[D66] Het abolitionisme in het strafrecht
René Oudeweg
roudeweg at gmail.com
Tue Oct 14 09:10:21 CEST 2025
Het abolitionisme in het strafrecht en de onmenselijkheid van
Nederlandse straffen
Inleiding
Het strafrecht wordt vaak beschouwd als een noodzakelijke pijler van de
moderne rechtsstaat: zonder straf zou er geen orde zijn, geen
veiligheid, geen gerechtigheid. Toch bestaat er een groeiende
intellectuele en morele stroming die dit fundamentele uitgangspunt in
twijfel trekt: het abolitionisme. Deze beweging pleit voor de
afschaffing of radicale hervorming van het strafrechtelijke systeem,
omdat het in wezen onrechtvaardig, contraproductief en onmenselijk zou
zijn. Hoewel Nederland zichzelf graag presenteert als een humane
rechtsstaat, vertonen de Nederlandse straffen — vooral in de praktijk
van detentie en langdurige vrijheidsbeneming — trekken van structurele
onmenselijkheid. Dit essay onderzoekt de kern van het strafrechtelijk
abolitionisme en past deze denklijn toe op de Nederlandse context.
1. De kern van het strafrechtelijk abolitionisme
Het abolitionisme in het strafrecht is een filosofische en politieke
beweging die stelt dat straf — in de zin van het toebrengen van leed
namens de staat — geen legitieme of moreel verdedigbare manier is om op
misdrijven te reageren. Denkers als Nils Christie, Thomas Mathiesen en
Louise Braddock benadrukken dat het strafsysteem eerder sociale
problemen reproduceert dan oplost. In Christies invloedrijke essay
Conflicts as Property (1977) stelt hij dat misdrijven in feite
conflicten zijn die de staat “afpakt” van de betrokken partijen. In
plaats van herstel en dialoog te bevorderen, worden deze conflicten
getransformeerd tot abstracte juridische procedures waarin de dader en
het slachtoffer nauwelijks meer een stem hebben.
Het abolitionisme ziet strafrecht als een vorm van institutioneel
geweld: een gelegaliseerde manier om leed toe te voegen aan leed, zonder
werkelijk herstel te bewerkstelligen. De gevangenis wordt daarbij niet
beschouwd als een “corrigerende” instelling, maar als een instrument van
uitsluiting, waarin mensen worden ontmenselijkt, afhankelijk gemaakt en
gestigmatiseerd. Volgens Mathiesen is het gevangenissysteem bovendien
een “self-perpetuating system”: het houdt zichzelf in stand door te
falen. Elke mislukking — recidive, marginalisering, detentieproblematiek
— wordt gebruikt als rechtvaardiging voor meer repressie.
2. De Nederlandse paradox: humanisme in theorie, hardheid in praktijk
Nederland geniet internationaal de reputatie van een relatief mild en
humaan strafrechtsysteem. De doodstraf is afgeschaft, levenslange
gevangenisstraf wordt in beginsel herzienbaar geacht, en er is aandacht
voor resocialisatie. Toch schuilt achter dit imago een harde realiteit.
De Nederlandse gevangenispraktijk is de afgelopen decennia steeds
strenger geworden. Waar de detentie in de jaren zeventig nog gericht was
op behandeling en re-integratie, overheerst sinds de jaren negentig een
beleid van “law and order” en “zero tolerance”. De nadruk ligt meer op
beveiliging dan op begeleiding, meer op controle dan op herstel.
Een voorbeeld hiervan is de levenslange gevangenisstraf. Hoewel het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) oordeelde dat een
levenslange straf zonder reële kans op vrijlating in strijd is met
artikel 3 EVRM (verbod op onmenselijke behandeling), is de Nederlandse
praktijk nog steeds uiterst restrictief. De zogenaamde “herbeoordeling
na 25 jaar” biedt geen echte garantie op perspectief. Veel gevangenen
leven decennia in uitzichtloosheid, wat leidt tot psychische aftakeling
— een toestand die door mensenrechtenorganisaties als “psychische
marteling” wordt omschreven.
Daarnaast kampt Nederland met detentieomstandigheden die, hoewel fysiek
schoon en ordelijk, emotioneel en sociaal verwoestend zijn. Gevangenen
worden geïsoleerd van hun familie, hun autonomie wordt volledig
ontnomen, en het contact met de buitenwereld is minimaal. De nadruk op
veiligheid en orde heeft geleid tot een cultuur van “koude
bureaucratie”, waarin individuele menselijkheid ondergeschikt is aan
protocollen.
In die zin kan worden gesteld dat Nederland zich schuldig maakt aan een
subtiele, maar structurele vorm van onmenselijkheid: geen openlijke
wreedheid, maar een systematisch ontkennen van menselijke waardigheid.
3. Abolitionisme als alternatief: herstel, gemeenschap en
verantwoordelijkheid
Het abolitionisme biedt niet louter kritiek, maar ook richting. In
plaats van straf bepleit het een herstelgerichte benadering (restorative
justice). Daarbij staat niet de staat, maar de gemeenschap centraal.
Conflicten worden niet gejuridiseerd, maar sociaal opgelost — door
dialoog, bemiddeling en het zoeken naar herstel van relaties.
Een belangrijk uitgangspunt is dat verantwoordelijkheid niet wordt
opgelegd, maar genomen. De dader wordt niet gestraft, maar wordt
uitgenodigd zijn daden te erkennen en de schade te herstellen. Het
slachtoffer krijgt erkenning, niet door de bestraffing van de ander,
maar door een proces van waarheidsvinding en herstel.
In Nederland bestaan al kleinschalige initiatieven in deze richting,
zoals herstelbemiddeling, buurtrechtspraak en “Eigen
Kracht-conferenties”. Toch blijven deze marginaal zolang de staat blijft
denken in termen van schuld, vergelding en beveiliging. Een werkelijk
abolitionistische hervorming zou vereisen dat we de fundamentele logica
van straf loslaten en onze ideeën over gerechtigheid radicaal herzien.
Conclusie
Het strafrechtelijk abolitionisme stelt ons voor een ongemakkelijke
waarheid: dat het rechtssysteem dat wij als beschaafd beschouwen, in
wezen gebaseerd is op georganiseerde onmenselijkheid. Nederland, met
zijn schijnbaar humane maar in de praktijk kille strafrecht, illustreert
deze paradox scherp.
Zolang straf blijft draaien om het toebrengen van leed in plaats van het
herstellen van relaties, kan het geen recht doen aan de menselijkheid
van zowel dader als slachtoffer. Het abolitionisme is daarom geen
utopische droom, maar een morele noodzaak — een oproep om gerechtigheid
te denken zonder straf, en menselijkheid te herstellen binnen én buiten
het recht.
Bronnen (selectief)
Christie, N. (1977). Conflicts as Property. The British Journal of
Criminology, 17(1), 1–15.
Mathiesen, T. (1974). The Politics of Abolition. Martin Robertson.
Van Swaaningen, R. (2005). Recht en straf in een risicomaatschappij.
Boom Juridische Uitgevers.
European Court of Human Rights (2013). Vinter and Others v. United Kingdom.
Council of Europe (2020). Report on Conditions of Detention in the
Netherlands.
More information about the D66
mailing list