[D66] Byung-Chul Han – ‘We moeten het vermogen om niet te handelen herontdekken’ | Groene
René Oudeweg
roudeweg at gmail.com
Sat Apr 5 13:48:03 CEST 2025
groene.nl <https://www.groene.nl/artikel/de-filosoof-van-het-feest>
De filosoof van het feest
23–30 minutes
------------------------------------------------------------------------
Byung-Chul Han – ‘We moeten het vermogen om niet te handelen
herontdekken’ © Miquel Tavares / CCCB
Daar staat hij dan: de laatmoderne mens. Vervreemd, ontheemd en
uitgeput. Het kampvuur is gedoofd, de perenboom omgehakt, er is geen
plek meer om samen te komen, om verbinding te vinden. De laatmoderne
mens vindt nergens nog een thuis. Gevangen in het blauwe licht van zijn
beeldscherm is hij vervallen tot een knooppunt in een netwerk van
commerciële relaties. Was de wereld ooit een theater, een /stage,/
tegenwoordig is het een markt waar ‘elke intimiteit uitgestald, verkocht
en geconsumeerd moet worden’. De laatmoderne mens speelt niet meer, hij
kan niet meer luisteren, niet meer liefhebben, zijn ego draait rondjes
om zichzelf. Dus daar staat hij dan: ‘onder een blote hemel in een
landschap waarin niets onveranderd was gebleven behalve de wolken, en in
het middelpunt, in een krachtveld van verwoestende stromen en explosies,
het nietige, broze mensenlichaam’.
Die laatste zin is van Walter Benjamin, maar dit is hoe de
Koreaans-Duitse filosoof Byung-Chul Han vaak naar andere denkers
verwijst: hij verweeft hun woorden met zijn eigen woorden, de
bronvermelding staat ergens in een voetnoot achterin, en zo vloeit de
tekst voort, in een /stream of consciousness/ vol citaten, aforismen,
metaforen, herhalingen en oneliners – ‘Wij leven in een hel van het
gelijke.’ De woorden werken als een soort bezwering, de lezer raakt in
een roes, voelt zich bij vlagen zelfs opgetild. Zelden werd zijn
wanhoop, dat enorme verlangen naar iets beters en mooiers, indringender
beschreven dan hier.
Han bedrijft filosofie als kunst, zo meent hij zelf. In een interview
uit 2021 met /ArtReview/ legt hij uit dat zijn boeken daarom ook steeds
dunner worden. Elke zin is als het ware een microkosmos van het boek, en
elk boek een microkosmos van het oeuvre. Uiteindelijk zullen zijn boeken
waarschijnlijk helemaal verdwijnen, dan zijn ze opgelost in de lucht en
‘kan iedereen ze inademen’. Waarom zou je immers een boek van duizend
pagina’s schrijven als je de wereld ook kunt verlichten met een paar
zinnen? Duizend pagina’s wegen niet op tegen een enkele haiku, aldus Han
in het interview: ‘De eerste sneeuw – zelfs de narcisbladeren buigen.’
Wie is deze man die misschien wel de populairste, nog levende filosoof
ter wereld genoemd kan worden? Hij is in elk geval de best verkopende.
Han werd in 1959 geboren in Seoul, Zuid-Korea, de exacte datum houdt hij
geheim. Na een studie metallurgie vertrok hij op zijn 22ste naar
Duitsland om daar filosofie te studeren, hetgeen hij niet aan zijn
ouders vertelde omdat ze hem anders nooit hadden laten gaan. Je zou
kunnen zeggen dat zijn afkeer van transparantie en openheid toen al tot
uitdrukking kwam. Dat Duitsland zijn ‘spirituele huis’ was, zoals Han
het zelf noemt, wist hij toen hij op zijn zestiende voor het eerst Bach
hoorde. Zijn Duitse medestudenten herinneren zich hem als een
enthousiaste, praatgrage jongen die onophoudelijk vragen stelde. En dat
was het biografisch gezien wel zo’n beetje. Veel meer is er niet bekend.
Han geeft zelden interviews, houdt geen lezingen of webinars en reist
nauwelijks. Het liefst werkt hij in zijn tuin of speelt hij piano. Als
hij een dag niet pianospeelt, wordt hij ziek. Hij heeft een smartphone,
maar als iemand belt neemt hij niet op. Hij gebruikt het ding vooral
voor een app waarmee hij planten classificeert. Volgens eigen zeggen is
hij extreem lui en schrijft hij slechts drie zinnen per dag. Dat doet
hij ’s nachts. Dan vangt hij de ideeën op die in de lucht hangen en
kopieert hij de woorden. Die woorden zijn volgens Han slimmer dan hij:
‘Ik ben een idioot.’ Hij is katholiek. Sinds een aantal jaar huist de
Franse filosofe Simone Weil in hem: Han gelooft dat hij haar
reïncarnatie is.
Dit is ongeveer het enige dat Han over zichzelf vertelt in de paar
interviews die hij gaf en ook in zijn boeken zal de lezer verder niets
vinden. Het is misschien wel het opvallendste aan zijn werk: de complete
afwezigheid van een ‘ik’. Nooit haalt Han een herinnering op, nooit
vertelt hij een anekdote. Waar de hedendaagse cultuur gedomineerd wordt
door persoonlijke verhalen, liefst echt gebeurd, liefst zo dicht
mogelijk op de eigen huid, vlakt Han zichzelf juist weg. Maar dit is dan
ook een van de symptomen van het laatkapitalisme dat hij in al zijn
boeken zo vurig bestrijdt.
Het huidige tijdsgewricht wordt gekenmerkt door ‘een excessieve relatie
tot het zelf’, schrijft Han. Al dat ge-ik, al dat denken over het zelf,
over hoe het te positioneren, etaleren, verbeteren, verkopen, om het zo
de wereld in te manifesteren: de laatmoderne mens heeft zich naar binnen
gekeerd. Er is sprake van een collectief narcisme. De Ander verdwijnt
steeds meer naar de achtergrond.
In het interview met /ArtReview/ zegt Han dat hij deze verdwijning van
de Ander als de kern van zijn werk beschouwt. Daarmee bedoelt hij niet
de ander in wie je je kunt herkennen, iemand die bijvoorbeeld schrijft
vanuit de eigen ervaring, over de eigen gevoelens, om lezers zo de
geruststellende gedachte mee te geven dat we diep vanbinnen allemaal
hetzelfde zijn (waarmee de wereld nog meer vervalt tot ‘een hel van het
gelijke’), maar de Ander met een hoofdletter: een massieve entiteit die
tegenover je staat en juist in zijn vreemdheid ontzag afdwingt. Want
alleen in diens aanwezigheid wordt de eendimensionaliteit doorbroken, om
even met Marcuse te spreken, en openen zich nieuwe werelden.
Zo vrolijk en licht als Byung-Chul Hans leven uit de spaarzame
informatie naar voren komt, zo deprimerend en zwaar is zijn werk. Laat
varen al die hoop. Of zoals de Zuid-Koreaanse rapper RM van de immens
populaire boyband bts ooit zei toen hij in een interview /De terugkeer
van Eros/ aanraadde: ‘Je zou weleens diep gefrustreerd kunnen raken,
omdat het boek suggereert dat de liefde die we momenteel ervaren,
helemaal geen liefde is.’
Ondanks zijn zelfverklaarde luiheid en die drie zinnen per dag schreef
Han inmiddels 31 boeken. Soms publiceert hij er meerdere per jaar. Het
is haast onmogelijk om die enorme productiviteit bij te houden, maar dat
hoeft gelukkig ook niet, want een paar uitzonderingen daargelaten lijken
alle boeken op elkaar. Steeds weer haalt Han dezelfde denkers aan:
Benjamin, Foucault, Heidegger. Steeds weer gebruikt hij dezelfde zinnen
en dezelfde perenboom waaronder ooit een gezamenlijk verhaal werd
gezongen. Wat verschilt is alleen de invalshoek: of Han het leven onder
laatkapitalisme fileert vanuit bijvoorbeeld de liefde, digitalisering,
het verdwijnen van verhalen, van rituelen of de drang tot transparantie.
Zijn oeuvre is als een bouwwerk, een huis van woorden, waarbij elk boek
als het ware een andere kamer vult. Het geeft de lezer houvast, een
vaste positie, of om in de terminologie van Han te blijven: een thuis in
ruimte en tijd, van waaruit de wereld plotseling overzichtelijk lijkt,
ja, begrijpelijk zelfs.
De buitensporige agressie vermengd met zelfmedelijden van types als Elon
Musk of Donald Trump – de lezer van Han begrijpt onmiddellijk dat wat we
hier aanschouwen ‘een fatale accumulatie van ego-libido is’. Deze mannen
zijn bezweken onder hun eigen narcisme. Of neem het interview met Frans
Timmermans dat een tijdje geleden in /de Volkskrant/ stond, toen de
nietsvermoedende lezer halverwege verrast werd met een extreem intieme
ontboezeming over seksueel misbruik. Daarna kabbelde het interview
rustig weer door. Het misbruik werd geen nieuws, het haalde niet de kop.
Zo normaal is het delen van trauma’s kennelijk al geworden: dit is
inderdaad de wereld als markt ‘waar elke intimiteit uitgestald, verkocht
en geconsumeerd moet worden’. Al die hyperpersoonlijke verhalen over
pijn en verdriet die de huidige cultuur domineren, de boeken,
documentaires en Instagram-posts over rouw en verlies: soms lijkt het of
er steeds extremere verhalen nodig zijn om de hedendaagse mens nog iets
te laten voelen. Alsof hij door de continue claim op zijn empathie en
inlevingsvermogen emotioneel langzaam aan het afsterven is.
Het is niet alleen dat het leven onder laatkapitalisme zijn plezier en
uitbundigheid verloren heeft, schrijft Han. Het is veel erger: wij leven
in een necropolis. Er heeft zich een rigor mortis over het bestaan
uitgespreid, een zwaarte en stijfheid. Omdat we tegenwoordig niets zo
vrezen als de dood, aldus Han in een omkering waar hij zo dol op is – de
overdaad aan gevoelens leidt tot een gevoelsarmoede; wie onder de
huidige transparantiedwang alles kan zien, ziet niets meer. En een leven
waaruit de dood verbannen is, is een ondood leven.
Tegenwoordig is de dood geen Ander meer, geen monolitische,
angstaanjagende aanwezigheid in het licht waarvan het leven harder
straalt. In plaats daarvan wordt ze weg geproduceerd. Verstopt achter
gesloten deuren en in verzorgingstehuizen, of een handje geholpen met
middel X of een capsule in de Zwitserse bossen, de Sarco genaamd, waar
je jezelf voor negentien euro kunt vergassen. De dood wordt op afstand
gehouden door zo ‘schoon’ en gezond mogelijk te leven.
En de vraag is niet meer wat een goed leven is, maar hoe we het zo lang
mogelijk, in optimale toestand, kunnen rekken. Het toont de leegte
waarin we ons bevinden, schrijft Han: ‘De hysterie rond gezondheid en
optimalisering is alleen mogelijk in een naakte, van zin verstoken
wereld.’ Want een leven onderworpen aan de dictaten van gezondheid,
prestatie en optimalisatie is een overleven. Hoeveel luxe dat leven ook
bevat – crèmes van duizend euro, wellnesscenters met zuurstofcabines –
het mist glans, soevereiniteit en intensiteit. Het creëert een ondood
leven, een dood-in-leven: ‘Prestatie zombies, fitness zombies, Botox
zombies’. De huidige gezondheidsmanie, aldus Han, ‘is de biopolitieke
manifestatie van het kapitaal zelf’.
‘Je kunt geen revolutionaire massa vormen uit depressieve, ontwortelde
individuen’
We denken misschien dat we vrij zijn om onze eigen keuzes te maken,
houden onszelf voor dat dit is wat we zelf willen, al die avocado’s,
supplementen en ijsbaden, maar onder de schijn van vitaliteit voeden we
een systeem van eindeloze productie, prestatie, groei en een
‘willekeurige, kankerachtige woekering’.
Het is het grote verschil met de heersende regimes van weleer, schrijft
Han. Onder laatkapitalisme komt de onderdrukking niet meer van buitenaf,
van regulering en allerhande ge- en verboden, maar van binnenuit: ‘Wij
exploiteren onszelf vrijwillig en hartstochtelijk, in de overtuiging dat
we onszelf op die manier verwerkelijken.’ Er is geen concrete
tegenstander meer, niemand die direct onze vrijheid inperkt, geen
onderdrukker om je tegen te verzetten. Wij kiezen zelf voor dit ondode
leven. Opgezweept door de continue oproep om meer en beter te presteren,
is de uitgebuite werknemer getransformeerd in de vrije ondernemer die
zichzelf exploiteert.
Han citeert Kafka: ‘Het dier ontneemt zijn meester de zweep en geselt
zichzelf om zo meester te worden.’ Tegenwoordig zijn wij meester en
slaaf ineen. De klassenstrijd heeft plaatsgemaakt voor een interne
strijd tegen onszelf. Geweld keert zich niet meer naar buiten, tegen
onderdrukkende structuren, maar naar binnen. Vandaar dat de cijfers van
depressie, burn-out, automutulatie en zelfdoding almaar groeien. En dat
zal voorlopig ook niet veranderen, aldus Han, aangezien het huidige
systeem steunt op de eenzame, geïsoleerde ondernemer van het zelf: ‘Je
kunt geen revolutionaire massa vormen uit depressieve, ontwortelde
individuen.’
Byung-Chul Han, 2021 © Alberto Cristofari / Contasto
Han staat in de traditie van de Frankfurter Schule. Net als de filosofen
uit deze school – onder meer Benjamin, Adorno en Marcuse – richt hij
zich voornamelijk op (pop)cultuur om de heersende ideologie te
analyseren die ons heeft gevormd, ons denken en voelen stuurt, en die we
zo vanzelfsprekend zijn gaan vinden als de vis die het water niet meer
ziet waarin hij zwemt. Tegelijkertijd echter is Han bij uitstek een
denker van en voor deze tijd. Hij mag dan niet vanuit een ik schrijven,
op veel andere vlakken valt hij wel degelijk vaak samen met hetgeen hij
bekritiseert.
Zo hekelt hij bijvoorbeeld het verdwijnen van verhalen in deze tijd, er
is alleen nog een eindeloze stroom informatie die ons overspoelt, maar
zelf draagt hij in hoge mate bij aan die stroom: als zijn boeken iets
ontberen is het wel een verhaal. Han schrijft voornamelijk in catchy
oneliners die het zo goed doen in allerhande columns, TED Talks en
TikTok-filmpjes. Citaten uit zijn werk zijn makkelijk te delen, de
algoritmen hebben een voorkeur voor hem, online genereert hij talloze
hartjes en likes: juist het door hem zo verfoeide internet heeft hem
groot gemaakt.
Cynisch gezien zou je zelfs kunnen stellen dat zijn hoge productie,
gecombineerd met alle herhaling, van elk laatste boek het intellectuele
equivalent maakt van de iPhone-zoveel die de vorige editie vervangt.
En echt nieuw is het allemaal ook niet. Zie de Frankfurter Schule – maar
ook de talloze boeken, artikelen en persoonlijke essays die inmiddels
verschijnen over de prestatiesamenleving, zelfoptimalisatie die tot
zelfexploitatie leidt, de heersende gezondheidscultus, de
havermelkelite, depressies die voortkomen uit een gebrek aan connecties,
het asociale van sociale media, of hoe het voelt om een laatmoderne mens
te zijn: vervreemd, ontheemd en uitgeput. Meestal is kapitalismekritiek
daarbij niet ver weg. De meeste mensen weten het immers allemaal al.
Veel van de analyses van Han zijn allang doorgedrongen tot het grote
publiek, mede dankzij al die columns, TED Talks en TikTok-filmpjes.
Tegenwoordig is iedereen een cultuurcriticus. Alleen is Han echt heel
veel beter dan de rest.
Het verschil zit hem niet alleen in de diepte van zijn analyses of de
tomeloze energie, lees: levenslust, van zijn stijl. Het is dat de
gemiddelde cultuurkritiek doorgaans zo gretig terugvalt op ouderwetse
ge- en verboden. Zet je telefoon of router eens uit. Lees een boek. Maak
een praatje met een vreemde. Luister naar een ander. Luister naar de zee
(dit is overigens de ultieme gladstrijking van de Ander, maar dat
terzijde). Kijk om je heen, verwonder je.
Het is de doelgerichtheid, dat denken in individuele oplossingen, dat zo
naadloos aansluit bij de laatkapitalistische ideologie. Het is het
optimisme ervan. Als er geen rituelen meer zijn, maken we toch gewoon
onze eigen rituelen? Dan branden we een kaarsje in een tent die als
gesubsidieerd kunstproject tijdelijk ergens is neergezet, of planten we
een boom voor onze dode vader. Uiteindelijk draait alles om aandacht,
toch?, en aandacht is liefde, en op die manier is op zondag de krant
lezen of met een bord eten op schoot /Studio Sport/ kijken heus ook wel
een soort ritueel. En als we grote verhalen missen, in de politiek
bijvoorbeeld, dan neemt elke willekeurige partij gewoon een heidag,
stelt wat focusgroepen in, huurt nog een bevriende copywriter in, en
komt er wel wat: /Yes we can!/
Als vissen die het water niet meer zien, bieden veel hedendaagse
cultuurcritici geen oplossingen, maar verergeren ze juist het probleem.
Want zo simpel is het allemaal niet, laat Han zien. Een ritueel onderga
je niet in je eentje, of met een groepje gelijkgestemden, maar
overstijgt juist de individuele ervaring en het eigen ego: het verbindt
je aan grond (de voorouders), hemel (de goden) en elkaar (de
gemeenschap). Een verhaal kan niet zomaar worden bedacht.
Of zoals Han zegt: ‘Een verhaal dat de wereld verandert, dat de wereld
opent, wordt niet willekeurig door een individuele persoon in de wereld
gebracht.’ Laat staan door een denktank. Een verhaal is de uitdrukking
van de stemming van een tijd, er zijn talloze verschillende krachten en
spelers nodig om het te vertellen, en al helemaal om het te veranderen.
Het enige wat je als individu daarom kunt doen is een vonkje inbrengen
dat samen met talloze andere vonkjes op een dag hopelijk een vuur ontbrandt.
Dus wat als je zo’n vonkje wil zijn?
Een ding is in elk geval zeker: tegenover de kapitalistische doodsdrift
kán alleen maar de levensdrift staan. En die levensdrift, schrijft Han
in /Vita contemplativa//,/ borrelt op in de inactiviteit. Niets doen
vormt het tegenwicht. Niet per se op persoonlijk niveau, Han geeft de
lezer geen opdrachten of /lifehacks,/ maar beschrijft in plaats daarvan
de achilleshiel van het laatkapitalistische systeem.
Al is dit wel waarom hij zelf leeft zoals hij doet. Zijn luiheid, het
tuinieren en pianospelen, de idioot uithangen: Han kan het doen omdat
hij er dankzij zijn succes het geld voor heeft, maar in een interview
met /El País/ stelt hij ook dat hij deze benadering van het leven als
een politieke daad beschouwt. De wereld heeft een verkeerde afslag
genomen, zegt hij in het interview, en daarom beweegt hij zich nu in de
tegenovergestelde richting. ‘Achteruit leven’, noemt hij het.
Pas als de nadruk op nuttigheid verdwijnt wordt overleven leven. Pas dan
‘vibreert het leven zichzelf’
Het is de alomtegenwoordige nadruk op productie, prestatie en groei, die
kankerachtige woekering, die ons continu aanzet tot handelen, en ons
daarmee heeft gereduceerd tot ‘gebruiks- en werkvee’. We razen zo hard
door dat er een ademloosheid is ontstaan: ‘De mens stikt zowat in wat
hij zelf aan het doen is.’ Wat volgens Han daarom nodig is, is
stilstand. Een overgang van handelen naar zijn. Want pas in de
inactiviteit worden we de grond waarop we staan gewaar en de ruimte
waarin we ons bevinden. Pas dan schakelt het leven ‘over op zijn
contemplatieve modus en pendelt terug naar zijn geheime zijnsgrond’.
Ter ondersteuning voert Han in /Vita contemplativa/ een hele reeks
filosofen aan. Guy Debord, Adorno, Nietzsche, de late Heidegger, Thomas
van Aquino, allemaal zeiden ze hetzelfde: een bestaan dat overdacht kan
worden, aanschouwt en beschouwt, het /vita contemplativa/ dus, is het
‘doel van heel het menselijk leven’.
De sabbat is ook nooit een rustdag na de scheppingsdaad geweest waarop
God zogezegd op adem komt, stelt Han. Nee, die rust vormt de essentie,
is de kern van de schepping. Daarom is de rust, de inactiviteit, ook
goddelijk: ‘Als we rust ondergeschikt maken aan werk, negeren we het
goddelijke’. Hij haalt weer een haiku aan: ‘Rustig zitten, niets doen/
de lente komt/ en het gras groeit vanzelf.’
Pas als de doelmatige nadruk op functionaliteit en nuttigheid verdwijnt
wordt overleven leven. Pas dan ‘vibreert het leven zichzelf’. Komt het
ego los van zichzelf, wordt het weer ontvankelijk voor zijn omgeving,
kan het de Ander horen en zien. Want in de inactiviteit bestaat geen
vastbesloten zelf. De mens legt zijn naam af, hij wordt niemand en geeft
zich over aan dat wat gebeurt. Of zoals Han Roland Barthes citeert: ‘Dat
zou de echte luiheid zijn: zo ver komen dat je, op bepaalde ogenblikken,
geen “ik” meer hoeft te zeggen.’ Alleen dan behoort het leven zichzelf
toe en wordt het weer speels en feestelijk.
De inactiviteit heeft haar eigen logica, haar eigen taal, haar eigen
tijd, haar eigen architectuur, haar eigen pracht, ja haar eigen magie.
‘Zij is geen zwakte, geen gebrek, maar een /intensiteit,/ die in onze op
activiteit en prestaties gerichte maatschappij niet meer wordt
waargenomen en geen erkenning vindt.’ Maar dit is waar het ware geluk in
schuilt: in het doel- en nutteloze, ‘het bewust omslachtige, het
onproductieve, het nemen van omwegen, het buitensporige, het overbodige,
de fraaie vormen en gestes die geen nut hebben en nergens toe dienen’.
Vrijheid van doel en nut is de essentie van inactiviteit en de
basisformule voor geluk. Het is de zin van het leven. Inactiviteit geeft
het bestaan feestelijkheid en glans.
Tegen die eeuwige dwang om te presteren, te produceren en te consumeren,
moet volgens Han dan ook een politiek van inactiviteit worden gezet. Een
politiek die werkelijk vrije tijd kan genereren. En daarin staat, als
het aan Han ligt, het feest centraal.
Het is een onderwerp dat in bijna al zijn boeken terugkomt, soms als
terzijde, soms uitgebreid, maar het feest, zou je kunnen zeggen, is het
hartstochtelijk kloppende hart van al zijn werk. En dat behandelt hij
nergens zo uitgebreid als in het onlangs in vertaling verschenen /Over
het verdwijnen van rituelen./
Of misschien moeten we Feest schrijven, want net als met de Ander
bedoelt Han zeker niet de kleine, middelmatige variant ervan. Niet het
feest dat is uitgehold door commercie, met vip-ruimtes en flessen Moët
en iedereen die in het wit gaat dus, maar het Feest als ‘een jubelende
bevestiging van het menselijk bestaan’, zoals de Duitse (katholieke)
filosoof Josef Pieper het beschreef.
Het feest brengt de tijd tot stilstand: ‘tijd als opeenvolging van
vergankelijke, vluchtige momenten wordt opgeheven’. De profane
alledaagsheid maakt plaats voor exces en extravagantie, men laat de
controle varen en danst met wildvreemden tot het ochtendgloren. ‘Een
overvloeien van het leven’, noemt Han het. Er is geen extern doel waar
de feestganger zich aan onderwerpt, het collectieve narcisme verdwijnt.
Het feest verzamelt en verenigt, het bindt ons aan grond, aan de
voorouders die ook al zo feestten, aan hemel en elkaar: ‘Het feest
sticht een gemeenschap onder mensen en met de goden. Het laat mensen
deelhebben aan het goddelijke.’
Han verafschuwt de leegte en onttovering van deze tijd, hij lijkt terug
te willen keren naar het kampvuur, de perenboom, de overdadige
oogstfeesten. ‘Zou u zichzelf classificeren als een romanticus?’ vraagt
de interviewer van /ArtReview/ op een gegeven moment aan Han, zo groot
vindt hij het verlangen naar magie en mysterie dat in al zijn werk
doorklinkt. Maar voor Han, zo legt hij uit, is alles wat bestaat magisch
en mysterieus: ‘De aarde is magisch en iedereen die iets anders beweert
is blind.’
Het is daarom niet genoeg om voorzichtiger met de aarde als hulpbron om
te gaan: ‘We hebben een compleet andere relatie met de aarde nodig. We
moeten haar haar magie, haar waardigheid teruggeven. We moeten het
vermogen tot inactiviteit herontdekken, het vermogen om niet te
handelen.’ Wat Han zoekt is een hernieuwd evenwicht waarbij de mens niet
meer zijn omgeving en zichzelf domineert, maar opnieuw een ‘thuis’ vindt.
Dat thuis zijn we verloren, laat Han in elk boek zien. De laatmoderne
mens heeft geen vaste grond meer onder zijn voeten, tijd glijdt als los
zand langs zijn vingers, het leven is vluchtig geworden, voelt
willekeurig en toevallig, Han spreekt van een ‘contigentiestorm’. En
zonder bindende en verbindende verhalen die antwoord geven op het waarom
en waartoe van ons bestaan neemt die contingentie almaar toe.
Maar de wereld wordt niet zomaar weer heel. De golven informatie zullen
ons via onze apparaten blijven overspoelen, globalisering is niet meer
terug te draaien naar het lokale of de meent, God blijft dood:
contingentie is /here to stay./ We zullen ons daarom, meent
ondergetekende, op een nieuwe manier moeten zien te verhouden tot ruimte
en tijd. Niet terugverlangen naar hoe het ooit was, met dat kampvuur en
de perenboom, maar nieuwe relaties aangaan. Want Han mag contingentie,
het idee dat alles ook heel anders had kunnen zijn, dan als een
existentiële bedreiging zien, zelf wordt ondergetekende daar eigenlijk
heel gelukkig van.
Zo’n leuk weetje over een liaan in Zuid-Amerika die het uiterlijk van
naburige planten kopieert (en geen mens die begrijpt hoe hij dat doet):
het is pure informatie, maar vormt wel degelijk de aanzet tot een
verhaal. Bomen die via ondergrondse schimmelsporen aan elkaar verbonden
zijn, het universum draait waarschijnlijk rondjes, onder de piramiden
van Gizeh zijn onlangs meterslange constructies gevonden, op TikTok
staat een filmpje van iemand die muziek maakt voor giraffes, kraaien en
olifanten, ze komen allemaal naar hem toe, aaien hem, bewegen heen en
weer, het is duidelijk: deze dieren dansen.
Contingentie gooit de boel open, en vormt bovendien een noodzakelijke
inspiratiebron voor verzet. Als kapitalisme immers ergens op teert is
het wel het idee dat het niet anders kan, dat dit nu eenmaal het beste
systeem van alle slechte is, /capitalist realism, Tina (there is no
alternative)./ Maar het hoeft niet zo te zijn. We hoeven niet zo te
leven. Het is hetzelfde gevoel dat ook de boeken van Han, met al hun
informatieoverload, je als lezer geven. Er is een betere wereld
mogelijk. En die zou wel degelijk zo kunnen zijn als Han hem in de
laatste alinea van /Vita contemplativa/ schetst: ‘In het komende rijk
van de vrede zijn mens en natuur met elkaar verzoend. De mens is niet
meer dan een medeburger in een republiek van levenden, waartoe ook
planten, dieren, stenen, wolken en sterren behoren.’ Dan behoudt elk
wezen op deze aarde zijn waarde. Dan vieren we feest, zingen en dansen
we, en zijn we werkelijk vrij.
Lees ook:
<https://www.groene.nl/artikel/weigeren-om-mee-te-doen>
<https://www.groene.nl/artikel/schone-welt>
-------------- next part --------------
An HTML attachment was scrubbed...
URL: <http://www.tuxtown.net/pipermail/d66/attachments/20250405/082cd3a2/attachment-0001.html>
More information about the D66
mailing list