[D66] Bij de dood van de rechtsstaat: 'Justitie belazert je waar je bij staat’ (7)

René Oudeweg roudeweg at gmail.com
Tue Apr 25 10:44:14 CEST 2023


nrc.nl 
<https://www.nrc.nl/nieuws/2008/08/30/justitie-belazert-je-waar-je-bij-staat-11597691-a837027> 



  ‘Justitie belazert je waar je bij staat’

Folkert Jensma
16–22 minutes
------------------------------------------------------------------------

Persoonlijke vragen ontloopt ze. En ze begint meteen vrolijk te praten 
over wat haar op dat moment bezighoudt. Een vraaggesprek met 
strafpleiter Inez Weski is tamelijk onbegonnen werk. We zouden napraten 
over de zaak Kouwenhoven, de zakenman die in maart overtuigend werd 
vrijgesproken van wapenhandel en oorlogsmisdrijven in Liberia. De 
raadsheren in Den Haag leverden ongemeen scherpe kritiek op het Openbaar 
Ministerie en de politie en zwaaiden Weski royaal lof toe. Zoiets 
overkomt een advocaat eigenlijk nooit. Ze heeft dus een onschuldige 
helpen redden van mogelijk twintig jaar cel en een half miljoen euro boete.

Maar het gesprek waaiert uit. Weski is dertig jaar advocaat en weet wat 
een interview is. Ze wil zelf vertellen. Ze is trots op de vrijspraak en 
nog steeds woedend over wat daar is gebeurd. Een politiek proces dat op 
gang kwam door (inter-)nationale media. Politie en OM werden volgens 
haar nog net op tijd gestraft voor „blind sektarisch denken”, luiheid en 
kwade opzet.

Inez Weski (1955) werkt in Rotterdam, bij een kleine kantoor, Weski 
Heinrici, waar onder meer ook haar zoon, zus en zwager deel van 
uitmaken. Ze is specialist in grote (internationale) strafzaken. In haar 
werkkamer is het half duister. Loodzware, zwartfluwelen gordijnen 
absorberen het licht. Ze dekken haar grote boekenkasten af waarin de 
lopende zaken staan opgeslagen. De gordijnen, van toneelkwaliteit, 
hangen met „de vleug naar boven”, zegt ze. Anders reflecteren ze 
namelijk licht. Nu zuigen ze het op.

Inez Weski gaat bijna altijd in zwart gekleed, draagt veel en grote 
ringen, heeft sluik zwart haar en maakt haar ogen maximaal sprekend op. 
Ze verplaatst zich in een zwarte Porsche. Achter haar volledig 
opgeruimde, stemmig houten bureau wekt ze nog meer associaties met het 
toneel dan in de rechtszaal of op tv. Aan de muur Afrikaanse maskers en 
een groot kleurig schilderij. Ook van maskers. Ze wil niet bevestigen 
dat ze het zelf heeft geschilderd. Maar het is wel zo. De sfeer is er 
tamelijk geheimzinnig. Zij voelt zich er geheel op haar gemak.

Over haar achtergrond verstrekt ze geen inlichtingen. Behalve dat haar 
achternaam niet uit Nederland komt en haar familie uit een ‘mozaïek’ van 
identiteiten bestaat. Ze wil er alleen over kwijt dat ze zelf „niet dat 
nationale gevoel meekreeg. Dat op je terp terugtrekken. En dan de ander 
afslachten, wat nu zo heerst”. Ze schildert, houdt van kunst, de woeste 
natuur, muziek en Japanse sushi. Ze leest vooral fictie. Ze zegt erg van 
de ‘scheppende mens’ te houden: zij die opgaan in wat ze maken, 
bestuderen of verzamelen. Met Boudewijn Büch had ze destijds dolgraag 
mee willen reizen. In een vreemde plaats bezoekt ze altijd het museum.

Over haar uiterlijk zegt ze niet meer dan dat je „aan het begin van je 
leven” door mode wordt beïnvloed. En dat ze daarbij is gebleven. Toen ze 
in Rotterdam eerstejaars was, zag ze er uit zoals nu. Ook haar 
engagement was al gevormd. Het fotoalbum blijft verder dicht. Behalve 
dat het een ‘filosofisch’ gezin was, waar ze uit komt. Ze vindt dat ze 
nog precies de persoon is uit haar vroege jeugd. „Tijdens je eerste drie 
jaar wordt het geweten gevormd. Alles erna is vernis.”

Ze herinnert zich als student volgens de trend van toen in een Afghaanse 
jas te hebben gelopen. „Alsof je een zelf geslacht en geprepareerd 
schaap aan had. Wat stonk dat!” Maar het popfestival Kralingen in 1970 
liet ze aan zich voorbij gaan. „Veel te veel mensen bij elkaar.” Ze 
vindt zichzelf toeschouwer, of liever nog ‘kluizenaar’. „Zet mij maar 
ergens zonder buren. Grote vlaktes zonder mensen zou ik willen zien. 
Mensen verstoren vaak zo de omgeving”. Ze schatert.

Ze zegt vaak ‘liever’ in de Victoriaanse tijd te hebben geleefd. Een 
romantische tijd, zegt ze, waarin nog veel ontdekt kon worden. De wereld 
van nu doet haar letterlijk pijn. „De esthetiek die volledig teloor 
gaat. Ik hou van afstand. Tussen personen. Van vormelijkheid. Als je nu 
tv kijkt – die totale platheid… je wordt van lichaamsholte naar 
lichaamsholte gebracht. Waarom moet ik dat zien? Dat exhibitionisme, 
emotioneel en lichamelijk. Er is geen enkele nieuwsgierigheid meer naar 
enige diepgang. Dat vind ik heel naar.”

Over invloedrijke hoogleraren of belangrijke boeken uit haar 
studententijd moet ze diep nadenken. „Ik zou in een strafproces zelf een 
hele slechte getuige zijn”. Ze was in ieder geval geen abolitionist, 
geen strafrechtafschaffer, een denkrichting die in de jaren zeventig 
even invloedrijk was. Dat gold zeker voor haar tijd bij de 
Erasmusuniversiteit waar abolitionist Louk Hulsman doceerde. „Nee, je 
kan niet in anarchie leven. En ik ben ook niet van de afdeling ‘de 
andere wang toekeren’. Ik ben zelfs wel wraakzuchtig. Niet haatdragend, 
hoor. Maar als iemand iets doet vanuit structureel geplande kwade wil, 
dan vergeet ik dat nooit meer. Er komt een dag waarop we elkaar weer 
tegenkomen. In een ander proces…”

Als advocaat is ze vrijwel autodidact. Ze voegde zich na haar studie bij 
haar zuster Mirjam, die een advocatenkantoortje was begonnen. De zussen 
werden begeleid door een ‘buitenpatroon’ – een senior van een ander 
kantoor. Die zag ze eens in de zes maanden.

Wat is haar geheim? „You’re looking at it”, zegt ze. Dat is ze zelf. Ze 
werkt altijd, drinkt niet en gaat vrijwel nooit met vakantie. Alleen op 
vrijdagavond werkt ze „meestal niet”. Maar dat is het dan wel. 
Regelmatig is ze hele weekenden aan de slag. Een dossier doornemen, 
vakliteratuur bijhouden. Ze wil per se de laatste stand van de 
jurisprudentie kennen. Ze begint vaak op zaterdagmiddag weer. „Maar 
daarin probeer ik dus te minderen.” Alles bij elkaar is ze „een weekje” 
per jaar vrij. Maar ook dan gaat de gsm niet uit.

Ze moet haar werk dus wel ongelooflijk leuk vinden? „Hmm, nou, dat weet 
ik niet. Een mens wordt soms ook door woede voortgedreven. Ik kan ook 
niet anders. Het zit in me. En ik ben begaan met het recht. Dat klinkt 
wat gezwollen, maar het is wel zo. Ik kan plezier beleven aan een 
juridische redenering. Aan het ontdekken ervan. Dus los van de persoon 
om wie het gaat.” Kennis is macht, zegt ze. En de wil om te winnen is 
dat ook.

Als ze een nieuwe zaak aanneemt, begint ze prompt met stukken uitpakken 
en lezen. Eén dossier kan makkelijk twintig meter plankruimte in beslag 
nemen. Ze stelt nooit uit en doet alles altijd alleen. Ze zegt dat ze 
alles leest. Elk proces-verbaal. Elk tapverslag. Als ze al een ‘geheim’ 
heeft, is het dat. Juridisch voor blijven, scherp zien en creatief zijn.

Ze noemt zich een control-freak. Ze maakt uittreksels, doorzoekt 
digitale bestanden en speurt internet af. („Ik ben ook een nerd”). Ze 
doet naar eigen zeggen veel eigen onderzoek, buiten het dossier. En 
schrijft alle pleitnota’s zelf. Uiteindelijk dikt ze dozen papier in tot 
een handzaam stapeltje. Om een dossier te begrijpen, concentreert ze 
zich op de loop van het onderzoek. Hoe komt de politie van A naar B; 
welke associaties heeft ze? Weski zegt sterk visueel te zijn ingesteld. 
Bij een film neemt ze ook de achtergrond scherp waar. Zo tracht ze ook 
diepte in het dossier te zien. Alleen zo kan ze een zaak de baas.

In het contact met haar cliënt heeft zij de regie. „Ik ben daar dominant 
in, ja. Hoewel er ook zaken zijn waarin je meer samen bezig bent. Maar 
als ik iets niet wil, doe ik het niet. Doe wat u wilt, zeg ik dan. Maar 
niet met mij.” Ze zegt haar cliënten altijd de waarheid te vertellen „of 
het nou goed is of slecht. Hij moet de keuze maken. Na afloop moet je 
allebei weten dat dit nog het beste is wat we konden bereiken”.

In de zittingszaal heeft ze dan, naar eigen zeggen, een ‘overkill’ aan 
argumenten paraat. „Mits toepasselijk, natuurlijk”. Een pleitnota van 57 
pagina’s is dan niet uitzonderlijk. Alles om de rechter zo ver te 
krijgen het verhaal van justitie niet zomaar aan te nemen. Ze tracht 
haar bezwaren zo op te werpen dat een rechter daar niet meer overheen 
kan stappen. Ze observeert de rechter nauwkeurig. Soms kan ze zien wat 
mensen denken, zegt ze.

Ze kient altijd een strategie uit: hoe ze het OM zal bejegenen, met 
welke verzoeken ze wanneer komt. Het grootste juridische probleem is 
getuigen in de rechtszaal te krijgen. Ze moet dan naar eigen gevoel 
ijzer met handen breken. Het Openbaar Ministerie heeft daarin te veel 
macht gekregen, meent ze. Om getuigen en informanten anoniem te horen of 
als (betaalde) kroongetuige buiten de rechtszaal te houden. De 
verdediging kan soms „net zo goed op de tribune gaan zitten”.

Het is haar favoriete beeldspraak. Als advocaat is ze gewend aan de rol 
van underdog. Maar ze legt zich er niet bij neer. Ze wordt wel als 
‘doordraver’ ervaren in de rechtszaal, maar protesteert tegen dat beeld. 
„Ik heb heel wat zaken gehad waarin meer advocaten figureerden. Die 
buigen soms te vroeg het hoofd. Inderdaad, ík wíl dát stúk, ik wil die 
fax, ik wil die man horen. En dat krijg ik dan niet. Dan ga ik door en 
door en door. Soms blijkt er opeens nóg een infiltrant te zijn ingezet. 
Of komt een getuige in hetzelfde dossier twee keer voor: één keer 
anoniem en één keer onder naam. Of ik blijk te zijn voorgelogen.” Zo wil 
ze de rechter wakker maken.

Ooit zei ze ‘in dit vak als een dweil te worden behandeld’. „Dat heeft 
te maken met al die keren dat je tijdens of na de procedure moet 
ontdekken dat je bent voorgelogen door het OM. En de manier waarop dat 
wordt gedaan. Dweil is dan een eufemisme. Ik bedoel het niet 
persoonlijk. Tot op de dag van vandaag word je belazerd waar je bij 
staat. Gelukkig zien sommige rechters dat ook en wordt het afgestraft. 
Maar er zijn helaas – en ook steeds meer – rechters die het laten 
gebeuren. Die steeds minder nieuwsgierig zijn.”

Ze staat bekend om haar scherpe kritiek. Sommigen verwijten haar 
‘emotioneel’ te worden. „Dat zijn de getraumatiseerden, die dat zeggen. 
In de rechtszaal ben ik nooit emotioneel. Wat daar plaatsvindt, is 
instrumentele woede en verbazing. Juist daar ben ik uiteindelijk nooit 
emotioneel.”

Heeft ze vertrouwen in het strafproces? Ze aarzelt. „Vertrouwen hoor je 
beroepshalve niet te hebben. Er zijn wel mensen en situaties die je kent 
waarin je wel vertrouwen wilt hebben. En dan nog komt het voor dat je 
daarin wordt beschaamd.”

Een natuurlijk gevolg van dertig jaar vechten tegen de bierkaai is dat 
je radicaliseert, werp ik op. Ze lacht. „Dat stadium ben ik allang 
gepasseerd. Nee hoor, ik ben niet meer te helpen! Dat is ‘beyond me’… 
Men denkt misschien dat ik mij scheldend een weg door al die strafzaken 
heen baan. Maar dat is niet zo. Als ik een getuige wil horen, dan wil ik 
dat ook. En anders in hoger beroep. Rechters weten dat wel.”

Haar wantrouwen tegen de staat zit diep. Niet alleen omdat het advocaten 
steeds moeilijker wordt gemaakt om politiedossiers te toetsen, getuigen 
te horen, beroep aan te tekenen, kosten te maken. De rechten van de 
verdachte worden almaar verder uitgekleed, vindt zij. Al na vijf minuten 
in het gesprek valt de term ‘ausradieren’, als ze zoekt naar een woord 
om de politieke druk op advocaten en hun werk te beschrijven. De kans op 
een fout vonnis wordt er groter en groter door, zegt Weski.

De harde toon in het politieke debat, de roep om meer veiligheid en 
‘dus’ meer repressie – het is haar een gruwel. Burgerrechten, menselijke 
waardigheid, bescherming tégen de overheid, „er wordt door politici krom 
doorheen gepraat, met niet bestaande argumenten. Het lijkt op ‘protectie 
or else’. Dan gaat uw huis in brand. En de mensen laten zich mennen hè, 
als gnoes. Men geeft er zich zelfs met genot aan over. Kijk eens naar 
Rotterdam, waar de overheid in extremo de huizen binnenvalt, iedereen 
betast en beluistert. De burger vindt het goed. Met snerpend geluid van 
‘mosquito’s’ jongeren verjagen… hoe durft men dat? Je zal er naast 
wonen. Men verlaat het biologisch gegeven dat een jongere in een zekere 
chaos leeft, behoefte heeft aan fysiek gedrag en nog speelt en leert. 
Maar nee, we moeten allemaal op een stoel zitten en glazig voor ons 
uitkijken. En verder doet de overheid er niets aan, he! Geen sport of 
schone klaslokalen of toekomstmogelijkheden. Maar men hangt wel zo’n 
zoemer op.” Weski fulmineert over databestanden die worden gekoppeld, 
over het gebrek aan mededogen, over de staat die benauwend dicht op de 
burger zit. „Op wat je vindt, wat je doet, wat je denkt, wat je gelooft. 
Of je een pet op je hoofd hebt, of een doekje”. De postbus-51-filmpjes 
over de leraar, agent en conducteur die ‘samen’ de terreur bestrijden 
doen haar griezelen. Ze vindt het een extreme uiting van een overheid 
die de burger „altijd bejaagt, beluistert en in de gaten houdt. Op 
school, op straat, thuis, via de telefoon”. En dan kan het zomaar 
gebeuren dat de staat je te grazen neemt. „Als een krokodil die uit de 
rivier schiet en zo’n gnoe pakt”, zegt ze.

Feitelijk overkwam dat haar cliënt Kouwenhoven, meent Weski achteraf. 
Deze internationale zakenman, bedrijfsleider van een grote houthandel, 
was de grootste belastingbetaler in Liberia en dus de economische kurk 
waar Charles Taylor op dreef. Kouwenhoven werd volgens Weski gemangeld 
tussen vele politieke belangen. De wens van de lobby-organisatie Global 
Witness bij de VN een internationaal houtembargo tegen Liberia in te 
laten stellen, in combinatie met de internationale wens van Charles 
Taylor af te komen. Een groot houtbedrijf dat van wapenhandel, 
diamantsmokkel, geweld en zelfs Al Qaeda connecties beschuldigd kon 
worden, kwam als geroepen. Maar ook de behoefte van de Staat der 
Nederlanden ‘eindelijk’ een internationale strafzaak tegen een vermeende 
oorlogsmisdadiger te doen slagen. En zich tegelijk te profileren als 
internationaal juridisch centrum.

De zaak begon in een internationale geruchtenmolen van volgens haar 
dubieuze artikelen, Kamervragen en hear-say verklaringen. Het bewijs dat 
justitie uiteindelijk verzamelde, berustte op valse documenten, een 
reeks apert leugenachtige getuigenverklaringen en feitelijke 
onmogelijkheden. Het Hof in Den Haag liet er in maart geen spaan van 
heel. De raadsheren vonden dat Weski een ‘imponerende hoeveelheid’ 
leugens in het politiedossier aan het licht bracht. Tijdstippen, 
afstanden noch locaties klopten, routes- noch afmeertijdstippen deugden. 
Vervalste briefhoofden met tikfouten, houwitsers (rijdende artillerie) 
die ‘in rijstzakken’ van boord zou zijn gedragen, analfabeten die opeens 
scheepsnamen konden lezen – het was één treurige kermis van leugen en 
bedrog. Volgens Weski heeft het OM zich door onbekende derden van 
toneelstukje naar toneelstukje laten voeren, zonder zich af te vragen in 
welke politieke manipulaties het zich begaf.

Uiteindelijk berustte het hele dossier op niet meer dan twee personen 
ter plaatse, met een levendige fantasie en een politieke agenda, waar 
velen gretig zijn ingetuind, zegt Weski. Ook talloze journalisten. 
Waarom is ook justitie mee gegaan? „Er zijn een paar mensen lui geweest. 
Die hebben gedacht, het zal wel kloppen. Zo’n Nederlandse zakenman in 
Afrika, hè. Er was een bereidheid om het te geloven. Er zat ook een 
element van massahysterie in. Er hébben zich daar ook gruwelen 
afgespeeld. De vraag was alleen van wie tegen wie, waar en waarom.”

Weski meent dat justitie desondanks vroeg moet hebben besloten om daar 
geen onderzoek naar te doen en een apert zwakke zaak door te zetten. „Ze 
moeten net als ik hebben gezien dat ze zijn voorgelogen. Maar men móest 
een zaak hebben die zou lukken. Jarenlang was er immers geen succesvolle 
zaak geweest. Aanvankelijk was het scoringsdrift. Dat gaat over in kwade 
wil. Naar mijn overtuiging is dat gebeurd.”

In haar pleidooi sprak zij van een vast ‘menu’ dat justitie gebruikt om 
een onschuldige veroordeeld te krijgen. Ze ziet het ook in andere zaken. 
„Er is een heel parallel universum buiten de wet, buiten het dossier. 
Aan internationale samenwerking, aan bewijsgaring, aan de manier waarop 
informatie in een dossier komt. Aan de manier waarop de inhoud van een 
dossier wordt geselecteerd.” Behalve uit valse of anonieme verklaringen 
bestaat het soms ook uit illegale taps en observaties. In een andere 
zaak ontdekte zij afluisterpraktijken buiten de rechter om. 
Opsporingsautoriteiten die vanuit Italië erin slagen mobiele telefoons 
in Nederland af te luisteren. Zo kent ze andere voorbeelden. Drugs 
doorleveren, infiltreren en observeren op elkaars grondgebied, buiten de 
rechter om. Advocaten staan vaak machteloos.

Soms heeft ze het gevoel dat ze tegen krachten vecht die ze niet kan 
duiden. „Ik zeg wel eens tegen cliënten in sommige zaken: er loopt een 
onbekende entiteit met het dossier mee waardoor uw veroordeling 
voorbeschikt lijkt. Sommige mensen is meer recht gegund dan anderen. Ik 
heb dat in de zaak-Bouterse gemerkt, bijvoorbeeld: een gedoemdheid, een 
noodlot. Er zijn krachten waardoor iemand soms veroordeeld móet worden. 
Hoe ik dat weet? Omdat ik het vonnis vaak niet kan verklaren uit wat ik 
voor me zie, in het dossier. Politieke belangen, vermoed ik. Krachten 
buiten de rechtszaal.”

Vindt Weski dat het Openbaar Ministerie in de Kouwenhoven-zaak 
machtsmisbruik kan worden verweten? Ja, zegt ze, zonder aarzeling. Is 
het OM ‘rot’ te noemen? „Dat is in die zaak gebleken. En in sommige 
andere zaken blijkt ook dat het OM soms perfide handelt. Het is een 
gegeven. Er zijn nog mensen binnen het OM die zich verzetten. Die het 
goede willen. Maar die worden opzij gedrongen. Of besmet. Of ze kieperen 
om. Het is scoringsdrift. Je ziet het in gradaties. Het is een 
psychologisch gegeven. Men raakt ingekapseld in een organisatie, 
embedded. Kijk naar de beroemde experimenten met het toedienen van 
elektroshocks. Mensen gaan vanzelf te ver als ze willen winnen. Je hoort 
nu officieren van justitie hardop over het verkennen van de grenzen van 
de wet. Als men dan niet wordt teruggeroepen… dan gebeurt dat ook 
gewoon. De rechter is dan de laatste strohalm.”

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 30 
augustus 2008 <https://www.nrc.nl/handelsblad/2008/08/30/#504>.
-------------- next part --------------
An HTML attachment was scrubbed...
URL: <http://www.tuxtown.net/pipermail/d66/attachments/20230425/81646c91/attachment-0001.html>


More information about the D66 mailing list