[D66] Ho kathechon

A.O. jugg at ziggo.nl
Sun Feb 3 09:28:44 CET 2019


(The no one who holds...)

Etymology

Borrowed from Ancient Greek κατέχον (katékhon, “that which withholds”)
or Ancient Greek κατέχων (katékhōn, “the one who withholds”).
Noun

katechon

    (theology) Someone or something (of disputed identity) whose removal
is necessary before the Antichrist can be fully manifested, according to
2 Thessalonians 2:6-7 in the Bible.


http://krisis.eu/wp-content/uploads/2017/04/2009-1-09-wit.pdf?

[...]
Dat de moderne soevereine staat voor Schmitt wel degelijk ook een
theologische statuur en legitimiteit heeft, maakt De Wilde met name
duidelijk in enkele latere hoofdstukken van zijn studie, vooral het
laatste en langste hoofstuk dat geheel gewijd is aan een theologische
denkfiguur bij Schmitt, de katechon (125-180). Het gaat hier om een
geheimzinnige apocalyptische passage in een van Paulus’ brieven (Tess.
2:6-8) waarin gesproken wordt over een macht die de wetteloosheid (nu
nog) tegenhoudt of ‘weerhoudt’ ( ho kathechon ). De Wilde schetst
uitvoerig en met veel kennis van zaken de diverse interpretaties die
deze passage in de geschiedenis van het christelijke avondland heeft
gekregen. Cruciaal (en ook vandaag nog relevant) lijkt mij te zijn dat
‘politieke theologie’ hier vooral de betekenis krijgt van opvattingen
over de band tussen wereldgeschiedenis en heilsgeschiedenis . Politieke
theologie wordt zowel door Schmitt als door Benjamin dus ‘vanuit een
geschiedfilosofische invalshoek benaderd’ (125, 180).
Het verschil tussen Schmitt en Benjamin tekent zich hier opnieuw af op
basis van een punt van consensus, in dit geval de afwijzing van een
lineair of dialectisch vooruitgangsgeloof zoals dat zowel door liberalen
als communisten werd aangehangen. Schmitt beroept zich zoals gezegd op
de figuur van de katechon die hij opvat als een ’historische macht die
het verschijnen van de antichrist en het einde van het tegenwoordige
tijdperk weet op te houden’ (181). Daarmee knoopt hij aan bij wat De
Wilde aanduidt als de ‘staatstheologische’ duidingstraditie van de
Paulus-passage, die weer wortels heeft tot in de oudheid (211, 257).
Deze vatte de staat en de politieke gemeenschap niet op ‘als evenbeeld
van de religieuze gemeenschap, maar als hindernis voor de catastrofe’,
dat wil zeggen de triomf van het kwaad (194).
[...]


More information about the D66 mailing list