[D66] NRC: ‘Zijn eigen leugens moeten psychiater Kuiper kapot hebben gevreten’

René Oudeweg roudeweg at gmail.com
Wed Apr 12 12:34:09 CEST 2023


(Marc maakte me attent op de biografie van psychiater P.C. Kuiper. Het 
wordt tijd voor D66 om te erkennen dat psychiatrie een overblijfsel is 
uit de 19e eeuw waarvoor, gezien haar gruwelijke geschiedenis, geen 
plaats meer voor kan en moet zijn. Sommigen nemen de Tweede Wereldoorlog 
als allesomvattend referentiekader. Men kan de oorlog beter inwisselen 
voor de psychiatrie. Op welke dag worden alle slachtoffers van de 
psychiatrie herdacht? /R.O.)


nrc.nl
Biograaf: ‘Zijn eigen leugens moeten psychiater Kuiper kapot hebben 
gevreten’
Jannetje Koelewijn
10–13 minutes

Applaus, Adriaan van Dis komt op. Pak, das, roze pochet. Hij zegt: 
„Professor Piet Kuiper was 22 jaar lang hoogleraar psychiatrie en 
psychopathologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is een van de 
bekendste psychoanalytici in Nederland.” En: „Zes jaar geleden werd de 
reus geveld, een depressie, een psychotische depressie.” En: „Daarover 
heeft hij een boek geschreven, Ver heen. Ik ga praten met…”

Applaus, Kuiper komt op. Pak, das, geen pochet. Het is mei 1989, het 
praatprogramma is ongekend populair. Kuiper zegt: „Mijn hele leven heb 
ik ideeën over depressief zijn, psychotisch zijn, factoren die ertoe 
leiden, en dan krijg je het zelf.”

Hij dacht dat hij dementeerde, dat zijn ingewanden naar buiten kwamen, 
dat hij dood was. „Een heel zeldzaam beeld.” Toen hij zijn dochter wilde 
vermoorden, schreef hij later, werd het echt gevaarlijk en moest hij 
worden opgenomen.

Of niemand het in zijn omgeving had zien aankomen, vraagt Van Dis.

„Nee, nee, nee”, zegt Kuiper. Zelf had hij het ook niet zien aankomen. 
Al waren er dingen waarvan hij achteraf dacht dat het de zwakke plekken 
in zijn persoonlijkheid waren. Aan het eind van het gesprek bedankt hij 
zijn vrouw, zonder haar had hij het niet gered. Zij zit in het publiek 
en kijkt bezorgd.

Koen Hilberdink, literatuurwetenschapper en biograaf, was 32 toen hij 
het gesprek met Kuiper zag en Ver heen las. Hij kreeg er een vreemd 
gevoel bij, zegt hij. Kuiper leek eerlijk. Maar: „Hij hield iets achter, 
iets essentieels. Cliché misschien, maar door zijn manier van doen dacht 
ik meteen: hij is homoseksueel.”

In zijn leerboeken noemde Piet Kuiper homoseksualiteit een neurose, een 
perversie, een ernstige ziekte. De Nederlandse Vereniging voor 
Psychiatrie heeft vorige week excuses gemaakt voor psychiaters zoals 
Kuiper, die homoseksuele mannen probeerden te genezen door 
conversietherapie, elektroshocks of castratie. Ook in Kuipers tijd waren 
er al psychiaters die dat onzinnig vonden. Over lesbische vrouwen ging 
het nauwelijks.

Hilberdink (65) is zelf homoseksueel, hij woont met zijn vriend in 
Amsterdam, in een appartement met uitzicht op Artis. Hij was, zegt hij, 
niet de enige die destijds dacht dat Kuiper iets essentieels verzweeg. 
Journalist Max Pam vroeg zich in zijn NRC-column af waarom Kuiper zo 
onduidelijk bleef over de achtergronden van zijn depressie. Waar kwamen 
die zware schuldgevoelens vandaan? „Het leek hem voor de lezers van Ver 
heen van belang te weten of Kuiper de homoseksualiteit gepraktiseerd 
had. En wat dat met zijn huwelijk had gedaan.”

Kuiper nam hem dat ontzettend kwalijk.

„Omdat Max Pam precies drukte op waar het pijn deed.”

In maart verscheen Hilberdinks biografie Strijd om de ziel, het leven 
van P.C. Kuiper (1909-2002) in de psychiatrie. Hilberdink kon gebruik 
maken van Kuipers privéarchief met daarin de dagboeken die hij vanaf 
zijn zeventiende bijhield en briefwisselingen met zijn vrouw, 
vriendinnen, vrienden en collega’s. Daarin las hij dat Kuiper zijn hele 
leven aan ernstige depressies leed, en niet pas na zijn zestigste, zoals 
hij het bij Adriaan van Dis deed voorkomen. Hij las ook dat Kuiper, zoon 
van een orthodox-gereformeerde moeder en een niet echt gelovige vader, 
zijn hele leven vocht tegen zijn homoseksualiteit. Hij probeerde ervan 
te genezen en had ondertussen heimelijk seksuele relaties met mannen, 
vaak studenten of assistenten die ondergeschikt waren aan hem.

Mag dat, na iemands dood zijn geheime leven openbaren?

„Als biograaf heb ik een hekel aan postume coming-outs, maar bij Kuiper 
vond ik het van wezenlijk belang te laten zien wie hij echt was, omdat 
hij zo’n enorme invloed heeft gehad op de psychiatrie, ook met zijn 
denkbeelden over mannelijkheid en vrouwelijkheid, over de rol van vaders 
en moeders. Hij had zelf het idee zijn dagboeken ooit te publiceren. Na 
Ver heen begon hij aan zijn autobiografie. Die heeft hij niet kunnen 
voltooien omdat zijn geheugen hem in de steek liet.”

Als homoseksueel had Kuiper geen hoogleraar kunnen worden.

„De angst ‘ontdekt’ te worden moet hem steeds achtervolgd hebben. 
Amsterdam hield tot in de jaren zestig lijsten bij van homoseksuelen. Ze 
kwamen niet voor een betrekking bij de gemeente in aanmerking. En als 
homoseksueel kon je ook geen psychoanalyticus of psychiater worden.”

In zijn leerboeken behandelt hij de oorzaken van homoseksualiteit.

„Hij komt uit bij Freud en bij de rol van moeders, en dan zie je dat hij 
het eigenlijk de hele tijd over zijn eigen moeder heeft. Ze was 
verpleegkundige tot ze trouwde, met een veel oudere man, een weduwnaar. 
Een intelligente vrouw en daar zit je dan, thuis met één kind. En dan 
dat geloof. Ze had geleerd om haar gevoelens en ambities te 
onderdrukken, en dat deed Piet ook, zijn gevoelens met kracht 
onderdrukken, vooral zijn seksuele gevoelens. Hij was een diepgelovig 
jongetje en de band met haar was heel sterk, sterker dan die met zijn 
vader. In zijn Neurosenleer heeft hij het over passieve en actieve 
homoseksualiteit, en de actieve variant brengt hij in verband met een 
‘kenmerkende’ relatie met de moeder. Die heeft een ‘onbevredigd oedipaal 
vaderverlangen’ gehad en projecteert dat op haar zoon. Hij moet haar 
idealen en fantasieën verwerkelijken. En dat leidt volgens hem dus tot 
homoseksualiteit.”

Zijn eerste psychoanalyticus adviseert hem te trouwen.

„In de leeranalyse tijdens zijn opleiding tot psychiater. Het lukte niet 
om Piet te genezen, een huwelijk moest de oplossing brengen. Zijn 
behandelaar overtrad de mores van het vak. De patiënt mocht niet 
gestuurd worden bij zijn keuzes in het leven. Dat gebeurde natuurlijk 
wel. De claim was dat psychoanalytici zich neutraal opstelden, maar ze 
waren heel normatief.”

Waarom kiest hij voor Noortje Miskotte?

„Ze is de dochter van een beroemde en door hem bewonderde hoogleraar 
theologie. Ze was zelf ook theoloog en heeft van huis uit meegekregen 
dat het de verantwoordelijkheid van de vrouw is om een huwelijk te laten 
slagen. Ik dacht dat ik wel wist hoe de positie van vrouwen toen was, 
dat ze voor de wet handelingsonbekwaam waren en zo, maar ik ben 
geschrokken van het leven van Noortje. Weer een intelligente vrouw die 
thuiszit en op haar man wacht, in dat flatje in Groningen waar ze dan 
wonen. En dan die lieve brieven van haar als hij op reis is, die 
voortdurende bezorgdheid. Ook als er andere vrouwen in zijn leven komen.”

Eerst een verpleegkundige, later een patiënte.

„Henny en Ali. Hij blijft proberen om zo van zijn homoseksualiteit af te 
komen. En als het niet lukt, krijgen zij de schuld. Zij hebben te weinig 
voor hem over. Ze zijn jaloers. In zijn leerboeken heeft hij het over 
het castratiecomplex bij vrouwen, hun penisnijd, het idee dat vrouwen 
per definitie jaloers zijn op mannen. Dit kan ertoe leiden dat ze alles 
beter menen te kunnen. De man moet koste wat kost geëvenaard en 
vernederd worden. In een seksuele relatie kunnen ze niet vrouwelijk 
‘ontvangend’ zijn. Ze zijn kil en frigide. Daar kan een man homoseksueel 
van worden. Generaties psychiaters zijn met dit soort theorieën opgeleid.”

In zijn dagboek schrijft hij kil over de geboorte van zijn dochter.

„Zeg maar snoeihard. Hij beleeft het alsof hij in een film acteert en 
verlangt intussen naar Henny, want hij voelt zich ‘erbarmelijk eenzaam’. 
Hij neemt zijn pasgeboren dochter ‘geen ogenblik langer dan nodig’ in 
zijn armen en stapt meteen daarna in de auto naar huis. Dan voelt hij 
zich opeens zo schuldig dat hij bij een spoorwegovergang overweegt om 
zelfmoord te plegen.”


Ging het beter met hem toen hij hoogleraar werd in Amsterdam?

„Zijn moeder verwachtte al dat hij professor zou worden toen hij ging 
studeren en het was jarenlang een obsessie voor hem, zeker nadat hij in 
Groningen was afgewezen. Dus ja, hij was zeer tevreden toen hij in 1961 
in Amsterdam benoemd werd. De twintig jaren daarna zouden de beste van 
zijn leven worden, want in zijn vak was hij geweldig. Charismatisch, 
welsprekend, en door dat theatrale van hem kon hij geweldig goed college 
geven, de zaal zat altijd vol. En dan kwam hij binnen met twee 
assistenten en sprak over liefde en seksualiteit – het maakte op zijn 
studenten een diepe indruk. Ze vielen echt voor hem. En met een aantal 
jongens krijgt hij dus een relatie. In zijn dagboeken lees je dat hij 
eigenlijk voortdurend verliefd is.”

Wat moeten we daarvan vinden?

„Uit mijn eigen studietijd – ik begon in 1976 – weet ik dat relaties 
tussen studenten en docenten heel gangbaar waren. Er zat altijd die 
machtsfactor in. Het is niet goed te praten. Het waren eigenlijk 
allemaal ‘MeToo’tjes’. Uit gesprekken met oud-studenten van Kuiper weet 
ik dat sommige van hen er behoorlijk aan onderdoor zijn gegaan.”

Was zijn homoseksualiteit de oorzaak van zijn depressies?

„Psychiaters zeggen dat er ook iets in je hersenen moet zijn, een 
aanleg, maar het lijkt mij logisch dat het onderdrukken van je 
seksualiteit en de schuldgevoelens als je er toch aan toegeeft tot 
ernstige depressies kunnen leiden. Het kán toch niet, zo’n geheim leven? 
Hij was zo’n briljante man, hij had zoveel mee, en dan die leugens. Het 
moet hem helemaal kapot hebben gevreten.”

Echt geheim bleven zijn homoseksuele relaties niet.

„In het Amsterdamse circuit wisten mensen meer van hem dan hij dacht.”

In de inrichtingen waar hij in de jaren tachtig wordt opgenomen wordt 
hij behandeld met medicijnen.

„Zo opvallend: hij was de man van de psychoanalyse, hij zag weinig in de 
biologische psychiatrie, maar zijn depressies worden bestreden met 
MAO-remmers, medicijnen die neurotransmitters in de hersenen afbreken. 
Later krijgt hij elektroshocks. Zijn voorgeschiedenis wordt eigenlijk 
helemaal genegeerd.”

De pillen hielpen hem niet.

„Al werd dat wel geclaimd – ‘professor Kuiper was van zijn depressie 
genezen’. Bij Van Dis deed Kuiper het ook voorkomen alsof dat zo was. In 
werkelijkheid viel hij steeds weer terug, steeds dieper. Hij ging, zoals 
een collega van hem het verwoordde, een vreselijke oude dag tegemoet. 
Mensen zagen hem weleens door het Vondelpark of over de grachten 
schuifelen, ongeschoren, een zwerver. Ze durfden hem niet meer aan te 
spreken.”

Wat zou hij van de biografie gevonden hebben?

„Weet ik natuurlijk niet, maar ik hoor mensen wel zeggen: ‘Piet zou er 
blij mee zijn geweest. Hij hield van aandacht’.”

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 12 april 2023.


More information about the D66 mailing list