[D66] De anti-civilisationaire these heroverwogen: landbouw, industrie en de structurele ontsporing van de mens

René Oudeweg roudeweg at gmail.com
Sun Dec 7 07:49:10 CET 2025


De anti-civilisationaire these heroverwogen: landbouw, industrie en de 
structurele ontsporing van de mens


Inleiding

De standaardgeschiedenis van de mensheid is er een van geleidelijke 
vooruitgang: van rondtrekkende jager-verzamelaars naar landbouw, van 
landbouw naar stadsculturen, van mechanisatie naar digitale moderniteit. 
Deze lineaire narratief fungeert als een civilisatorische mythe—een 
verhaal dat politieke, economische en morele structuren legitimeert. 
Anti-civilisationaire denkers zoals John Zerzan, maar ook antropologen 
als Marshall Sahlins, Richard Lee, Pierre Clastres, en historici als 
James C. Scott, plaatsen fundamentele vraagtekens bij dit verhaal. Zij 
stellen dat de landbouwrevolutie geen opstap naar beschaving was, maar 
een catastrofe in slow motion, die de mens vervreemdde van zichzelf, 
zijn sociale wereld, en zijn ecologische context. De industriële 
revolutie was vervolgens geen correctie maar een verscherping van deze 
ontsporing.

Dit essay onderzoekt deze anti-civ benadering en verkent de 
intellectuele onderbouwing achter de stelling dat de mens met landbouw 
en industrie een structureel verkeerde weg is ingeslagen.

1. De “oorspronkelijke overvloed”: mensbeeld en antropologische correcties

Het anti-civ gedachtegoed begint met een antropologische herwaardering 
van pre-agrarische samenlevingen. In de klassieke beschavingsmythe 
worden jager-verzamelaars voorgesteld als constant bezig met overleven, 
gedomineerd door schaarste. Marshall Sahlins weerlegde dit beeld in 
Stone Age Economics. Hij toonde aan dat veel jager-verzamelaars minder 
werkten, meer vrije tijd hadden en een sociaal egalitair model 
hanteerden dat moeilijk te rijmen valt met het moderne idee van 
primitieve armoede.

Op basis van veldwerk van o.a. Richard Lee onder de !Kung San blijkt dat 
pre-agrarische groepen vaak relatief egalitair, veerkrachtig en sociaal 
geïntegreerd waren. Bezit had een beperkte rol; hiërarchie was instabiel 
of afwezig; en geweld was doorgaans ritueel begrensd. De 
“oorspronkelijke overvloed” verwijst niet naar materiële rijkdom, maar 
naar het ontbreken van structurele tekorten en dwang.

Anti-civ denkers bouwen voort op deze inzichten om te betogen dat 
menselijke psychologie en cultuur gedurende tienduizenden jaren gevormd 
zijn in contexten van mobiliteit, autonomie en sociale wederkerigheid, 
en dat landbouw deze voorwaarden vernietigde.

2. Landbouw als fundamentele breuk: de analyses van Zerzan en Scott
2.1 John Zerzan: symbolische cultuur als begin van vervreemding

John Zerzan, een van de meest uitgesproken anti-civilisationaire 
auteurs, ziet landbouw niet slechts als een economische verandering, 
maar als een symbolische en cognitieve breuk. In werken zoals Future 
Primitive en Against Civilization argumenteert Zerzan dat landbouw 
samenhing met het ontstaan van abstractie: tijd, eigendom, numerieke 
systemen en hiërarchische controle. Voor Zerzan is landbouw het moment 
waarop relaties vervangen werden door representaties. Waar 
jager-verzamelaars leefden in directe ecologische wederkerigheid, 
introduceerde landbouw een bemiddelde relatie, waarin natuur werd 
gereorganiseerd naar menselijke doelstellingen.

2.2 James C. Scott: landbouw als infrastructuur voor dwang en staat

In Against the Grain betoogt James C. Scott dat vroege staten niet 
mogelijk waren zonder granen als tarwe en gerst—gewassen die makkelijk 
te meten, belasten en controleren zijn. Volgens Scott is landbouw geen 
neutrale uitvinding, maar een structuur die de opkomst van hiërarchie, 
bureaucratie en gedwongen arbeid mogelijk maakt. Landbouw was, in deze 
lezing, een politiek apparaat dat menselijke lichamen en arbeid in een 
nieuw regime van beheersbaarheid plaatste.

Het is veelzeggend dat archeologisch bewijs suggereert dat de overgang 
naar landbouw vaak gepaard ging met:

verminderde lichaamslengte (een indicator van slechtere voeding),

toename van infectieziekten,

slechtere gebitsconditie,

en de opkomst van georganiseerde geweldsstaten.

Zowel Zerzan als Scott zien landbouw daarom niet als vooruitgang maar 
als verlies van autonomie en gezondheid.

3. De industriële revolutie als intensivering van de agrarische logica

Anti-civ denkers stellen dat industrialisatie niet een breuk met 
landbouw was, maar een versnelling van de onderliggende logica: 
abstractie, schaalvergroting, centralisatie en extractie.

3.1 Machines, arbeid en de nieuwe disciplinering

Waar landbouw de mens aan land en seizoenen bond, bond industrie de mens 
aan het ritme van de klok. Anti-civ denkers wijzen erop dat de 
industriële fabriek een radicale herstructurering van de tijd betekende: 
arbeid werd gemonetariseerd, geautomatiseerd en gedisciplineerd. De mens 
werd een “human resource”, een uitwisselbaar onderdeel in een economisch 
apparaat dat draait op productie in plaats van betekenis.

3.2 De ecologische consequenties: extractie als systeemlogica

Industriële moderniteit bracht niet alleen nieuwe technologieën voort, 
maar ook een economisch model dat afhankelijk is van:

fossiele brandstoffen,

massaproductie,

uitputting van bodem en biodiversiteit,

en een permanent groeidiscours.

Dit laatste is volgens anti-civ denkers het meest problematisch: de 
industrie veronderstelt een oneindige expansie in een finit systeem. 
Ecologen zoals Jason Hickel en filosofen als Timothy Morton hebben erop 
gewezen dat dit groeimodel per definitie ecologisch destructief is. Voor 
Zerzan is industrie daarom slechts de “laatste consequentie” van de 
agrarische ontworteling: een wereld waarin de mens volledig buiten zijn 
ecologische matrix is komen te staan.

4. Vervreemding, psyche en sociale fragmentatie

Een andere kern van het anti-civ denken is de psychologische dimensie. 
De moderne mens leeft langer, maar niet noodzakelijk beter. Depressie, 
burn-out en sociale isolatie zijn symptomen van wat Zerzan “de crisis 
van de symbolische orde” noemt. Terwijl industriële samenlevingen enorme 
materiële rijkdom genereren, verdwijnen gemeenschapsstructuren, rituele 
bindingen en directe, niet-instrumentele relaties.

Filosofen als Byung-Chul Han hebben deze ontwikkeling beschreven als 
psychopolitiek burnout: een toestand waarin de mens overvraagd raakt 
door systemen die hem voortdurend tot productiviteit en 
zelfoptimalisatie dwingen. Anti-civ denkers verbinden deze vervreemding 
aan de oorspronkelijke agrarische keuze om menselijke waarde te koppelen 
aan productie in plaats van aan participatie in een gemeenschap.

5. Ecologische kritieken: de onhoudbaarheid van de civilisatorische koers

De ecologische crisis vormt de meest concrete bevestiging van de 
anti-civ these. De klimaatverandering, massa-extinctie en 
bodemdegradatie zijn niet toevallige neveneffecten maar structurele 
kenmerken van een civilisatie die afhankelijk is van expansie en extractie.

In deze context stelt Ted Kaczynski (controversieel wegens zijn daden, 
maar theoretisch relevant in Industrial Society and Its Future) dat 
technologische systemen een eigen logica volgen die de menselijke 
intenties overstijgt. Hoewel zijn conclusies niet normatief te 
onderschrijven zijn, heeft zijn analyse invloed gehad op discussies rond 
technologische autonomie en systeemdwang.

De kern van het anti-civ betoog is dat zolang landbouw en industrie de 
basismodus van de samenleving vormen, ecologische stabiliteit onmogelijk 
is. De menselijke soort is dan structureel op weg naar overschrijding 
van planetaire grenzen.

6. Conclusie: het anti-civ perspectief als analytische waarschuwing

Anti-civ denkers hebben niet noodzakelijk een uniforme of praktische 
blauwdruk voor een post-industriële toekomst, en velen erkenden zelf dat 
een volledige terugkeer naar pre-agrarische levenswijzen onmogelijk of 
onwenselijk is. Hun waarde ligt elders: in het ontmaskeren van de 
civilisatorische mythe en het blootleggen van de structurele kosten van 
landbouw en industrie.

Het anti-civ perspectief vormt een krachtige intellectuele waarschuwing 
dat de weg die de mens sinds de landbouwrevolutie bewandelt geen 
neutraal pad is, maar een historische anomalie, gestoeld op hiërarchie, 
extractie en vervreemding. In die zin hebben anti-civ denkers gelijk 
wanneer zij stellen dat de mens met de landbouw en industrie een route 
insloeg die hem structureel ontwortelde—van de natuur, van gemeenschap, 
en uiteindelijk van zichzelf.


More information about the D66 mailing list