshuis, de nationale feestdagen — ze functioneren, 
maar ze verbinden niet meer. Ze roepen eerder discussie dan consensus op.

In de sociologische zin bevinden we ons in een “late moderniteit” 
(Giddens, Beck): een samenleving die zichzelf voortdurend heruitvindt 
maar geen gemeenschappelijke horizon meer bezit.
De vraag is dan niet of Nederland uiteenvalt, maar waarin het 
uiteenvalt: in belangengroepen, in identiteiten, in algoritmische 
gemeenschappen.

Wat resteert, is een Balkanisering van betekenis: een collectief dat 
geen gedeeld verhaal meer kent.

VI. Tegenkrachten: het weefsel dat nog resteert

Toch is het beeld niet uitsluitend somber. Paradoxaal genoeg schuilt in 
de Nederlandse cultuur juist een zekere veerkracht in verdeeldheid.
De gewoonte tot pragmatisch overleg — hoe gehavend ook — werkt nog 
steeds op lokaal niveau, in burgerinitiatieven, coöperaties, en 
gemeenteraden.
Waar de nationale politiek fragmenteert, ontstaan micro-polders: lokale 
samenwerkingen die de abstractie van Den Haag compenseren.

Ook de Europese inbedding biedt een vorm van stabiliteit: Nederland kan 
zich moeilijk volledig isoleren in een continent dat interdependentie 
structureel afdwingt.

Misschien, zo zou men kunnen betogen, is de Balkanisering van Nederland 
geen eindfase, maar een transitiefase: een verschuiving van 
centralistische consensus naar pluriforme, vloeibare vormen van 
verbondenheid.

Conclusie: het mozaïek als toekomstmetafoor

De Balkanisering van Nederland is geen geografische splijting, maar een 
morele en semantische fragmentatie. Zij openbaart zich in de taal, de 
politiek, de media, het onderwijs — overal waar collectieve betekenis 
vroeger vanzelf sprak.

Toch biedt juist die versnippering ook een paradoxale kans: om opnieuw 
te definiëren wat samenleven betekent, niet als uniformiteit, maar als 
polyfonie met structuur.

De uitdaging is niet om terug te keren naar het Nederland van consensus, 
maar om een nieuwe vorm van gemeenschap te vinden waarin verschil niet 
meer synoniem is met verdeeldheid.
Of zoals de historicus Johan Huizinga ooit schreef:

“Elke beschaving begint met het besef van een gezamenlijk spel.”

De vraag is dus niet of Nederland gebalkaniseerd raakt — dat is wellicht 
al zo.
De vraag is of het zijn veelheid kan organiseren zonder zichzelf te 
verliezen.


More information about the D66 mailing list