[D66] De staat en het Koninklijk Huis profiteerden van de verdiensten van de ‘troostmeisjes’ in Nederlands-Indië

René Oudeweg roudeweg at gmail.com
Sat Aug 13 15:35:17 CEST 2022


ftm.nl
<https://www.ftm.nl/artikelen/de-oranjes-profiteerden-van-geld-verdiend-door-troostmeisjes>



  De staat en het Koninklijk Huis profiteerden van de verdiensten van de
  ‘troostmeisjes’ in Nederlands-Indië

Hee Seok Park
26-35 minutes
------------------------------------------------------------------------

Tussen 1932 en 1945 rolde Japan een dwangbordeelsysteem uit in alle
bezette gebieden in China, Zuidoost-Azië en de Stille Oceaan. Naar
schatting 500 duizend jonge vrouwen werden weggevoerd uit
interneringskampen, gekidnapt of onder valse voorwendselen gelokt en als
‘troostmeisje’ tewerkgesteld. Het geld dat bezoekers voor de jonge
vrouwen betaalden, werd bij Japanse oorlogsbanken gestort om de oorlog
te financieren. Zowel de Nederlandse staat als het Koninklijk Huis
blijken van dit bordeelgeld te hebben geprofiteerd.

Dit stuk in 1 minuut

  * 14 augustus is/International Comfort Women’s Day/,//de dag waarop
    wereldwijd de slachtoffers van Japanse dwangprostitutie worden
    herdacht. Op die dag in 1991 onthulde de Koreaanse Kim Hak Soon dat
    ze jarenlang als ‘troostmeisje’ door Japanse militairen was
    misbruikt. Ze eiste dat Japan verantwoordelijkheid nam voor het
    structurele seksueel misbruik in de eerder door hen bezette
    gebieden. Door als eerste de stilte te doorbreken, gaf Kim Hak Soon
    een stem en een gezicht aan de duizenden slachtoffers van deze
    dwangprostitutie.
  * De kwestie rond deze ‘troostmeisjes’ speelt tot op de dag van
    vandaag, omdat de Japanse regering weigert excuses aan te bieden.
    Daarbij komt dat de geallieerde landen al die jaren weggekeken
    hebben: de handelsbetrekkingen met Japan zijn belangrijker dan het
    lot van de misbruikte vrouwen in de voormalige kolonies in
    Zuidoost-Azië.
  * Pas nadat de Nederlandse Jan Ruff-O’Herne in december 1992
    bekendmaakte dat ze als jonge vrouw was misbruikt in een
    officiersbordeel in Semarang, Java, werd Nederland gedwongen
    onderzoek te doen naar de omvang van deze oorlogsmisdaad in
    Nederlands-Indië, de voormalige kolonie. Tijdens de Tweede
    Wereldoorlog waren daar ruim 350 duizend Japanse militairen en
    mariniers gestationeerd.
  * De conclusie van het daaropvolgende onderzoeksrapport – ‘met
    zekerheid 65 en naar alle waarschijnlijkheid driehonderd Nederlandse
    vrouwen zijn slachtoffer geworden op de eilanden Java en Sumatra’ –
    verhult de waarheid: ten minste 70 duizend jonge vrouwen (Hollands,
    Indo-Europees, Indonesisch, Moluks, Papoea) zijn misbruikt in
    dwangbordelen, verspreid over heel Nederlands-Indië.
  * Er is meer verborgen gebleven: met het geld dat in de dwangbordelen
    werd verdiend, financierde Japan de oorlog. Dat ontdekten
    medewerkers van de Nederlandse inlichtingendienst NEFIS na de
    Japanse capitulatie. Het NEFIS-rapport is in Nederland nooit in zijn
    geheel gepubliceerd, en daardoor buiten zicht gebleven.
  * Follow the Money gebruikte het NEFIS-rapport om het geldspoor van de
    dwangbordelen te reconstrueren. Integraal onderdeel daarvan is de
    geschiedenis van de ontmanteling van de Japanse oorlogsbanken,
    waarvan zowel de Nederlandse staat als het Koninklijk Huis
    geprofiteerd blijken te hebben: een deel van de
    liquidatieopbrengsten betrof het geld dat door ‘troostmeisjes’ in
    Japanse dwangbordelen is verdiend.

Lees verder

De term ‘troostmeisje’ is een naargeestig eufemisme voor
dwangprostituée. De vrouwen en meisjes die structureel na elke invasie
van Japanse legereenheden werden ontvoerd, werden dagelijks misbruikt in
tot bordelen omgebouwde villa’s, badhuizen, hotels, scholen, tempels en
kerken. De dwangbordelen waren op hiërarchische leest geschoeid en
kenden strenge regelgeving.

De gedwongen prostitutie was door de Japanse regering opgezet om
geslachtsziektes onder de troepen te voorkomen. De directe aanleiding
was het hoge percentage geslachtsziektes binnen het expeditieleger dat
tussen 1918 en 1922 in Siberië was gestationeerd. Liefst eenderde van
de soldaten werd toen uitgeschakeld door syfilis en gonorroe, waarbij
een groot aantal kwam te overlijden. Wat evenzeer meespeelde, was het
emotionele aspect: zolang in de seksuele behoeftes van de militairen
werd voorzien, was er geen reden tot ontevredenheid of muiterij.

Het Japanse systeem van leger- en marinebordelen diende ook een hoger
doel: met het geld dat er werd verdiend, werd de oorlog
medegefinancierd. Dat blijkt uit de gezworen verklaringen van leden van
de Japanse geheime marinepolitie op Borneo in Nederlands-Indië. Kort na
de oorlog stelde de Nederlandse militaire inlichtingendienst NEFIS – de
Netherlands Forces Intelligence Service – een onderzoek in naar het
grootschalige seksueel misbruik door de Japanse bezetter.

Dat financiële oogmerk van de dwangbordelen//is jarenlang onder de radar
gebleven, deels omdat het NEFIS-rapport versnipperd is ondergebracht:
incompleet en met beperkte openbaarheid, en verdeeld over het Nederlands
Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) in Amsterdam en het Nationaal
Archief in Den Haag. Pas sinds 2007 zijn de documenten in hun geheel
toegankelijk bij de National Archives in Londen.

14 augustus: International Comfort Women’s Day

Op 14 augustus worden wereldwijd de slachtoffers van Japanse
dwangprostitutie herdacht. Op die dag in 1991 onthulde de Koreaanse Kim
Hak Soon dat ze jarenlang door Japanse militairen als ‘troostmeisje’ was
misbruikt. Ze eiste dat de Japanse regering verantwoordelijkheid nam
voor het structurele seksueel misbruik in de door Japan bezette
gebieden. Door als eerste ‘troostmeisje’ de stilte te doorbreken, gaf
Kim Hak Soon een gezicht aan de duizenden slachtoffers van deze
dwangprostitutie.

/Kim Hak Soon tijdens een protestmars in Seoul in 1992 © Women and War/

In december 1992 maakte de Nederlandse Jan Ruff-O’Herne bekend dat zij
als jonge vrouw was misbruikt in een dwangbordeel in Semarang, Java.
Haar onthulling dwong de Nederlandse overheid onderzoek te doen naar de
omvang van deze oorlogsmisdaad in de voormalige kolonie
Nederlands-Indië, waar tijdens de Tweede Wereldoorlog ruim 350 duizend
Japanse militairen en mariniers waren gestationeerd.

De conclusie van het daaropvolgende onderzoeksrapport luidde dat ‘met
zekerheid 65 en naar alle waarschijnlijkheid driehonderd Nederlandse
vrouwen slachtoffer van dwangprostitutie zijn geworden op de eilanden
Java en Sumatra’. In werkelijkheid zijn ten minste 70 duizend vrouwen
(Hollands, Indo-Europees, Indonesisch, Moluks, Papoea) misbruikt in
dwangbordelen verspreid over de hele archipel.

Lees verder Inklappen

Op 5 juli 1946 plaatste NEFIS-kapitein J. Heijbroek zijn handtekening
onder het rapport. ‘De bordeelen [..] werden beheerd door de manager van
de /Nanyo Kohatsu Kabushiki Kaisha/, de Stille Zuidzee Maatschappij,’
schreef hij. ‘Het toezicht hierop werd uitgevoerd door de /Hokukai, /de
Vereniging van Japansche zakenlieden, die ook de huizen inrichtte. De
manager gebruikte employees van zijn firma voor het dagelijksche werk,
zoals de boekhouding. Elke morgen werden de betaalbewijzen en inkomsten
van de afgeloopen nacht afgedragen aan de kassier van de Nanyo Kohatsu*.*’

De manager, die maandelijks een financieel overzicht moest overleggen,
verklaarde dat de gemiddelde winst  per bordeel 60 gulden per dag was.
‘Een-derde daarvan werd opgeëist door de Japansche zakenlieden voor de
gemaakte kosten. Twee-derde was bestemd voor de jonge vrouwen, maar in
plaats dat ze uitbetaald kregen, werd het geld gestort bij het filiaal
van de Bank of Taiwan.’


    De financiering van de Japanse militarisering

In de reconstructie van het geldspoor van de Japanse dwangbordelen heeft
de Bank of Taiwan een spilfunctie. Ze werd onder de Japanse naam
/Kabushiki Kaisha Taiwan Ginkô///in 1899 geopend op Taiwan, Japans
eerste kolonie, om daar ondernemingen als Mitsubishi en Mitsui te
ondersteunen bij hun investeringen. De bank had 5 miljoen yen
startkapitaal en leverde financiële diensten, waaronder het wisselen van
buitenlandse valuta. Naast de financiering van de handel met Taiwan en
andere landen in Zuidoost-Azië had de bank een ander belangrijk doel: de
financiering van de Japanse militarisering.

Hoewel het hoofdkantoor juridisch in Taipei was gevestigd, de hoofdstad
van Taiwan, bevond het centrale kantoor zich in Tokio. Daar werden alle
belangrijke bankzaken geregeld. Gerekend naar het geïnvesteerde geld,
rechtstreeks afkomstig van de Japanse regering, was de Bank of Taiwan de
op een na grootste bank in Zuidoost-Azië. Het eerste filiaal buiten
Taiwan werd in 1912 in Singapore geopend, gevolgd door filialen in
Thailand, Brits-Maleisië en Nederlands-Indië. Tot de nieuwe diensten die
de bank aanbood, behoorden de uitgifte van lokale valuta en het storten
van contant geld.

Japanse oorlogsobligatie

Japanse oorlogsobligatie © Collectie LaBarre Galleries

Vanaf 1931 gaf de Bank of Taiwan in Tokyo staatsobligaties uit om de
uitbreiding van de marine voor de naderende invasies te financieren. De
Japanse regering wilde dat de obligaties – die de helft van het
bankkapitaal vormen – te gelde werden gemaakt, en verplichtte de
bankfilialen in haar kolonies Taiwan en Korea het spaargeld van hun
klanten hiervoor te gebruiken.

Per 1 maart 1941 zijn er 3209 aandeelhouders die 150 duizend gestorte
aandelen van 100 yen per stuk bezitten, en 150 duizend aandelen met een
nominale waarde van 100 yen, waarvan 25 yen per aandeel is gestort.

Het Japanse ministerie van Financiën heeft zijn eigen toezichthouders
aangesteld bij de inmiddels zeer machtige bank, waardoor de
aandeelhouders weinig tegen het regeringsbeleid kunnen inbrengen. Eén
aandeelhouder, Kora, neemt een uitzonderingspositie in: zij bepaalde,
samen met de regering, het beleid. Want achter Kora gaan de familieleden
van keizer Hirohito schuil, die over 7566 aandelen beschikken.

De keizer bezit ook aandelen in Japans grootste bank, de Yokohama Specie
Bank: liefst 22 procent. Deze bank, opgericht in 1880 met een
startkapitaal van 3 miljoen yen en gespecialiseerd in buitenlandse
transacties, fungeert tegelijkertijd als de ‘betaalmeester’ van de
legertroepen.


    Voorbereiding van de invasies

Kort voor de aanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbour (7
december 1941) geeft de Japanse regering opdracht om meerdere coupures
van buitenlandse valuta voor te bereiden: in guldens voor
Nederlands-Indië, in//Straits dollars voor Brits-Maleisië en
Noord-Borneo, in roepies voor Birma, in peso’s voor de Filipijnen, en in
ponden voor de territoria onder Australisch beheer.

De wisselkoers van alle buitenlandse valuta wordt vastgesteld op één
Japanse yen, met uitzondering van het Australische pond, dat tien yen
waard is. Dit alles leidt tot een waardestijging van de yen.
Tegelijkertijd onderstreept het de nieuwe rol van Japan: kort daarna
valt het meerdere landen en eilanden binnen. Borneo is op 10 januari
1942 aan de beurt; het KNIL, het leger in Nederlands-Indië capituleert
op 8 maart 1942.

Aansluitend opent de Bank of Taiwan, de betaalmeester van de Keizerlijke
Marine, nieuwe filialen in het bezette Nederlands-Indië. Ook de Yokohama
Specie Bank beschikt over een uitgebreid netwerk van filialen. Naast het
hoofdkantoor in Yokohama en vier filialen in Japan heeft ze dertien
vestigingen in China plus kantoren in Singapore, Manila, Jesselton
(Brits-Borneo), Rangoon (Birma); en meerdere vestigingen op Java en
Sumatra. De Yokohama Specie Bank overtreft de Bank of Taiwan in het
totaal aantal leningen en stortingen van contant geld.

Stortingsbewijs van de Yokohama Specie Bank op Java

Stortingsbewijs van de Yokohama Specie Bank op Java © Nationaal Archief

Onder die stortingen valt ook het geld dat door slachtoffers van de
Japanse dwangprostitutie wordt verdiend: de tienduizenden jonge vrouwen
die in leger- en marinebordelen zijn opgesloten, worden niet alleen
seksueel, maar ook financieel geëxploiteerd. Ambtenaren van de lokale
Japanse besturen houden toezicht op de bordelen, controleren de
administratie en storten de dagelijkse winsten bij de bankfilialen.


    De ontmanteling van de oorlogsbanken

Na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 wordt de Yokohama Specie
Bank als een vijandelijke bank aangemerkt. Als opperbevelhebber van de
Geallieerden gelast de Amerikaanse generaal Douglas MacArthur de
liquidatie van alle filialen binnen en buiten Japan. Hun ontmanteling
zal, conform het zogeheten territorialiteitsprincipe, in handen van de
lokale autoriteiten worden gelegd. De opbrengsten van de liquidatie
dienen als compensatie voor de schade die de bezette landen hebben geleden.

Op China en Thailand na zijn alle landen in kwestie dan nog kolonies: de
Filipijnen en Guam (Verenigde Staten); Birma, Brits-Maleisië,
Brits-Borneo en Hongkong (Groot-Brittannië); Indochina (Frankrijk);
Australisch Nieuw-Guinea en Nauru (Australië); Portugees-Timor
(Portugal); en Nederlands-Indië (Nederland). Het zijn zodoende /de
facto/ de westerse kolonisatoren die de vijandelijke banken zullen
liquideren.

Korea, dat van 1910 tot 1945 onder Japans bewind stond, valt na de
capitulatie uiteen in de noordelijke Democratische Volksrepubliek Korea
en de Republiek Korea in het zuiden. Zowel de Koreaanse filialen van de
Bank of Taiwan als de eveneens vijandelijke Chosun Bank zijn vervolgens
door deze twee nieuwe regeringen genationaliseerd.

Nadat Kim Hak Soon op 14 augustus 1991 tijdens een persconferentie in
Seoul naar buiten trad
<https://gc4women.org/2021/11/08/kim-hak-soon-who-broke-the-silence-for-comfort-women/>
met haar schokkende verhaal, besloot de Zuid-Koreaanse regering alle
voormalige ‘troostmeisjes’ die zich officieel hadden geregistreerd,
financieel te ondersteunen: ze wonen, vanwege hun leeftijd, sindsdien op
overheidskosten in verpleegtehuizen.


    De situatie op Taiwan

Ook Taiwan wordt onafhankelijk van Japan: op 25 oktober 1945 wordt het
eiland overgedragen aan de Republiek China, die dan geleid wordt door de
Kwomintang (‘Nationale Volkspartij’) van generaal Chiang Kai-shek.

MacArthur, de Amerikaanse bevelvoerder van de Geallieerden, beschouwt de
generaal en diens partij als de rechtmatige Chinese regering. De troepen
van de Kwomintang nationaliseren vervolgens alle grote bedrijven,
waaronder de kantoren van de Bank of Taiwan. Op 20 mei 1946 wordt de
gereorganiseerde bank gelanceerd als China’s eerste staatsbank. Van deze
reorganisatie zijn beperkte cijfers overgeleverd.

De balans van het hoofdkantoor van de Bank of Taiwan in Taipei per 31
maart 1945

De balans van het hoofdkantoor van de Bank of Taiwan in Taipei per 31
maart 1945 © Collectie National Archives and Record Administration,
College Park, Md.

Op 31 maart 1945 beschikte het hoofdkantoor in Taipei over bijna 6,5
miljard yen in activa en passiva, omgerekend is dat 1,48 miljard dollar.
Bijna 10 procent daarvan – 145.573.415 dollar – is afkomstig uit
stortingen van contant geld. Welk deel daarvan afkomstig is uit de
verdiensten van de slachtoffers van dwangprostitutie, kan alleen worden
achterhaald met behulp van het archief van de ‘oude’ Bank of Taiwan.

‘Dit is te lang geleden,’ stelt de persvoorlichter van het hoofdkantoor
in Taipei. ‘Alle bankmedewerkers die hier destijds bij betrokken waren,
zijn al lang met pensioen. Collega’s van de bank in Taipei hebben
gezocht naar de oude data betreffende de stortingen van contant geld,
maar hebben niets kunnen vinden.’


    Het liquidatieproces in Nederlands-Indië

Het geldspoor van de ontmanteling van de vijandelijke banken in
Nederlands-Indië valt gelukkig wel te reconstrueren: het
Nederlands-Indisch gouvernement liet de inventarisatie van de
bankbalansen uitvoeren door de NEFIS. Deze procedure vindt plaats
tijdens de gewelddadige onafhankelijkheidsoorlog, die direct na de
Japanse capitulatie is losgebarsten.

In deze chaos proberen Japanse filiaalmedewerkers van de Yokohama Specie
Bank op Sumatra hun sporen te wissen: op last van hun regering
vernietigen ze de codeboeken waarin alle transacties zijn genoteerd.
Personeel van de NEFIS weet echter de hand te leggen op een aantal
documenten, waaronder de bankoverzichten van negen filialen op Java.

De balans van het bankfiliaal van de Yokohama Specie Bank in Bandoeng
per 30 september 1945

De balans van het bankfiliaal van de Yokohama Specie Bank in Bandoeng
per 30 september 1945 © Nationaal Archief

Bij het filiaal in Bandoeng nemen de NEFIS-medewerkers 313 miljoen
Japanse gulden in beslag, waarbij ze ook de salarissen over de
bezettingsperiode berekenen van de manschappen van het Zestiende
Keizerlijke Leger en van de Keizerlijke Marine op Java. In totaal gaat
het om net iets meer dan 242 miljoen gulden. Een deel daarvan heeft het
Japanse leger- en marinepersoneel uitgegeven aan bordeelbezoek.


    Koninklijk Besluit Vijandelijk Vermogen

Waar is het dwangbordeelgeld gebleven dat bij filialen van de
oorlogsbanken in Nederlands-Indië is gestort? De Amerikaanse
opperbevelhebber bepaalde dat de liquidatieopbrengsten toekomen aan het
plaatselijk gezag. Dat is niet de Indonesische regering, die haar
onafhankelijkheid op 17 augustus 1945 heeft uitgeroepen, maar het
Nederlandse koloniale gezag.

De Amerikaanse bepaling ligt overigens in lijn met het Koninklijk
Besluit Vijandelijk Vermogen dat op 20 oktober 1944 door de Nederlandse
regering in ballingschap werd afgekondigd: ‘Vermogen, toebehoorende aan
een vijandelijke staat of aan een vijandelijken onderdaan, gaat met het
in werking treden van dit besluit van rechtswege in eigendom over op den
Staat.’

Het Koninklijk Besluit Vijandelijk Vermogen

Het Koninklijk Besluit Vijandelijk Vermogen © Collectie Vrijheidsmuseum

Het ministerie van Overzeese Gebiedsdelen is een van de vijf ministeries
die betrokken zijn bij de uitvoering van dit besluit. ‘Het saldo in het
krediet van de vijandelijke staat en onderdanen moet als vijandelijk
vermogen worden aangemerkt,’ bevestigt dat ministerie op 25 november
1945 als opmaat naar de liquidatie van de Japanse oorlogsbanken.


    Nederlands toezicht op de bankenliquidatie

Enkele Japanse bankfilialen worden door Indonesische troepen geplunderd.
Bij de overige filialen zijn het de Nederlandse autoriteiten die vanaf
15 januari 1946 toezicht houden op de overdracht. Het hoofd van de
Economisch-Technische Afdeeling van de NEFIS, S.W. Tromp, tracht de
interne organisatie van de Japanse oorlogsbanken in kaart te brengen, zo
meldt hij aan Thesaurier-Generaal Arons in Batavia: ‘Maar de enkele uren
die U ons gegeven heeft, maken dit onmogelijk.’

Vanwege de aanhoudende Indonesische vrijheidsstrijd is er haast bij de
liquidatie van de Japanse banken. Het protocol, dat in Nederland is
bepaald, houdt in dat ‘het [Nederlandse] Beheersinstituut het
vijandelijk vermogen opeist; en het in beheer neemt om claims te kunnen
beoordelen.’

De Indische regering heeft echter besloten ‘haar eigen gang te gaan’ en
houdt zich niet aan het protocol, zo constateert plaatsvervangend
thesaurier op Financiën Alfred Rinnooy Kan. Om die reden werden alle
filialen van de Japanse banken tot 1948 rechtstreeks onder toezicht van
de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) geplaatst. 

Zo wordt de NHM de begunstigde partij bij de liquidatie van de Japanse
banken. Als vertegenwoordiger van het Nederlandse gezag in de kolonie
bedingt ze bovendien bij het ministerie van Financiën in Den Haag
dividendvrijstelling ‘voor de jaren 1941 en opeenvolgend, gegeven onze
positie als Indische Bank’.


    De Nederlandsche Handel-Maatschappij in het kort

De Nederlandsche Handels-Maatschappij werd in 1824 opgericht, op
initiatief van ‘koning-koopman’ Willem I. De NHM was in zekere zin de
opvolger van de Vereenigde Oostindische Compagnie: ze was in private
handen, maar de Kroon had aandelen, en de maatschappij handelde in
opdracht van het koninkrijk. 

De NHM legde zich – net als de VOC voor haar – toe op de handel met de
kolonies, in het bijzonder met Nederlands-Indië. Door het omstreden
‘Cultuurstelsel’ werd de Indonesische bevolking verplicht 20 procent van
haar landbouwgrond te gebruiken voor ‘gouvernementsproducten’ zoals
koffie, thee, suiker en indigo. Die producten verkocht de NHM in Europa.
De winst daarvan vloeide direct in de Nederlandse schatkist.

De NHM vormde zich vanaf begin twintigste eeuw om van
handelsmaatschappij tot een volwaardig bankbedrijf, met een groot
internationaal kantorennetwerk in Zuidoost-Azië. Het ging haar voor de
wind: in 1916 boekte de bank een nettowinst van 11 miljoen gulden, de
hoogste tot dan toe.

Het was deze bank, met de Nederlandse staat en het Koninklijk Huis als
belanghebbenden, die van de liquidatie van de Yokohama Specie Bank en de
Bank of Taiwan profiteerde. Het vijandelijk vermogen diende als
schadeloosstelling voor de gedorven inkomsten tijdens, en kort na, de
Japanse bezetting van Nederlands-Indië. En zo eigende de NHM zich op
indirecte wijze ook het dwangbordeelgeld toe van de duizenden jonge
vrouwen die in Nederlands-Indië als ‘troostmeisjes’ zijn misbruikt.

De berekening van het dwangbordeelgeld

In de dwangbordelen op Borneo werkten gemiddeld tien vrouwen per
locatie. De berekening van het dwangbordeelgeld op basis van het
NEFIS-rapport is dat iedere jonge vrouw gemiddeld 6 gulden per dag
verdiende. Zeker 70 duizend vrouwen in Nederlands-Indië waren
slachtoffers van het Japanse systeem.

De bezettingsperiode in geheel Nederlands-Indië ging officieel op 8
maart 1942 in. Aangezien het inrichten van de dwangbordelen enkele weken
vergde, wordt voor deze berekening als ingangsdatum van het systeem 1
april 1942 aangehouden. De periode van 1 april 1942 tot 15 augustus 1942
telt 1232 dagen.

Ieder slachtoffer verdiende gemiddeld 6 gulden per persoon. De 70
duizend slachtoffers behaalden over 1232 dagen een ‘omzet’ van ruim 517
miljoen gulden. Tweederde daarvan –bijna 345 miljoen gulden – werd
gedeponeerd bij filialen van de Yokohama Specie Bank en de Bank of Taiwan.

De vraag is hoeveel dwangbordeelgeld bij de liquidatie van de
vijandelijke banken is geconfisqueerd. Met een conservatieve schatting
(alleen de stortingen van de laatste drie maanden voor de Japanse
capitulatie) gaat het om 25,76 miljoen gulden. Geïndexeerd over de
periode 1945-2021 komt dat neer op iets meer dan *156,5 miljoen euro*.

Lees verder Inklappen


    De staat profiteerde mee

Als opdrachtgever en begunstigde van de Nederlandsche
Handel-Maatschappij heeft de Nederlandse staat een deel van het
dwangbordeelgeld opgestreken. 

Na de Tweede Wereldoorlog richtte de NMH zich meer op Nederland en
Europa. In 1959 werden de plantages, waarop de NHM nog deels dreef, door
Indonesië genationaliseerd, en een jaar later ook de bankfilialen. In
1964 fuseerde de NHM met de Twentsche Bank tot de Algemene Bank
Nederland (ABN), en werd daarmee een van Nederlands grootste banken. Na
nog weer een fusie ontstond in 1990 ABN Amro.

Het huidige ABN Amro bestaat uit de Nederlandse resten van Fortis en de
door hen overgenomen delen van ABN Amro. De Nederlandse staat kocht die
op tijdens de kredietcrisis van 2008, toen Fortis – en daarmee ABN Amro
– op omvallen stonden. Sindsdien is ABN Amro een staatsbank. En ergens,
in al die financiële omzwervingen, moeten de sporen zijn te vinden van
het dwangbordeelgeld dat de NHM kort na de oorlog opstreek. Maar waar?

Het ministerie van Economische Zaken verwijst Follow the Money naar ABN
Amro: ‘De Nederlandsche Handel-Maatschappij is immers overgegaan in ABN,
het huidige ABN Amro.’ Het ministerie van Financiën is de volgende
halte. Zijn zij, of de staat der Nederlanden, destijds op de hoogte
gebracht van het dwangbordeelgeld? Het antwoord: ‘Het ministerie
beschikt niet over de opgevraagde informatie. Op basis van de informatie
die door Follow the Money gedeeld is, kunnen wij niet verifiëren wat er
met het genoemde bordeelgeld gebeurd is en wie daarvan op de hoogte zou
kunnen zijn.’

Een groep Javaanse jonge vrouwen na hun bevrijding uit marinebordelen op
Timor door geallieerde troepen, september 1945. Vlak voor de capitulatie
kregen ze opdracht Rode Kruisarmbanden te dragen om te verhullen dat ze
als ’troostmeisjes’ misbruikt waren.

Een groep Javaanse jonge vrouwen na hun bevrijding uit marinebordelen op
Timor door geallieerde troepen, september 1945. Vlak voor de capitulatie
kregen ze opdracht Rode Kruisarmbanden te dragen om te verhullen dat ze
als ’troostmeisjes’ misbruikt waren. © Collectie Australian War Memorial

Wel verwijst de woordvoerder naar de speech
<https://www.rijksoverheid.nl/documenten/toespraken/2022/02/17/eerste-reactie-van-minister-president-mark-rutte-onderzoeksprogramma-onafhankelijkheid-dekolonisatie-geweld-en-oorlog-in-indonesie-1945-1950>
van de minister-president, die afgelopen februari namens het kabinet
reageerde op het onderzoek
<https://www.niod.nl/nl/projecten/onafhankelijkheid-dekolonisatie-geweld-en-oorlog-indonesie-1945-1950>
/Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië,
1945-1950/. ‘In deze speech biedt de minister-president excuses aan voor
het extreme geweld aan Nederlandse zijde.’ Nu was de herbezetting van de
kolonie in die periode weliswaar zeer bloederig, maar die staat los van
de boekhoudkundige liquidatie van de Japanse oorlogsbanken.

In zijn toespraak benadrukt premier Rutte dat ‘heling begint bij
waarheidsvinding’. Is het ministerie wellicht bereid een gebaar te maken
naar de laatst levende slachtoffers van Japanse dwangprostitutie en de
kinderen van de overleden slachtoffers? ‘Dit is een vraag die verder
reikt dan het terrein van het ministerie van Financiën. Voor de
beantwoording op deze vraag verwijs ik naar het ministerie van Algemene
Zaken.’ 

Op naar Algemene Zaken. Het antwoord is /copy paste/: ‘Op basis van de
gedeelde informatie hebben de Rijksvoorlichtingsdienst namens Algemene
Zaken en het ministerie van Financiën niet kunnen verifiëren wat er met
het bordeelgeld gebeurd is en wie daarvan op de hoogte zou kunnen zijn.’
Wederom wordt verwezen naar de niet terzake doende speech van premier Rutte.


    De koninklijke NHM-aandelen

Het Koninklijk Huis was grootaandeelhouder van de NHM.**De vierduizend
aandelen die Willem I bezat, zijn bij de oprichting van de NHM
overerfbaar gesteld. Toen het vermogen van de vijandelijke banken eind
1948 aan de NHM werd overgedragen, waren de aandelen in het bezit van
prinses Wilhelmina, koningin Juliana, prins Bernhard en de vier
prinsessen. Het dividend per koninklijk aandeel, dat door de
liquidatieopbrengst van de Japanse oorlogsbanken fors in waarde toenam,
is destijds bij uitzondering onbelast uitgekeerd.

De verdeling van de koninklijke aandelen NHM in 1850

De verdeling van de koninklijke aandelen NHM in 1850 © Nationaal Archief

Op de vraag of de Oranjes destijds op de hoogte zijn gebracht van het
dwangbordeelgeld waarvan ze als grootaandeelhouder van de NHM hebben
meegeprofiteerd,**laat de Rijksvoorlichtingsdienst weten dat ‘wij niet
hebben kunnen verifiëren wat er met het genoemde bordeelgeld gebeurd is
en wie daarvan op de hoogte zou kunnen zijn’.

Dus van restitutie is geen sprake? ‘De Koning is onderdeel van de
regering. Daarnaast is de ministeriële verantwoordelijkheid van
toepassing.’ Net als de woordvoerders van Financiën en Algemene Zaken
verwijst de RVD naar een recente speech, ditmaal de toespraak van de
koning tijdens het staatsbezoek aan Indonesië in 2020. 

De RVD: ‘Tijdens deze toespraak heeft Nederland, bij monde van de
Koning, excuses gemaakt aan Indonesië voor geweldsontsporingen van
Nederlandse kant in de jaren 1945-1949. Ook Koningin Beatrix heeft zich
hierover uitgelaten tijdens haar staatsbezoek aan en van Japan (1991,
2000), net als Koning Willem-Alexander tijdens zijn staatsbezoek aan
Japan in 2014.’

Het profiteren van onteigend Japans vermogen door het Koninklijk Huis
staat hier volledig los van.


    De Japanse Keizerlijke Familie

In deze pijnlijke kwestie staat het**Nederlands Koninklijk Huis niet
alleen: ook de Japanse Keizerlijke Familie heeft nimmer openheid gegeven
over haar aandelen in de Yokohama Specie Bank en de Bank of Taiwan. Hoe
heeft de familie geprofiteerd van de grote rijkdom van beide
oorlogsbanken, waar de verdiensten van slachtoffers van Japanse
dwangprostitutie zijn gestort? Ondanks meerdere verzoeken weigerde de
/Kunaicho/, de voorlichtingsdienst van de Keizerlijke familie, te reageren.

Ironisch genoeg predikt keizer Naruhito, kleinzoon van oorlogskeizer
Hirohito, de /Reiwa/ (orde en harmonie): hij wil het boek over het
oorlogsverleden van zijn land sluiten. Er staat alleen nog altijd een
grote rekening open: het dwangbordeelgeld zal gerestitueerd moeten
worden aan de laatst levende slachtoffers en de kinderen van overleden
‘troostmeisjes’.
-------------- next part --------------
An HTML attachment was scrubbed...
URL: <http://www.tuxtown.net/pipermail/d66/attachments/20220813/83bf07c0/attachment-0001.html>


More information about the D66 mailing list