<html>
<head>
<meta http-equiv="content-type" content="text/html; charset=UTF-8">
</head>
<body text="#000000" bgcolor="#f9f9fa">
<p> </p>
<div class="top-anchor"></div>
<div id="toolbar" class="toolbar-container"> </div>
<div class="container" style="--line-height: 1.6em;" dir="ltr"
lang="nl">
<div class="header reader-header reader-show-element"> <a
class="domain reader-domain"
href="https://www.nrc.nl/nieuws/2008/08/30/justitie-belazert-je-waar-je-bij-staat-11597691-a837027">nrc.nl</a>
<div class="domain-border"></div>
<h1 class="reader-title">‘Justitie belazert je waar je bij
staat’</h1>
<div class="credits reader-credits">Folkert Jensma</div>
<div class="meta-data">
<div class="reader-estimated-time"
data-l10n-id="about-reader-estimated-read-time"
data-l10n-args="{"range":"16–22","rangePlural":"other"}"
dir="ltr">16–22 minutes</div>
</div>
</div>
<hr>
<div class="content">
<div class="moz-reader-content reader-show-element">
<div id="readability-page-1" class="page">
<div>
<p>Persoonlijke vragen ontloopt ze. En ze begint meteen
vrolijk te praten over wat haar op dat moment
bezighoudt. Een vraaggesprek met strafpleiter Inez Weski
is tamelijk onbegonnen werk. We zouden napraten over de
zaak Kouwenhoven, de zakenman die in maart overtuigend
werd vrijgesproken van wapenhandel en oorlogsmisdrijven
in Liberia. De raadsheren in Den Haag leverden ongemeen
scherpe kritiek op het Openbaar Ministerie en de politie
en zwaaiden Weski royaal lof toe. Zoiets overkomt een
advocaat eigenlijk nooit. Ze heeft dus een onschuldige
helpen redden van mogelijk twintig jaar cel en een half
miljoen euro boete. </p>
<p>Maar het gesprek waaiert uit. Weski is dertig jaar
advocaat en weet wat een interview is. Ze wil zelf
vertellen. Ze is trots op de vrijspraak en nog steeds
woedend over wat daar is gebeurd. Een politiek proces
dat op gang kwam door (inter-)nationale media. Politie
en OM werden volgens haar nog net op tijd gestraft voor
„blind sektarisch denken”, luiheid en kwade opzet. </p>
<p>Inez Weski (1955) werkt in Rotterdam, bij een kleine
kantoor, Weski Heinrici, waar onder meer ook haar zoon,
zus en zwager deel van uitmaken. Ze is specialist in
grote (internationale) strafzaken. In haar werkkamer is
het half duister. Loodzware, zwartfluwelen gordijnen
absorberen het licht. Ze dekken haar grote boekenkasten
af waarin de lopende zaken staan opgeslagen. De
gordijnen, van toneelkwaliteit, hangen met „de vleug
naar boven”, zegt ze. Anders reflecteren ze namelijk
licht. Nu zuigen ze het op. </p>
<p>Inez Weski gaat bijna altijd in zwart gekleed, draagt
veel en grote ringen, heeft sluik zwart haar en maakt
haar ogen maximaal sprekend op. Ze verplaatst zich in
een zwarte Porsche. Achter haar volledig opgeruimde,
stemmig houten bureau wekt ze nog meer associaties met
het toneel dan in de rechtszaal of op tv. Aan de muur
Afrikaanse maskers en een groot kleurig schilderij. Ook
van maskers. Ze wil niet bevestigen dat ze het zelf
heeft geschilderd. Maar het is wel zo. De sfeer is er
tamelijk geheimzinnig. Zij voelt zich er geheel op haar
gemak. </p>
<p>Over haar achtergrond verstrekt ze geen inlichtingen.
Behalve dat haar achternaam niet uit Nederland komt en
haar familie uit een ‘mozaïek’ van identiteiten bestaat.
Ze wil er alleen over kwijt dat ze zelf „niet dat
nationale gevoel meekreeg. Dat op je terp terugtrekken.
En dan de ander afslachten, wat nu zo heerst”. Ze
schildert, houdt van kunst, de woeste natuur, muziek en
Japanse sushi. Ze leest vooral fictie. Ze zegt erg van
de ‘scheppende mens’ te houden: zij die opgaan in wat ze
maken, bestuderen of verzamelen. Met Boudewijn Büch had
ze destijds dolgraag mee willen reizen. In een vreemde
plaats bezoekt ze altijd het museum. </p>
<p>Over haar uiterlijk zegt ze niet meer dan dat je „aan
het begin van je leven” door mode wordt beïnvloed. En
dat ze daarbij is gebleven. Toen ze in Rotterdam
eerstejaars was, zag ze er uit zoals nu. Ook haar
engagement was al gevormd. Het fotoalbum blijft verder
dicht. Behalve dat het een ‘filosofisch’ gezin was, waar
ze uit komt. Ze vindt dat ze nog precies de persoon is
uit haar vroege jeugd. „Tijdens je eerste drie jaar
wordt het geweten gevormd. Alles erna is vernis.” </p>
<p>Ze herinnert zich als student volgens de trend van toen
in een Afghaanse jas te hebben gelopen. „Alsof je een
zelf geslacht en geprepareerd schaap aan had. Wat stonk
dat!” Maar het popfestival Kralingen in 1970 liet ze aan
zich voorbij gaan. „Veel te veel mensen bij elkaar.” Ze
vindt zichzelf toeschouwer, of liever nog ‘kluizenaar’.
„Zet mij maar ergens zonder buren. Grote vlaktes zonder
mensen zou ik willen zien. Mensen verstoren vaak zo de
omgeving”. Ze schatert. </p>
<p>Ze zegt vaak ‘liever’ in de Victoriaanse tijd te hebben
geleefd. Een romantische tijd, zegt ze, waarin nog veel
ontdekt kon worden. De wereld van nu doet haar
letterlijk pijn. „De esthetiek die volledig teloor gaat.
Ik hou van afstand. Tussen personen. Van vormelijkheid.
Als je nu tv kijkt – die totale platheid… je wordt van
lichaamsholte naar lichaamsholte gebracht. Waarom moet
ik dat zien? Dat exhibitionisme, emotioneel en
lichamelijk. Er is geen enkele nieuwsgierigheid meer
naar enige diepgang. Dat vind ik heel naar.” </p>
<p>Over invloedrijke hoogleraren of belangrijke boeken uit
haar studententijd moet ze diep nadenken. „Ik zou in een
strafproces zelf een hele slechte getuige zijn”. Ze was
in ieder geval geen abolitionist, geen
strafrechtafschaffer, een denkrichting die in de jaren
zeventig even invloedrijk was. Dat gold zeker voor haar
tijd bij de Erasmusuniversiteit waar abolitionist Louk
Hulsman doceerde. „Nee, je kan niet in anarchie leven.
En ik ben ook niet van de afdeling ‘de andere wang
toekeren’. Ik ben zelfs wel wraakzuchtig. Niet
haatdragend, hoor. Maar als iemand iets doet vanuit
structureel geplande kwade wil, dan vergeet ik dat nooit
meer. Er komt een dag waarop we elkaar weer tegenkomen.
In een ander proces…” </p>
<p>Als advocaat is ze vrijwel autodidact. Ze voegde zich
na haar studie bij haar zuster Mirjam, die een
advocatenkantoortje was begonnen. De zussen werden
begeleid door een ‘buitenpatroon’ – een senior van een
ander kantoor. Die zag ze eens in de zes maanden. </p>
<p>Wat is haar geheim? „You’re looking at it”, zegt ze.
Dat is ze zelf. Ze werkt altijd, drinkt niet en gaat
vrijwel nooit met vakantie. Alleen op vrijdagavond werkt
ze „meestal niet”. Maar dat is het dan wel. Regelmatig
is ze hele weekenden aan de slag. Een dossier doornemen,
vakliteratuur bijhouden. Ze wil per se de laatste stand
van de jurisprudentie kennen. Ze begint vaak op
zaterdagmiddag weer. „Maar daarin probeer ik dus te
minderen.” Alles bij elkaar is ze „een weekje” per jaar
vrij. Maar ook dan gaat de gsm niet uit. </p>
<p>Ze moet haar werk dus wel ongelooflijk leuk vinden?
„Hmm, nou, dat weet ik niet. Een mens wordt soms ook
door woede voortgedreven. Ik kan ook niet anders. Het
zit in me. En ik ben begaan met het recht. Dat klinkt
wat gezwollen, maar het is wel zo. Ik kan plezier
beleven aan een juridische redenering. Aan het ontdekken
ervan. Dus los van de persoon om wie het gaat.” Kennis
is macht, zegt ze. En de wil om te winnen is dat ook.</p>
<p>Als ze een nieuwe zaak aanneemt, begint ze prompt met
stukken uitpakken en lezen. Eén dossier kan makkelijk
twintig meter plankruimte in beslag nemen. Ze stelt
nooit uit en doet alles altijd alleen. Ze zegt dat ze
alles leest. Elk proces-verbaal. Elk tapverslag. Als ze
al een ‘geheim’ heeft, is het dat. Juridisch voor
blijven, scherp zien en creatief zijn. </p>
<p>Ze noemt zich een control-freak. Ze maakt uittreksels,
doorzoekt digitale bestanden en speurt internet af. („Ik
ben ook een nerd”). Ze doet naar eigen zeggen veel eigen
onderzoek, buiten het dossier. En schrijft alle
pleitnota’s zelf. Uiteindelijk dikt ze dozen papier in
tot een handzaam stapeltje. Om een dossier te begrijpen,
concentreert ze zich op de loop van het onderzoek. Hoe
komt de politie van A naar B; welke associaties heeft
ze? Weski zegt sterk visueel te zijn ingesteld. Bij een
film neemt ze ook de achtergrond scherp waar. Zo tracht
ze ook diepte in het dossier te zien. Alleen zo kan ze
een zaak de baas.</p>
<p>In het contact met haar cliënt heeft zij de regie. „Ik
ben daar dominant in, ja. Hoewel er ook zaken zijn
waarin je meer samen bezig bent. Maar als ik iets niet
wil, doe ik het niet. Doe wat u wilt, zeg ik dan. Maar
niet met mij.” Ze zegt haar cliënten altijd de waarheid
te vertellen „of het nou goed is of slecht. Hij moet de
keuze maken. Na afloop moet je allebei weten dat dit nog
het beste is wat we konden bereiken”. </p>
<p>In de zittingszaal heeft ze dan, naar eigen zeggen, een
‘overkill’ aan argumenten paraat. „Mits toepasselijk,
natuurlijk”. Een pleitnota van 57 pagina’s is dan niet
uitzonderlijk. Alles om de rechter zo ver te krijgen het
verhaal van justitie niet zomaar aan te nemen. Ze tracht
haar bezwaren zo op te werpen dat een rechter daar niet
meer overheen kan stappen. Ze observeert de rechter
nauwkeurig. Soms kan ze zien wat mensen denken, zegt ze.
</p>
<p>Ze kient altijd een strategie uit: hoe ze het OM zal
bejegenen, met welke verzoeken ze wanneer komt. Het
grootste juridische probleem is getuigen in de
rechtszaal te krijgen. Ze moet dan naar eigen gevoel
ijzer met handen breken. Het Openbaar Ministerie heeft
daarin te veel macht gekregen, meent ze. Om getuigen en
informanten anoniem te horen of als (betaalde)
kroongetuige buiten de rechtszaal te houden. De
verdediging kan soms „net zo goed op de tribune gaan
zitten”. </p>
<p>Het is haar favoriete beeldspraak. Als advocaat is ze
gewend aan de rol van underdog. Maar ze legt zich er
niet bij neer. Ze wordt wel als ‘doordraver’ ervaren in
de rechtszaal, maar protesteert tegen dat beeld. „Ik heb
heel wat zaken gehad waarin meer advocaten figureerden.
Die buigen soms te vroeg het hoofd. Inderdaad, ík wíl
dát stúk, ik wil die fax, ik wil die man horen. En dat
krijg ik dan niet. Dan ga ik door en door en door. Soms
blijkt er opeens nóg een infiltrant te zijn ingezet. Of
komt een getuige in hetzelfde dossier twee keer voor:
één keer anoniem en één keer onder naam. Of ik blijk te
zijn voorgelogen.” Zo wil ze de rechter wakker maken. </p>
<p>Ooit zei ze ‘in dit vak als een dweil te worden
behandeld’. „Dat heeft te maken met al die keren dat je
tijdens of na de procedure moet ontdekken dat je bent
voorgelogen door het OM. En de manier waarop dat wordt
gedaan. Dweil is dan een eufemisme. Ik bedoel het niet
persoonlijk. Tot op de dag van vandaag word je belazerd
waar je bij staat. Gelukkig zien sommige rechters dat
ook en wordt het afgestraft. Maar er zijn helaas – en
ook steeds meer – rechters die het laten gebeuren. Die
steeds minder nieuwsgierig zijn.”</p>
<p>Ze staat bekend om haar scherpe kritiek. Sommigen
verwijten haar ‘emotioneel’ te worden. „Dat zijn de
getraumatiseerden, die dat zeggen. In de rechtszaal ben
ik nooit emotioneel. Wat daar plaatsvindt, is
instrumentele woede en verbazing. Juist daar ben ik
uiteindelijk nooit emotioneel.”</p>
<p>Heeft ze vertrouwen in het strafproces? Ze aarzelt.
„Vertrouwen hoor je beroepshalve niet te hebben. Er zijn
wel mensen en situaties die je kent waarin je wel
vertrouwen wilt hebben. En dan nog komt het voor dat je
daarin wordt beschaamd.” </p>
<p>Een natuurlijk gevolg van dertig jaar vechten tegen de
bierkaai is dat je radicaliseert, werp ik op. Ze lacht.
„Dat stadium ben ik allang gepasseerd. Nee hoor, ik ben
niet meer te helpen! Dat is ‘beyond me’… Men denkt
misschien dat ik mij scheldend een weg door al die
strafzaken heen baan. Maar dat is niet zo. Als ik een
getuige wil horen, dan wil ik dat ook. En anders in
hoger beroep. Rechters weten dat wel.”</p>
<p>Haar wantrouwen tegen de staat zit diep. Niet alleen
omdat het advocaten steeds moeilijker wordt gemaakt om
politiedossiers te toetsen, getuigen te horen, beroep
aan te tekenen, kosten te maken. De rechten van de
verdachte worden almaar verder uitgekleed, vindt zij. Al
na vijf minuten in het gesprek valt de term
‘ausradieren’, als ze zoekt naar een woord om de
politieke druk op advocaten en hun werk te beschrijven.
De kans op een fout vonnis wordt er groter en groter
door, zegt Weski. </p>
<p>De harde toon in het politieke debat, de roep om meer
veiligheid en ‘dus’ meer repressie – het is haar een
gruwel. Burgerrechten, menselijke waardigheid,
bescherming tégen de overheid, „er wordt door politici
krom doorheen gepraat, met niet bestaande argumenten.
Het lijkt op ‘protectie or else’. Dan gaat uw huis in
brand. En de mensen laten zich mennen hè, als gnoes. Men
geeft er zich zelfs met genot aan over. Kijk eens naar
Rotterdam, waar de overheid in extremo de huizen
binnenvalt, iedereen betast en beluistert. De burger
vindt het goed. Met snerpend geluid van ‘mosquito’s’
jongeren verjagen… hoe durft men dat? Je zal er naast
wonen. Men verlaat het biologisch gegeven dat een
jongere in een zekere chaos leeft, behoefte heeft aan
fysiek gedrag en nog speelt en leert. Maar nee, we
moeten allemaal op een stoel zitten en glazig voor ons
uitkijken. En verder doet de overheid er niets aan, he!
Geen sport of schone klaslokalen of
toekomstmogelijkheden. Maar men hangt wel zo’n zoemer
op.” Weski fulmineert over databestanden die worden
gekoppeld, over het gebrek aan mededogen, over de staat
die benauwend dicht op de burger zit. „Op wat je vindt,
wat je doet, wat je denkt, wat je gelooft. Of je een pet
op je hoofd hebt, of een doekje”. De postbus-51-filmpjes
over de leraar, agent en conducteur die ‘samen’ de
terreur bestrijden doen haar griezelen. Ze vindt het een
extreme uiting van een overheid die de burger „altijd
bejaagt, beluistert en in de gaten houdt. Op school, op
straat, thuis, via de telefoon”. En dan kan het zomaar
gebeuren dat de staat je te grazen neemt. „Als een
krokodil die uit de rivier schiet en zo’n gnoe pakt”,
zegt ze. </p>
<p>Feitelijk overkwam dat haar cliënt Kouwenhoven, meent
Weski achteraf. Deze internationale zakenman,
bedrijfsleider van een grote houthandel, was de grootste
belastingbetaler in Liberia en dus de economische kurk
waar Charles Taylor op dreef. Kouwenhoven werd volgens
Weski gemangeld tussen vele politieke belangen. De wens
van de lobby-organisatie Global Witness bij de VN een
internationaal houtembargo tegen Liberia in te laten
stellen, in combinatie met de internationale wens van
Charles Taylor af te komen. Een groot houtbedrijf dat
van wapenhandel, diamantsmokkel, geweld en zelfs Al
Qaeda connecties beschuldigd kon worden, kwam als
geroepen. Maar ook de behoefte van de Staat der
Nederlanden ‘eindelijk’ een internationale strafzaak
tegen een vermeende oorlogsmisdadiger te doen slagen. En
zich tegelijk te profileren als internationaal juridisch
centrum. </p>
<p>De zaak begon in een internationale geruchtenmolen van
volgens haar dubieuze artikelen, Kamervragen en hear-say
verklaringen. Het bewijs dat justitie uiteindelijk
verzamelde, berustte op valse documenten, een reeks
apert leugenachtige getuigenverklaringen en feitelijke
onmogelijkheden. Het Hof in Den Haag liet er in maart
geen spaan van heel. De raadsheren vonden dat Weski een
‘imponerende hoeveelheid’ leugens in het politiedossier
aan het licht bracht. Tijdstippen, afstanden noch
locaties klopten, routes- noch afmeertijdstippen
deugden. Vervalste briefhoofden met tikfouten,
houwitsers (rijdende artillerie) die ‘in rijstzakken’
van boord zou zijn gedragen, analfabeten die opeens
scheepsnamen konden lezen – het was één treurige kermis
van leugen en bedrog. Volgens Weski heeft het OM zich
door onbekende derden van toneelstukje naar toneelstukje
laten voeren, zonder zich af te vragen in welke
politieke manipulaties het zich begaf. </p>
<p>Uiteindelijk berustte het hele dossier op niet meer dan
twee personen ter plaatse, met een levendige fantasie en
een politieke agenda, waar velen gretig zijn ingetuind,
zegt Weski. Ook talloze journalisten. Waarom is ook
justitie mee gegaan? „Er zijn een paar mensen lui
geweest. Die hebben gedacht, het zal wel kloppen. Zo’n
Nederlandse zakenman in Afrika, hè. Er was een
bereidheid om het te geloven. Er zat ook een element van
massahysterie in. Er hébben zich daar ook gruwelen
afgespeeld. De vraag was alleen van wie tegen wie, waar
en waarom.”</p>
<p>Weski meent dat justitie desondanks vroeg moet hebben
besloten om daar geen onderzoek naar te doen en een
apert zwakke zaak door te zetten. „Ze moeten net als ik
hebben gezien dat ze zijn voorgelogen. Maar men móest
een zaak hebben die zou lukken. Jarenlang was er immers
geen succesvolle zaak geweest. Aanvankelijk was het
scoringsdrift. Dat gaat over in kwade wil. Naar mijn
overtuiging is dat gebeurd.”</p>
<p>In haar pleidooi sprak zij van een vast ‘menu’ dat
justitie gebruikt om een onschuldige veroordeeld te
krijgen. Ze ziet het ook in andere zaken. „Er is een
heel parallel universum buiten de wet, buiten het
dossier. Aan internationale samenwerking, aan
bewijsgaring, aan de manier waarop informatie in een
dossier komt. Aan de manier waarop de inhoud van een
dossier wordt geselecteerd.” Behalve uit valse of
anonieme verklaringen bestaat het soms ook uit illegale
taps en observaties. In een andere zaak ontdekte zij
afluisterpraktijken buiten de rechter om.
Opsporingsautoriteiten die vanuit Italië erin slagen
mobiele telefoons in Nederland af te luisteren. Zo kent
ze andere voorbeelden. Drugs doorleveren, infiltreren en
observeren op elkaars grondgebied, buiten de rechter om.
Advocaten staan vaak machteloos. </p>
<p>Soms heeft ze het gevoel dat ze tegen krachten vecht
die ze niet kan duiden. „Ik zeg wel eens tegen cliënten
in sommige zaken: er loopt een onbekende entiteit met
het dossier mee waardoor uw veroordeling voorbeschikt
lijkt. Sommige mensen is meer recht gegund dan anderen.
Ik heb dat in de zaak-Bouterse gemerkt, bijvoorbeeld:
een gedoemdheid, een noodlot. Er zijn krachten waardoor
iemand soms veroordeeld móet worden. Hoe ik dat weet?
Omdat ik het vonnis vaak niet kan verklaren uit wat ik
voor me zie, in het dossier. Politieke belangen, vermoed
ik. Krachten buiten de rechtszaal.”</p>
<p>Vindt Weski dat het Openbaar Ministerie in de
Kouwenhoven-zaak machtsmisbruik kan worden verweten? Ja,
zegt ze, zonder aarzeling. Is het OM ‘rot’ te noemen?
„Dat is in die zaak gebleken. En in sommige andere zaken
blijkt ook dat het OM soms perfide handelt. Het is een
gegeven. Er zijn nog mensen binnen het OM die zich
verzetten. Die het goede willen. Maar die worden opzij
gedrongen. Of besmet. Of ze kieperen om. Het is
scoringsdrift. Je ziet het in gradaties. Het is een
psychologisch gegeven. Men raakt ingekapseld in een
organisatie, embedded. Kijk naar de beroemde
experimenten met het toedienen van elektroshocks. Mensen
gaan vanzelf te ver als ze willen winnen. Je hoort nu
officieren van justitie hardop over het verkennen van de
grenzen van de wet. Als men dan niet wordt
teruggeroepen… dan gebeurt dat ook gewoon. De rechter is
dan de laatste strohalm.” </p>
<div>
<p> Een versie van dit artikel verscheen ook in <a
href="https://www.nrc.nl/handelsblad/2008/08/30/#504">
NRC Handelsblad van 30 augustus 2008</a>. </p>
</div>
</div>
</div>
</div>
</div>
<div> </div>
<div aria-owns="toolbar"></div>
</div>
</body>
</html>