[D66] 'Beter wordt het niet'

A.O. jugg at ziggo.nl
Sat Jan 19 11:12:15 CET 2019


https://krant.trouw.nl/titles/trouw/8321/publications/539/articles/840453/64/1

Beter wordt het niet
Essay
De herstelbeweging zet ervaringsdeskundigen in voor het herstel van
psychiatrische patiënten.
AWEE PRINS
Hollandse Hoogte / Camera Press Ltd

De geestelijke gezondheidszorg kent een nieuwe stroming: de
herstelbeweging. Ik draag haar een warm hart toe, wanneer zij zich er
hard voor maakt dat mensen die psychisch lijden niet 'ziek' zijn, maar
kampen met (de naslepen van) ingrijpende existentiële ervaringen. Ook ik
vind dat hun lijden niet gepathologiseerd en gemedicaliseerd mag worden.
Maar als daaraan wordt toegevoegd dat getormenteerde mensen weer 'in hun
kracht moeten worden gezet', 'de controle over hun bestaan moeten
herwinnen' en zelfs empowered dienen te worden, opdat ze als goed
functionerende burgers 'weer kunnen meedraaien', liefst zo employable en
flexibel mogelijk, dan haak ik af.

Dat geldt trouwens ook voor het door velen omarmde idioom van de 'kracht
van kwetsbaarheid'. Heb je een kwetsbaarheid en kun je niet goed
meekomen in de prestatiesamenleving? Wees dan eerlijk over die
kwetsbaarheid, zet die strategisch in je netwerk in, en je zult zien dat
het je geen windeieren legt.

Deze redeneringen doen meer kwaad dan goed. Want er zijn nu eenmaal
(veel) mensen die zo kwetsbaar zijn dat ze helemaal geen kracht uit hun
kwetsbaarheid kunnen putten. Daar mogen we niet aan voorbijgaan.

Bij broos leven hoort broos denken, en een bijbehorende taal. Ik hecht -
vergeef me mijn filosofische gevoeligheid voor de taal - aan het woordje
'broos'. Waar 'kwetsbaarheid' de mogelijkheid van 'onkwetsbaarheid'
openlaat, zegt 'broosheid': je kunt niet 'on-broos' zijn. Dat brengt mij
tot de overweging dat 'herstel' géén broos woord is. 'Herstellen'
betekent: iets in zijn oude toestand terugbrengen. Maar wie een psychose
of een depressie heeft doorgemaakt, een slopende lichamelijke ziekte
doorstaan of een kind verloren, zal daar nooit van herstellen. Een auto
kun je herstellen, een mens niet. Wij zijn niet te 'repareren'. Met het
woordje 'herstel', zeker verbonden met empowerment, beperkt de
herstelbeweging zich meer dan haar lief zou moeten zijn.

Telkens weer wordt vastgesteld met welke problemen iemand kampt, daarna
wordt de gewenste oplossing geformuleerd (altijd weer dit: 'er overheen
komen', weer 'fit' worden, 'sterker') en hoe daartoe te geraken; want
aan het einde van de tunnel van de behandeling gloort het licht.

Wij leven nog steeds in de denkbeweging die Plato lang geleden heeft
beschreven in de 'allegorie van de grot': van duisternis naar licht. Dit
denken is inmiddels ontaard in ordinair utopisme, een verzaking van het
heden, ten gunste van een ander, beter heden in de toekomst. Het 'licht'
is elders en later, plekken en toestanden waar alles beter zal zijn, ver
weg van de kommer en kwel van het hier en nu.

Dat er een beter leven in de toekomst ligt, weliswaar voor ons
hedendaagsen niet meer in het hiernamaals, maar 'binnenkort', 'eens', is
een filosofische fictie die wij veel te serieus nemen. Voor ons is er
niets vanzelfsprekender dan dat alles beter kan worden.

Wij verzaken een besef waarin we ons meer zouden kunnen oefenen:
onmogelijkheidszin - het leven bestaat niet uit louter problemen en
bijpassende oplossingen; het is fundamenteel 'onbeheersbaar'. Er bestaat
ook zoiets als chronische onmacht, geen kant meer op kunnen, je in het
geheel geen raad meer weten.

De onmogelijkheidszin herinnert aan onze breekbaarheid en broosheid,
maar wordt in onze prestatiesamenleving onderdrukt. Wij willen haar niet
onder ogen zien en lopen daardoor het gevaar door het leven te gaan als
mieren die hun huilen inhouden. De meesten van ons slagen er (voor mij
vaak onbegrijpelijk) in hun huilen in te houden: ze functioneren.
Degenen die bij de hulpverlening aankloppen, zijn de mieren die hun
huilen niet langer in kunnen houden.

Het is bijzonder wrang als de hulpverlener de onmogelijkheidszin
stelstelmatig miskent, aan het empoweren slaat of antidepressiva
voorschrijft met de belofte dat de patiënt over enkele weken 'het licht
weer zal zien'. Wanneer de hulpverlening vanuit het streven naar herstel
de afgrond niet herkent waarin degene die aan haar tafel zit, doet zij
zichzelf en de degenen waaraan zij is toegewijd ernstig tekort.

Vaak wordt met droge ogen beweerd dat het leven een feest is, wij hoeven
alleen de slingers maar op te hangen. Deze rabiate domheid kan er binnen
afzienbare tijd toe leiden dat wij het volkomen in orde vinden dat wie
er niet in slagen slingers op te hangen, zich bij de een of andere
'levenseindekliniek' kunnen melden, waar ze 'de dood als cadeau'
krijgen. Ik chargeer, maar ik maak me kwaad. Neem de discussie over
'voltooid leven' - alleen dat woordenpaar is al een semantisch
schandaal. In het debat erover wordt de onmogelijkheidszin volledig
weggemoffeld. Een mensenleven is nooit voltooid. Wel bestaat er zoiets
als een uitgeput en verwoest leven, of een verbitterd en vereenzaamd
leven. Waarom noemen we het dan niet zo? Omdat het niet past in onze
mooiweersamenleving.

Wanneer ik tegen mijn kinderen zeg dat mijn leven voltooid is, maak ik
het ze niet te moeilijk; val ze niet lastig met mijn wanhoop (hoe zou ik
ook durven, nu ze het al zo druk hebben?). Mijn leven is voltooid en de
zaken kunnen netjes worden afgehandeld: het leven van de oude weduwnaar
Awee Prins was volgens hem 'voltooid'. Hij wilde niet meer, heeft als
een waardig lid van de prestatiesamenleving de regie in eigen hand
genomen en daar is hij door de mooiweerpolitici van D66 via wetgeving
een handje bij geholpen: hij kreeg de dood als cadeau. Opgeruimd staat
netjes.

Let goed op dit idioom: 'de regie in eigen hand nemen'. Heeft er ooit
iemand in het leven de regie in eigen handen? Hebben wij ooit de regie
over ons huwelijk, onze vriendschappen, ons gemoed, ons wedervaren?
Alleen idioten beweren zoiets.

En dan is er onze huidige omgang met rouw en het daarbij behorende
afgrondelijke verdriet. Het psychiatrisch handboek DSM-5 reserveert twee
weken voor 'normale rouw', alles wat daarna komt heet 'gecompliceerde
rouw' of 'depressie'. Na veel protest (DSM-IV gunde de weduwe of
weduwnaar of de ouders van een overleden kind nog twee maanden - ook al
een gotspe) is er in DSM-V een notitie opgenomen over 'gemotiveerd
afwijken'. De huisarts heeft de discretionaire bevoegdheid om de rouw
niet al na twee weken te pathologiseren. Alsof je in principe
ongecompliceerd moet rouwen. 'Gecompliceerde rouw' is een semantisch
schandaal - rouw is altijd gecompliceerd.

Vergun mij een typisch vakantietafereel te schetsen. Neergestreken op
een terras en met de geprefereerde versnapering in de hand slaakt de
vakantieganger de vrolijke zucht: 'Het kan niet beter.' In deze woorden
ligt, doorheen alle loze vergeefsheid (men moet immers over enkele dagen
weer terug naar huis), een diepe waarheid, die de betrokkene op dat
moment gewoonlijk niet beseft. Want zo is het, het kan niet beter.

Dat zouden we vaker moet verzuchten, niet alleen met een Cuba Libre in
de hand. 'Het kan niet beter, en het wordt ook niet beter.' U mag mij er
gerust op betrappen dat ik hiermee een nieuwe mantra introduceer, naast
de mooi-weeradagia waarmee wij onszelf en elkaar dag in dag uit
bestoken: 'kop op', 'het komt goed', 'pluk de dag'.

'Het kan niet beter, het wordt niet beter' is slechts een stem in de
veelstemmigheid van het bestaan. Maar voor de toekomst van de
herstelbeweging kan ze veel betekenen. De herstelbeweging zal
ingetogener worden, mensen niet langer onder druk zetten om te
'herstellen', om nieuwe krachten in zichzelf te ontdekken en te
ontginnen, 'nieuwe zin' in hun bestaan te ontdekken.

Toen na de dood van mijn vrouw in 2014 mijn leven me zwaar, al te zwaar
bleef vallen, kreeg ik een personal coach. Hij stelde me tijdens ons
eerste gesprek de volgens hem 'beslissende vraag': 'Waar ben jij over
twee jaar?'

Ik antwoordde: 'Met je vrouw in bed, of met je dochter; jij mag kiezen'.
Dat was misschien een smakeloos antwoord, maar in het nauw gedreven
maakt een onbegrepen wanhopige rare sprongen.

'Vastzitten' was voor de coach geen optie. De dichter Rainer Maria Rilke
heeft ooit treffend opgemerkt: Wer spricht von Siegen? Überstehn ist
alles. Het gaat in het leven niet om zegevieren, niet om 'eruit te
komen', 'er bovenop te komen', 'sterker te worden', om 'persoonlijke
groei' te bereiken; geduld, doorstaan is alles.

Wanneer we dit leren beseffen, zal het antwoord op de vraag 'Hoe gaat
het?' niet altijd maar weer hoeven te luiden: 'Goed!', 'Druk, druk,
druk', of 'Ik werk aan mijn herstel!'. Doorstaan is alles.

Wij zouden psychiatrische stoornissen ook kunnen duiden als modes of
existence; als manieren waarop sommige broze mensen nu eenmaal blijken
te existeren, manieren die wij moeten leren omarmen en doorstaan, en
waarin wij misschien zelfs een eigenaardige schik kunnen krijgen.

Bij broos leven hoort broos denken. Dat maakt van de medische situatie
'twee sterfelijken in één kamer, waarvan de een iets sterfelijker is dan
de ander'. En van elke behandeling binnen de psychiatrie 'twee
waanzinnigen in één kamer, waarvan de een net iets waanzinniger is dan
de ander'. Dit nodigt uit tot een bezinning op de rol van zowel de door
DSM getergde en beperkte psychiater of hulpverlener, als op die van de
patiënt.

De onmiskenbare verdienste van de herstelbeweging is de introductie van
ervaringsdeskundigen in de praktijk van behandeling. Ik onderschrijf
dit, ook vanuit persoonlijke ervaring. De meest intense en beklijvende
herinneringen aan mijn verblijf in een verslavingskliniek in Kaapstad in
de zomer van 2009 zijn de gesprekken die ik daar met de counselors
voerde, ervaringsdeskundigen die - net als ik - in de afgronden van hun
leven hadden verkeerd, en - anders dan ik toen - die afgronden hadden
doorstaan. Zij begrepen de verstikkende wanhoop, de krankzinnige logica
en de slopende sluwheid van mijn verslaving veel beter dan de
psychologen met wie ik sprak. Hun solidariteit en hun woorden van
meedogenloze toewijding staan tot op de dag van vandaag in mijn
existentie gegrift.

Psychiater Jim van Os heeft terecht opgemerkt dat de psychiatrie 'veel
van ervaringsdeskundigen kan leren'. Maar hun inbreng mag niet als
welkome aanvulling op de expertise van de professionele hulpverlener
gaan fungeren.

Zoals menig arts wanneer deze een witte jas aantrekt een misplaatste
zweem van onsterfelijkheid verkrijgt, zo zijn veel, te veel psychiaters
bevangen door de overtuiging dat zij psychisch gezond zijn en de patiënt
psychisch ziek. Wat ik voorstel is heel eenvoudig: elke psychiater in
opleiding dient gefaciliteerd en aangemoedigd te worden de waanzin die
hij, net als ieder ander, in zich draagt, uit te diepen en te
extrapoleren, de eigen kleine angsten en droefheden uit te vergroten, de
eigen onredelijke gedachten en kleine psychosen in extremo te doorleven.
Dat mag niet te veel gevraagd zijn. Ik herinner eraan dat het woordje
therapie oorspronkelijk 'bijstaan' betekende. Om iemand werkelijk bij te
staan moet je die ander echt nabij zijn. Dat lukt niet met empathische
gevoelens, maar kan alleen gebeuren vanuit de eigen doorgeploegde
existentie.

De huidige praktijk van professionele distantie moedigt behalve afstand,
ook een gebrek aan hartelijkheid aan. Broos leven vraagt niet alleen om
broos denken en broos behandelen; het biedt ook ruimte voor
hartelijkheid. Net zoals de patiënt zich erin zou kunnen oefenen meer
schik te krijgen in de eigen 'mode of existence' ('het is nu eenmaal zo
dat ik, anders dan veel anderen, alles te veel vind'), zo zal ook de
psychiater die zich existentiële professionaliteit heeft eigen gemaakt,
schik krijgen in zowel zijn eigen kleine waanzin, als in de meer
dramatische waanzin van zijn patiënten.

Natuurlijk kent de 'existentiële professionaliteit' van psychiaters haar
grenzen. Maar het pleidooi voor een kruisbestuiving tussen
ervaringsdeskundigen en psychiaters mag nooit een waterscheiding in
stand houden. Dat zal de psychiatrie alleen maar verder isoleren en
uithollen en de ervaringsdeskundigen in de periferie manoeuvreren.

Misschien moeten we het toejuichen dat psychiaters hun huilen iets beter
dan anderen (ook de ervaringsdeskundigen) vermogen in te houden. Maar
huilen doen ze, en alleen in een doorleefd, zij het meer ingetogen
huilen, kunnen zij hun patiënten werkelijk nabij zijn. Het aanleren van
technieken van empathische geneeskunde is niet genoeg.

Er is mij veel aan gelegen meerdere, ook onvermoede, stemmen te laten
gelden, als een oefening in hartelijkheid en een poging tot werkelijke
democratie, waarin niet de meeste, maar alle stemmen gelden. DSM-IV en
DSM-V worden wel beschouwd als de bijbels van de psychiatrie.

Geruststellende gedachte bij het bedenkelijke gezag van deze bijbels is,
dat ze telkens weer herschreven worden. Er komt ooit een DSM-VI. Dat
hoeft geen nieuwe 'Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders'
te zijn; naar naam en inhoud kan zij een 'Dedicated and Suited Manual
for Existential Dispositions' zijn.

Nietzsche schreef ooit: 'Er is zoveel morgenrood dat nog niet geschenen
heeft.' En hoewel het beeld van 'morgenrood' de suggestie van utopisch
denken in zich draagt, is niets minder waar: wij kunnen anders denken
dan we nu denken; onze huidige percepties zijn weliswaar
vanzelfsprekend, maar niet onvermijdelijk.

Er bestaat een overstemde, maar toch hier en daar mogelijk weerklinkende
praktijk van hartelijkheid, ook in de psychiatrie. De herstelbeweging
leert ons hoe belangrijk dat is. "

Dit essay is een bekorte versie van Awee Prins' bijdrage aan 'Filosofie
bij herstelondersteuning'.

Filosoof Awee Prins, zelf óók ervaringsdeskundige, juicht dat toe, maar
het doel - beter worden - niet.

Filosoof Awee Prins (Rotterdam, 1957) is verbonden aan de Erasmus
Universiteit en werkt aan zijn project 'Bij broos leven hoort broos denken'.
De herstelbeweging

De herstelbeweging is een stroming in de psychiatrie, vooral
voortgekomen uit patiëntenorganisaties. 'Genezen' van zware
psychiatrische aandoeningen is niet mogelijk, is een kerngedachte van de
beweging. 'Herstel' kan wel - wat neerkomt op leren leven met je
beperkingen, liefst niet in een kliniek maar in de eigen omgeving, met
professionele hulp en steun van naasten en ervaringsdeskundigen. Sinds
een aantal jaren vindt dit gedachtengoed steeds meer ingang in de
geestelijke gezondheidszorg.

Dienke Boertien en Wouter Kusters (red.)

Filosofie bij herstel- ondersteuning. Opnieuw denken over geestelijke
gezondheid

Kenniscentrum Phrenos; 160 blz. € 22,95


More information about the D66 mailing list