[D66] Perec, de machine

A.OUT jugg at ziggo.nl
Wed Sep 18 10:55:00 CEST 2019


Goethe gefileerd
By
geendagzonderboek.com
4 min
View Original

Behalve schrijver, essayist, film- en documentairemaker was Georges
Perec (1936-1982) een meester in literaire experimenten. Zo schreef hij
onder meer een palindroom van maar liefst vijfduizend letters en een
hele roman waarin de letter e niet één keer werd gebruikt (La
disparition; ’t Manco). Samen met Raymond Queneau en Italo Calvino
maakte Perec deel uit van de Oulipo-groep. Deze groep schrijvers en
wiskundigen wijdde zich aan allerlei uitzonderlijke literaire
experimenten met als doel een geheel nieuwe esthetica te scheppen ter
aanscherping van inspiratie en vakmanschap bij schrijvers. De
onderliggende gedachte was dat alleen door de taal strenge beperkingen
op te leggen, de verbeelding een vrije vlucht kan nemen en literaire
grenzen kunnen worden verlegd. Aldus zouden een nieuwe manier van
schrijven en een meer aandachtige, meer betrokken manier van lezen ontstaan.

Zo’n literair experiment was Die Maschine (oorspronkelijk in het Duits,
jawel), het resultaat van een samenwerking tussen Georges Perec en Eugen
Helmlé, dat zopas schitterend en vakkundig vertaald en bewerkt werd door
Jan H. Mysjkin. De machine is opgevat als een hoorspel (‘een spel voor
de oren’) en werd in 1968 voor het eerst uitgezonden door de
Saarländische Rundfunk. Het had dermate veel succes dat het ook vandaag
nog regelmatig opnieuw geprogrammeerd wordt.

Uitgangspunt van De machine is het eenvoudige, achtregelige Wandrers
Nachtlied, een van Goethes bekendste gedichten. In De machine legt Perec
het gedicht (uit 1780) ter analyse voor aan een computer, bestaande uit
drie processors, aangestuurd door een controle-eenheid. Alle
noodzakelijke data voor een grondige analyse zijn in de processors
geprogrammeerd. De computer zal achtereenvolgens vier protocollen moeten
volgen om tot een eindresultaat te komen. De controle-eenheid geeft
bevelen, de processors voeren uit. Het hoorspel is de integrale weergave
van het werkproces van de machine, als het ware een gesprek tussen de
processors en de controle-eenheid.

Net als de sprekende supercomputer HAL in Stanley Kubricks 2001: A Space
Odyssey, ontwikkelt Perecs machine gaandeweg een zelfbewustzijn. Dankzij
de overvloedig beschikbare data en een zeker zelflerend vermogen is de
machine in staat tot een uitputtende literaire analyse. Ontwaren we hier
een schijn van individualiteit? Perec exploreert een alternatief voor
Descartes’ ‘Cogito ergo sum’: de machine ‘is’, want ze onderscheidt
zich. Vanaf dat moment wordt ze als het ware menselijk, staat zichzelf
toe fouten te maken.

Het eerste protocol omvat een technische, cijfermatige analyse. We
krijgen een overzicht van het aantal woorden en versvoeten, van de
frequentie van letters en de verdeling van leestekens. In de twee
volgende protocollen wordt het gedicht taalkundig en semantisch ontleed
en gereconstrueerd. Het nachtlied wordt tot vraag en antwoord
getransformeerd, onderworpen aan ontkenning, klankverwisseling,
verspreekwoordelijking, paragram, permutatie, en zo meer. Soms zijn de
ingrepen bijzonder pijnlijk. Tot huilens toe ben je getuige van alle
mogelijke verminkingen. Na enige tijd hangt dan ook de tong uit de bek
van het geteisterde gedicht.

Stilaan wordt duidelijk dat poëzie, door toepassing van stijlfiguren en
fonologische processen, op uitputtend veel manieren gelezen en begrepen
kan worden. Wanneer de controle-eenheid het bevel geeft elke versvoet
door een nog poëtischer uitdrukking te vervangen, komen de processors
niet verder dan herhaling van het oorspronkelijke gedicht. Waarmee Perec
fijntjes de superieure kwaliteit van Goethes nachtlied suggereert.

De reconstructie wekt een eerste creatieve impuls op bij de processors.
Soms lijkt het of de machine balorig, bij wijlen zelfs schunnig wordt.
Nu en dan kramen de processors iets tegendraads en onlogisch uit, of
beginnen door elkaar heen te spreken, waarna de controle-eenheid hen ter
orde roept. Er ontstaat humor! Hoe verklaar je dat? Een machine die op
creatieve wijze humor voorbrengt? Zijn creativiteit en humor dan niet
exclusief menselijk? Zijn ze misschien een onlogisch effect van een
logisch proces? Dat leidt er vreemd genoeg toe dat je sympathie begint
te koesteren voor de – nochtans levenloze –  machine.

In het derde protocol onderzoekt de computer de verhoudingen tussen
gedicht en auteur. Associaties en quotes passeren de revue. De computer
stelt zich kritisch op. Wanneer de controle-eenheid de associatie
‘Goethe en Schiller’ als commando geeft, slaan de processors op hol en
herhalen eindeloos ‘Goethe en Schiller’ tot de controle-eenheid ‘STOP’
roept. In het laatste protocol krijgen de processors de ruimte om vrij
te associëren door het gedicht met poëzie uit de wereldliteratuur te
confronteren. Hier zal de essentie van dichtkunst aan de oppervlakte
verschijnen.

Chaos impliceert orde; analyse verwarring. Reconstructie leidt tot
fouten, tot menselijkheid en dus tot humor, creativiteit. Zoeken,
hakkelen, terugkeren, corrigeren, herhalen, opsommen, samenvatten: zo
ontstaat poëzie uit poëzie. Perec tranformeert de machine tot een
zelfbewust, twijfelend, kritisch, lyrisch, ja zelfs humoristisch wezen.
Gepast mondt het hoorspel uit in gemurmel, daarna stilte. De processors
manen elkaar aan tot rust, vrede, stilte, waarop de controle-eenheid het
laatste bevel geeft: ‘pst!’ Dan stopt het.

Het hoorspel simuleert niet alleen de werking van een computer, Perec
verschaft ook inkijk in de systematiek van het creatieve brein en het
mechanisme van poëzie. Vertalend en bewerkend beweegt Jan H. Mysjkin
soepel mee in het werkproces dat Perec aanreikt. Hij integreert niet
alleen zijn vertaling van Goethes gedicht, hij programmeert ook poëzie
uit de wereldliteratuur in de computer en voert enkele subtiele ingrepen
uit om de processors mee aan te sturen. De machine is als een
Gesamtkunstwerk: een samenspel tussen schrijver, vertaler, bewerker en
machine.

De door ordening, inventarisering en puzzels geobsedeerde Perec kon zich
ongetwijfeld zonder veel moeite inleven in het methodische brein van een
computer. Hij dwingt ook de lezer om systematisch aan het werk te gaan.
Hij reikt formules aan waarmee je aan de slag moet, wil je orde
aanbrengen in chaotische materie. Perec schopt je een onderzoekende
geest, leert je beter naar de wereld kijken, doet je de werkelijkheid
anders ervaren. Hij opent oneindig veel deuren, zodat je jezelf oneindig
veel levens toewenst om al die kamers te kunnen exploreren.

Oorspronkelijk verschenen op Mappalibri:
http://mappalibri.be/?navigatieid=61&via_navigatieid=17&recensieid=8192

Georges Perec: De machine, Vleugels, Bleiswijk 2019, 64 p. Vertaling en
bewerking van Die Maschine door Jan H. Mysjkin. ISBN 9789078627814


More information about the D66 mailing list