[D66] Terugkijken: Het RIVM en de strijd tegen infectieziekten (Wuhan Coronavirus 2019-nCoV #104)
Dr. Marc-Alexander Fluks
fluks at combidom.com
Sat Apr 4 12:28:11 CEST 2020
Bron: De Groene Amsterdammer #14
Datum: 1 april 2020
Auteur: Margreet Fogteloo en Emy Koopman
URL:
https://www.groene.nl/artikel/voorbereiden-ja-maar-er-klaar-voor-nee
Het RIVM en de strijd tegen infectieziekten
-------------------------------------------
'Voorbereiden: ja. Maar er klaar voor? Nee'
Het RIVM ontstond in de tijd dat de volksgezondheid opkwam, met als
speerpunt infectieziekten. Ondanks de expertise valt de dreiging van
epidemieen niet altijd juist in te schatten. 'We weten meer dan toen,
maar de afloop blijft ongewis.'
In de snikhete zomer van 1858 wordt Londen geteisterd door de Great
Stink: een ondraaglijke dikke wolk, afkomstig van menselijke urine en
uitwerpselen die zich via overgelopen beerputten hebben opgehoopt op de
oevers van de Theems, trekt door de stad. Een cholera-epidemie volgt.
Bijna niemand twijfelt aan de oorzaak: de lucht. De damp van verrottende
stoffen - 'miasma' - geldt als de overbrenger van infectieziekten.
Het is de tijd van de industrialisatie. In heel West-Europa wordt meer
gereisd en groeit de bevolking exponentieel. In de arme stadswijken
leven grote gezinnen in kleine behuizing dicht op elkaar, er is gebrek
aan hygiene en aan goede gezondheidszorg. Frequenter dan in de eeuwen
ervoor breken er epidemieen uit, de ene na de andere, behalve cholera
ook difterie, tuberculose en tyfus. Infectieziekten beperken zich niet
tot de armen, maar houden huis in alle rangen en standen. Dat de
uitwerpselen, en niet de stank, daar alles mee te maken hebben, weet in
elk geval al een persoon: de Britse arts John Snow.
In het boek The Ghost Map: The Story of London's Most Terrifying
Epidemic - and How it Changed Science, Cities and the Modern World
(2006), beschrijft Steven Johnson hoe Snow er al in 1854 achter komt dat
cholera zich verspreidt via vloeistof uit een beerput die doorsijpelt in
een drinkwaterreservoir. Hij heeft in dat jaar alle mensen die zijn
overleden aan cholera met een rood stipje vastgelegd op de plattegrond
van Londen en lokaliseert als epicentrum Broad Street, waar een publieke
waterpomp staat.
Collega's en politici lachen Snow uit, maar twintig jaar na de Grote
Stank leidt zijn inzicht tot een enorme doorbraak in de bestrijding van
infectieziekten. Voor het oog onzichtbare bacterien en virussen blijken
de boosdoeners. Zij kunnen zich rap verspreiden via bijvoorbeeld besmet
drinkwater. Er wordt gestart met het aanleggen van een
rioleringssysteem, eerst in Londen en uiteindelijk door heel Europa. Een
gigantische stap vooruit voor de volksgezondheid.
Snow krijgt er postuum de erkenning voor; hij geldt als een van de
grondleggers van de epidemiologie en van public health. Het uitgangspunt
van dat tweede is dat door een combinatie van goede hygiene en
wetenschappelijke kennis besmettelijke ziekten bestreden kunnen worden,
en dat dit een publieke taak is. De gezondheidszorg van armen,
werklozen, weduwen, invaliden en wezen mag niet meer alleen afhankelijk
zijn van de goedertierenheid van rijke particulieren. De overheid gaat
zich er gericht mee bemoeien, via sociale wetten en het instellen van
eigen laboratoria en onderzoeksinstituten.
In deze tijdgeest past de oprichting aan de Utrechtse Catharijnekade in
1909 van het Centraal Laboratorium ten behoeve van het Staatstoezicht op
de Volksgezondheid, een voorloper van het huidige Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu (rivm). Het Centraal Laboratorium komt zeker
niet te vroeg: infectieziekten zijn doodsoorzaak nummer een, en tien
jaar later breekt de Spaanse griep uit, een pandemie die meer
mensenlevens eist dan de Eerste Wereldoorlog. Als dat griepvirus eenmaal
is uitgewoed, besluit de overheid de productie van vaccins ook nationaal
te regelen en niet langer over te laten aan particuliere instituten. Er
komt een Rijks-Serologisch Instituut - de voorloper van het Nederlands
Vaccin Instituut (nvi) - dat in een bezuinigingsronde in de jaren dertig
met het Centraal Laboratorium wordt samengevoegd tot het Rijksinstituut
voor de Volksgezondheid. Later zal daar de M van 'milieu' aan toegevoegd
worden.
Anno nu heeft het rivm een heel spectrum aan taken, in drie
hoofddomeinen: volksgezondheid en zorg, veiligheid en milieu, en
infectieziekten en vaccinologie. Het laatste domein is het Centrum
Infectieziektebestrijding (CIb). Het CIb bepaalt in deze coronapandemie
het beeld van het rivm, met als het gezicht directeur Jaap van Dissel.
We horen nu dagelijks rivm-richtlijnen waar het kabinet zijn koers op
baseert. Van Dissel legt tijdens persconferenties naast de premier of
minister uit wat de inhoudelijke overwegingen zijn bij de draconische
maatregelen voor alle burgers om het Sars-CoV-2-virus de das om te doen.
En als er uiteindelijk een nieuw vaccin komt, kan het rivm starten met
een landelijk vaccinatieprogramma - van oudsher een van zijn
belangrijkste taken.
'Het rivm is kennisleverancier van het overheidsbeleid. Wat vervolgens
met dat advies gedaan wordt, is een politiek-bestuurlijk proces. Zij
zijn via het rivm evidence informed', zegt Hans van Oers, bijzonder
hoogleraar openbare gezondheidszorg. Hij werkte twintig jaar bij het
rivm, onder meer als projectleider van onderzoek naar de toekomst van de
volksgezondheid. Na een tussenstap bij de who is hij twee jaar geleden
overgestapt naar vws, waar hij zich als 'chief science officer' onder
meer richt op het versterken van de rol van wetenschappelijke kennis
binnen het ministerie.
Van Oers wijst op de drie p's die het beleid van de overheid bepalen;
people, profit en planet - gezondheid en welzijn, economie en milieu.
'Het is altijd een balans tussen de drie p's. Voor de Tweede
Wereldoorlog hield het rivm zich vooral bezig met het bereiden van
vaccins, in combinatie met het bevorderen van hygiene. Dat had
prioriteit tot in de jaren zestig, daarna kwam steeds meer aandacht voor
infectiebestrijding en voor onderzoek naar nieuwe 'volksziekten':
kanker, diabetes en obesitas, en ook naar het milieu - de derde 'p'.
'Bij de aanpak van de coronacrisis is nu de eerste 'p' dominant:
gezondheid boven de economie', aldus Van Oers.
Infectieziektebestrijding is de rode draad door de geschiedenis van het
rivm gebleven. Telkens weer komt er een epidemie voorbij die een
aanjager is voor verandering en voor investeringen door het rijk. Na de
Tweede Wereldoorlog is die motor polio. In 1956 veroorzaakt het
poliovirus bij 1784 Nederlanders verlammingsverschijnselen, van wie tien
procent ook nog beademd moet worden in een 'ijzeren long' en zeventig
mensen overlijden. Een afgrijselijke situatie, maar wel een die we de
baas worden. Mede door de financiele injectie van de Marshallhulp kan
Nederland voorzien in zijn eigen vaccins. In 1957 wordt gestart met een
grote poliovaccinatiecampagne, gericht op alle kinderen geboren vanaf 1
januari 1950. Dit is het begin van het Nederlandse
Rijksvaccinatieprogramma, dat stapsgewijs wordt uitgebreid naar andere
virale ziekten, zoals mazelen, rode hond en bof. Via preventie en
controle wordt de strijd aangebonden met de minuscule ziekteverwekkers.
Op de vleugels van toenemende welvaart en medische ontwikkelingen lijken
grote uitbraken van infectieziekten tot het verleden te gaan behoren.
De schok in 1992 is daarom groot. Opnieuw een polio-uitbraak, die begint
met een veertienjarige jongen uit Streefkerk met
verlammingsverschijnselen en tientallen mensen in zijn omgeving die ook
besmet blijken. Het zorgt meteen voor veel onrust in de samenleving,
onrust die niet kan worden bedwongen door vaccinatie, omdat de
communicatie daarover rommelig verloopt en lokale ggd's een eigen lijn
trekken. Veel mensen die komen aankloppen omdat ze hebben gehoord dat ze
een prik nodig hebben, krijgen die niet meer, vanwege een gebrek aan
vaccins. Ineens blijken infectieziekten weer de baas over de mens.
Hoewel de polio-uitbraak van 1992 achteraf 'meevalt' - ruim veertig
mensen met verlammingsverschijnselen en twee doden - schortte het aan de
aanpak. De landelijke regie over de infectieziektebestrijding ontbreekt,
is de conclusie een jaar later. De academische wereld schreeuwt
ondertussen ook om een waakzaam kennisinstituut. Zo benadrukt de
Rotterdamse ggd-arts Huisman, bij zijn afscheid in 1993 als bijzonder
hoogleraar epidemiologie en bestrijding infectieziekten, dat er meer
aandacht en geld nodig is. De manier waarop deze virussen zich constant
ontwikkelen, vereist, aldus de professor, een constante alertheid en een
goede bewaking. De politiek besluit dat er een instantie moet komen die
automatisch het crisismanagement in handen kan nemen bij een nationale
gezondheidscalamiteit. Maar al te groot kan het ook weer niet worden:
twee mensen moeten aanvankelijk de zogenaamde Landelijke
Coordinatiestructuur Infectieziektebestrijding (lci) vormen en de ggd's
gaan aansturen.
De lci doet haar best, maar bij de uitbraak van sars, in 2003, blijkt
het toch echt een maatje te klein. Door deze pandemie - veroorzaakt door
een coronavirus - komt er de politieke wil om een flink nationaal
expertisecentrum op te richten, dat bij een uitbraak het aanspreekpunt
kan zijn voor de World Health Organization en tegelijkertijd de regering
van advies kan voorzien. Twee jaar later is het Centrum
Infectieziektebestrijding (CIb) een feit. Het CIb mag de lci
binnenhalen, en valt zelf weer onder het rivm, zodat alle kennis op een
plek zit. De directeur wordt Roel Coutinho, op dat moment directeur van
de ggd in Amsterdam. In de jaren zeventig bestreed hij het pokkenvirus
in Bangladesh, in de jaren tachtig en negentig was hij
medeverantwoordelijk voor de aidsbestrijding en verwierf hij bekendheid
als aidsonderzoeker in Amsterdam. Nu is hij wederom de juiste man op de
juiste plek.
Als Coutinho aan de slag gaat bij het CIb is er werk aan de winkel: het
rivm moet volgens hem een andere organisatie worden, met een andere
manier van denken. Hij vindt onder meer dat het rivm beter met de media
moet omgaan. Coutinho: 'Het rivm was, om het onaardig te zeggen, een
instituut in de bossen van Bilthoven, ver weg van de problemen in de
maatschappij. Hun motto was: wij doen de wetenschap, wij adviseren in
rapporten en dan is het verder aan het ministerie om te zeggen wat er
moet gebeuren. Dat is echt veranderd. We werden als CIb de spreekbuis.
Er was - en is - behoefte in de maatschappij aan een onafhankelijke stem
die je laat zien wat de inhoudelijke kant is. Een minister moet
beslissingen nemen over maatregelen, maar die moet niet gaan uitleggen
hoe het inhoudelijk in elkaar zit, want dat weet-ie helemaal niet. Je
moet de mensen die de inhoud kennen aan het woord laten en die moeten
het ook zo vertellen dat de mensen het snappen.'
Vier jaar na oprichting van het CIb breekt de Mexicaanse griep uit. Net
zoals nu wordt geprobeerd de verspreiding zo veel mogelijk te vertragen
totdat er een vaccin beschikbaar komt. Als dat er eenmaal is, koopt
Nederland massaal in. Maar het loopt anders. De virologen hadden alarm
geslagen omdat het leek op het beruchte Spaanse griepvirus uit 1918 en
de modellen van een groep Engelse wiskundigen schatten de sterftekans
veel te hoog in (ongeveer honderdmaal). Dat het vervolgens met een
sisser afloopt, heeft volgens Coutinho geen al te negatieve gevolgen
gehad voor zijn instituut. 'Behalve dan dat er onmiddellijk kritiek
kwam. Achteraf vonden mensen dat er veel te veel geld was uitgegeven om
vaccins in te slaan. Maar zulke kritiek is altijd heel gemakkelijk, want
het was niet te voorzien dat het zo zou meevallen.'
Als hij in 2013 vertrekt, laat Coutinho naar eigen zeggen een stevig
instituut achter. Maar wel een instituut dat noodgedwongen prioriteiten
heeft moeten stellen. Na de financiele crisis wil de regering een
kleinere, goedkopere overheid. Volksgezondheidsminister Ab Klink
sommeert het instituut om minder fundamenteel onderzoek te gaan doen.
Zowel Coutinho als zijn opvolger Jaap van Dissel kiest ervoor om fiks in
te zetten op antibioticaresistentie - een groot, wereldwijd probleem,
waar Nederland een voorloper in wordt. Met het meevallen van de
Mexicaanse griep lijkt het in de gaten houden van pandemieen naar de
achtergrond te verschuiven.
Ook het zelf produceren van vaccins acht de overheid niet langer
opportuun. In verschillende stappen wordt de 'staatsvaccinfabriek'
geprivatiseerd (zie pagina 19 en verder). Minister Klink vindt dat de
vaccinproductietaken te duur zijn om in publiek bezit te houden. De
inkoop en opslag van vaccins, en ook een deel van het onderzoek, komen
onder het rivm te vallen, zodat die de rijksvaccinatieprogramma's goed
kan blijven uitvoeren. Maar nieuwe vaccins produceren, dat moet de markt
gaan oplossen.
Zowel Van Oers als Coutinho kijkt daar relativerend tegenaan. Ze vinden
dat die overheidstaak is ingehaald door grote spelers uit China en
India. Van Oers: 'Nederland moest naast vaccinproductie voor zichzelf
ook produceren voor andere landen. Dat was niet houdbaar door de
wereldwijde concurrentie.' Coutinho: 'Het rivm heeft een zeer
belangrijke rol gespeeld in de vaccinproductie, daar stonden ze
internationaal om bekend. Toch was ik er helemaal niet voor om die
vaccinproductie te handhaven. Dat kan de overheid niet meer, die tijd is
voorbij, een overheidsorganisatie is daar te log voor. Uiteindelijk is
de vaccinproductie door de Indiers overgenomen, en een klein stukje,
waarin veel kennis zat over afweer, is naar het Centrum
Infectieziektebestrijding gekomen. Daar was ik voor, omdat die kennis
niet verloren moest gaan.'
Deskundigheid over infectieziekten is nu meer nodig dan we tot voor zeer
kort konden vermoeden. Deze epidemie bleek niet de Mexicaanse meevaller.
Net als John Snow zijn overal ter wereld wetenschappers de eigenschappen
en verspreiding van dit nieuwe sars-achtige coronavirus in kaart aan het
brengen. We weten in ieder geval veel meer dan toen: de ziekteverwekkers
zijn bacterien en virussen die ons aanvallen. Net als vroeger richten
zij grote schade aan, menselijk en economisch, met nog ongewisse afloop.
Roel Coutinho is met pensioen, maar infectieziekten blijven hem boeien.
Hij publiceerde er begin dit jaar een boekje over (Epidemieen en
pandemieen, deel 69 in de reeks Elementaire Deeltjes), geheel per toeval
tegelijkertijd met de uitbraak van het nieuwe coronavirus. Er komt nu
een volgende druk met een extra hoofdstuk over de huidige pandemie.
Terugblikkend op de geschiedenis van de infectieziektebestrijding in de
westerse wereld geeft Coutinho aan dat dit lange tijd is onderschat:
'Tegen de jaren zeventig van de vorige eeuw leefde er een groot
optimisme dat het allemaal wel klaar zou zijn. Dat is achteraf
natuurlijk heel naief, maar het was helemaal niet zo gek, want er waren
antibiotica en vaccins, het zag er allemaal best goed uit.'
Volgens hem was hiv/aids in de jaren tachtig het keerpunt van die
heersende gedachte dat het allemaal wel meeviel met het gevaar van
virussen. 'Er waren altijd boeken en wetenschappers die hebben
gewaarschuwd dat infectieziekten een eeuwig probleem blijven, dat we er
niet op voorbereid zijn, maar dat veranderde niet zoveel. De
hiv-epidemie wel. Ik denk dat dat ook komt doordat een vaccin uitbleef.
Bij de eerste grote congressen - enorme circussen met veel mensen en
beroemde onderzoekers - zeiden ze allemaal: 'Dat vaccin, dat hebben we
bijna!' Maar dat bleek helemaal niet zo te zijn, het is er nog steeds
niet.'
Of er straks veel gaat veranderen als deze epidemie weer is verdwenen,
daarover is Coutinho realistisch: dat werd gedacht na de Spaanse griep,
na aids en ook na sars. 'Iedereen meende steeds: infectieziekten zijn
een groot probleem, maar er gebeurde uiteindelijk toch internationaal
niet zo vreselijk veel. Je kunt voorspellingen doen, je daarop
voorbereiden. Maar waar ben je nou echt helemaal klaar voor?'
--------
(c) 2020 De Groene Amsterdammer
More information about the D66
mailing list