[D66] Eden, Landbouw en de Weg Terug naar het Heilige

René Oudeweg roudeweg at gmail.com
Fri Nov 21 15:47:20 CET 2025


Eden, Landbouw en de Weg Terug naar het Heilige: Een Filosofische 
Beschouwing in het Licht van Paul Kingsnorth


Inleiding: De mythe als filosofisch kompas

De mythe van Eden is geen archaïsch overblijfsel van een 
voorwetenschappelijke tijd, maar een conceptueel schema waarin een diepe 
filosofische vraag besloten ligt: wanneer begon onze vervreemding van de 
wereld? De tuin staat voor een toestand van oereenheid, een 
pre-reflexieve aanwezigheid waarin mens en wereld nog niet uiteen zijn 
gevallen in subject en object.

De landbouw vormt in deze mythe geen technologische vooruitgang, maar 
een metafysische breuk: het moment waarop de mens zich voor het eerst 
tegenover de wereld plaatst en zegt dit is van mij.

In onze tijd herkent de Britse schrijver en denker Paul Kingsnorth in 
deze breuk het begin van een lange val: de opkomst van de machine, de 
cultus van de maakbaarheid, het verlies van het heilige. In zijn werk 
(o.a. The Uncivilisation Manifesto, Confessions of a Recovering 
Environmentalist en zijn recente spirituele essays) beschouwt hij de 
mythe van Eden niet als verleden, maar als diagnose van een blijvend 
menselijk tekort.

Dit essay volgt Kingsnorth in het idee dat de weg terug niet agrarisch, 
technologisch of politiek is, maar spiritueel en metafysisch.

1. Eden als symbool van de niet-gesplitste wereld

Eden representeert een toestand waarin de wereld niet bestaat voor de 
mens, maar met hem. Deze eenheid kunnen we, filosofisch gezien, 
beschrijven als een vorm van immanente heiligheid: de natuur draagt een 
intrinsieke betekenis die niet afhankelijk is van menselijke interpretatie.

In de tuin hoeft de mens niets te beheersen, omdat hij zelf nog deel is 
van een omgeving die hem draagt. Eden is een fenomenologische 
intensiteit: de wereld verschijnt als nabij, als thuis, als vanzelfsprekend.

Heidegger zou spreken van Gelassenheit: het laten-zijn van de dingen in 
hun eigen openheid.

De verdrijving uit de tuin symboliseert dan de geboorte van technè als 
manier van zijn — de wil om te manipuleren, te ordenen, te produceren. 
Door de “boom van kennis” te eten ontstaat de afstand die maakt dat de 
wereld niet langer verschijnt maar moet worden gekend en beheerst.

De landbouw is hiervan de eerste institutionalisering.

2. Landbouw als metafysische scheiding

Met de landbouw begint de mens zich uit de wereld terug te trekken om 
haar van buitenaf te structureren. Niet slechts de akker wordt 
omgeploegd, maar het menselijk bewustzijn zelf.

Het land wordt bezit, tijd wordt planning, arbeid wordt verplichting, 
natuur wordt grondstof. Deze verandering is niet primair economisch maar 
existentieel:

de mens verlaat het ritme van de wereld,

hij bouwt een buffer tegen onzekerheid,

hij kiest controle boven afhankelijkheid,

en daarmee begint de logica van het ontgoddelijkte landschap.

Voor Kingsnorth ligt hierin de wortel van het modernisme: een gestaag 
uitdijende wil tot beheersing die culmineert in de digitale, 
ontlichaamde wereld waarin alles data, informatie, instrument wordt.

De landbouw is dus geen eerste stap, maar de archetypische stap: een 
verandering van zielsbepaling.

3. De moderniteit als radicalisering van de val

Waar landbouw een eerste poging is om de wereld naar menselijke maat te 
vormen, is moderniteit de totalisering van dat project. Techniek wordt 
niet langer middel, maar bestemming; vooruitgang wordt een morele 
plicht; de wereld verliest haar mysterie.

Volgens Kingsnorth is dit geen ecologisch probleem maar een spirituele 
amputatie. We zijn niet slechts vervreemd van ecosystemen, maar van de 
mogelijkheid om de wereld als iets anders dan materiaal te ervaren.

Deze diagnose sluit aan bij filosofen als:

Charles Taylor, die spreekt van “onttovering”,

Simone Weil, die wijst op de spirituele zwaartekracht van aandacht,

Martin Buber, die de overgang van Gij naar Het beschrijft.

Het is niet de kennis die ons verdrijft, maar de reductie van de 
werkelijkheid tot datgene wat beheersbaar is.

4. De spirituele weg terug: het herwinnen van het heilige

Hier begint de kern van de vraag: hoe keren we terug naar Eden, niet als 
plaats maar als wijze van zijn?

Kingsnorth spreekt over een noodzakelijke metanoia: een omkering van 
binnenuit. De essentie daarvan is het herstel van het sacrale — niet als 
dogma, maar als ervaring dat de wereld meer is dan een verzameling 
bruikbare objecten.

De spirituele weg terug kent drie filosofische dimensies:

(a) De herontdekking van de grens

De moderne mens wil alles uitbreiden: kunnen, weten, produceren.
De spirituele weg terug begint met de erkenning van limiet: grenzen zijn 
niet onderdrukkend maar betekenisgevend.

Het heilige toont zich waar de mens durft te zeggen:
“Hier houdt mijn wil op; hier begint iets dat mij overstijgt.”

Dit is de omkering van de agrarische logica, die telkens probeert de 
onzekerheid te minimaliseren. In het spirituele Eden wordt onzekerheid 
geen vijand maar leraar.

(b) Aandacht als metafysische oefening

Volgens Simone Weil is aandacht het hoogste gebed.
In Kingsnorths latere werk klinkt iets vergelijkbaars: de wereld kan pas 
spreken wanneer wij ophouden haar te overschreeuwen.

De spirituele weg terug vraagt:

het cultiveren van stilte,

een ontvankelijke houding,

het luisteren naar wat niet door de mens wordt geproduceerd.

Hier verschijnt natuur niet als ecosysteem maar als mysterium.

(c) De wereld als “Gij”

Buber onderscheidt tussen twee grondhoudingen: Ik-Het en Ik-Gij.
De moderne wereld is grotendeels Ik-Het: de dingen zijn middelen.
De weg naar Eden is een verschuiving naar Ik-Gij: de mens ontmoet de 
wereld als persoon, als alteriteit, als aanwezigheid.

Kingsnorth beschrijft dit als het terugvinden van “the sacred order of 
things”: de erkenning dat de wereld niet neutraal is, maar doordrongen 
van betekenis die niet door ons wordt gemaakt.

5. Geen regressie, maar transformatie

Het misverstand dat vaak ontstaat is dat de weg terug naar Eden zou 
betekenen dat we moeten leven als jager-verzamelaars of premodernen. 
Maar Eden was nooit een historische fase; het is een symbolisch kompas.

De spirituele weg terug is dus geen regressie, maar een metafysische 
volwassenwording:

niet terug naar onschuld,

maar vooruit naar innerlijke helderheid;

niet weg van technologie,

maar voorbij de illusie dat technologie de wereld kan vervangen;

niet naar primitieve eenvoud,

maar naar bewuste eenvoud.

Het is de terugkeer naar dat wat Kingsnorth “sacramental imagination” 
noemt: het vermogen de wereld te zien als iets dat door en door 
betekenis draagt, zonder dat wij haar daartoe hoeven te reduceren.

Conclusie: Eden als toekomst, niet als oorsprong

De mythe van de tuin van Eden is geen herinnering aan wat wij verloren 
hebben, maar een herinnering aan wat wij moeten hervinden: een wijze van 
zijn waarin de wereld niet slechts materiaal is maar mysterie.

Paul Kingsnorth leert dat de ecologische crisis geen oorzaak maar 
symptoom is. De dieper gelegen crisis is spiritueel: de mens heeft het 
vermogen verloren om de wereld als Gij te ervaren, als sacramenteel, als 
heilig.

De weg terug naar Eden is daarom een omkering van aandacht, een 
herontdekking van grenzen, een terugkeer naar verwondering — niet als 
nostalgie, maar als toekomstfilosofie.

Eden ligt niet achter ons.
Eden is datgene waar de mens moet aankomen wanneer hij eindelijk ophoudt 
te vluchten voor de diepte van zijn eigen ziel.


More information about the D66 mailing list