[D66] 'De ondergang van het avondland'
Jugg
jugg at ziggo.nl
Fri Oct 20 17:28:27 CEST 2017
https://www.nrc.nl/nieuws/2017/10/11/spengler-was-een-inspirator-van-de-nazis-13449894-a1576858
Spengler was een inspirator van de nazi’s
Doe niet alsof De Ondergang van het Avondland van Oswald Spengler een
neutrale tekst is. Als denker behoort Oswald Spengler ontegenzeggelijk
tot de extreemrechtse kant van het politieke spectrum, schrijft Merijn
Oudenampsen. „De uitgever ontkent de schaduwzijden van het boek.”
11 oktober 2017
Merijn Oudenampsen is socioloog en politocoloog.
Afgelopen dinsdagavond werd op grootse wijze de Nederlandse vertaling
van Oswald Spenglers De Ondergang van het Avondland gepresenteerd. Het
controversiële en volumineuze boek van Spengler verscheen oorspronkelijk
in twee delen in 1918 en 1922.
Uitgeverij Boom brengt het nu voor het eerst in het Nederlands uit,
prachtig vormgegeven en vertaald. In een afgeladen zaal in poptempel
Paradiso was een keur aan prominente denkers verzameld om zich uit te
spreken over het boek. In de pers zijn al talloze besprekingen
verschenen. We kunnen gerust spreken van het intellectuele evenement van
het jaar.
Toch wringt er iets.
Met een controversieel denker als Spengler is het altijd de vraag hoe je
daarmee omgaat als uitgever. Aan de ene kant was Spengler een felle
tegenstander van de democratie en de Weimarrepubliek. Hij riep op tot
een dictatuur geleid door „heersersnaturen”, waarin het individu geheel
opgaat in „de totaliteit” en daarbij „bevelen ontvangt en gehoorzaamt”.
Aan de andere kant entameerde Spengler een rassenstrijd op wereldschaal.
Het Duitse ras zou de ‘witte volkeren’ moeten leiden in de strijd tegen
wat Spengler presenteerde als het grootste gevaar: de opkomst van de
„gekleurde rassen”. De „natuurlijke rassenverhouding”, zo stelt Spengler
in De Ondergang van het Avondland, „is er een van oorlog”.
Spengler stemde op Hitler in de presidentsverkiezingen van 1932. Hij
verwelkomde de machtsgreep van de nazi’s in 1933 als volgt in zijn boek
Jahre der Entscheidung (1933): „De nationale revolutie van 1933 was iets
geweldigs en zal het in de ogen van de toekomst blijven, vanwege de
elementaire, bovenpersoonlijke kracht en de spirituele discipline
waarmee deze voltrokken werd.”
Lees ook onze recensie van het boek van Spengler: Iedere cultuur loopt
ten einde.
●●●●●
Het gangbare perspectief onder historici is dat Spengler een belangrijk
inspirator is geweest van het nationaal-socialisme. Zo vinden we in De
Ondergang van het Avondland begrippen die een vooraanstaande rol zouden
gaan spelen in de ideologie van de nazi’s. De term ‘het Derde Rijk’ komt
in het boek voor (p. 469), beschreven door Spengler als „het Germaanse
ideaal”. En er is de rechtse toe-eigening van het begrip socialisme als
een conservatieve, hiërarchische en imperialistische orde, een visie die
centraal zou komen te staan in het nationaalsocialisme: „Het ethische
socialisme is [...] geen systeem van compassie, van humaniteit, van
vrede en zorg voor elkaar, maar van de wil tot macht.”
Het voert te ver om Spenglers gedachtegoed gelijk te stellen met het
nationaal-socialisme, daarvoor waren er te veel onderlinge
meningsverschillen. Spengler wordt vanwege deze onenigheid soms
opgevoerd als een criticus van de nazi’s. Belangrijk echter om te
vermelden is dat Spenglers onvrede met de nazi’s bovenal het volkse
karakter van deze beweging betrof. Niet zozeer de neiging naar geweld en
dictatuur.
Anders gezegd: Spengler behoort als denker ontegenzeggelijk tot het
politieke spectrum dat politicologen ‘extreem-rechts’ noemen. Het etiket
‘extreem’ duidt hier op een principiële afwijzing van de democratie en
de vergoelijking of verheerlijking van geweld.
Dat betekent natuurlijk niet dat zijn werk niet moet worden uitgegeven
of gelezen. Het betekent wel dat het belangrijk is dat de uitgever het
lezerspubliek informeert over het politieke karakter van zijn
gedachtegoed. Het betekent dat je het boek in de juiste historische
context plaatst. En daar wringt hem de schoen.
Geen context
Bij de presentatie in Paradiso hield de vertaler, Mark Wildschut, die
overigens prachtig werk heeft geleverd, een inleidende lezing. Hij
ontkende stellig dat Spengler een „racist” was, een „halve nazi”. De
onvermijdelijke politieke controverse over dit thema zou geen recht doen
aan de intellectuele en literaire rijkdom van de tekst, die het volgens
hem verdient op een open wijze gelezen te worden.
Vervolgens was de beurt aan de conservatieve filosoof Ad Verbrugge, die
een van de drijvende krachten was achter de publicatie van de vertaling.
Verbrugge prees De Ondergang van het Avondland als het „beslissende boek
voor de 21ste eeuw”. De visie van Verbrugge klinkt ook door in de
flaptekst, waar het boek als „relevanter dan ooit” wordt beschreven: „De
ondergang van het Avondland biedt een manier van denken die vandaag de
dag weer net zo actueel is als toen het boek voor het eerst verscheen”.
De uitgever zet het boek dus in de markt, zonder de noodzakelijke
duiding te leveren. Het wordt niet eens neutraal gebracht. Eerder op een
wervende, positieve wijze, waarin de schaduwzijden van het boek
expliciet worden ontkend. De kritische rol wordt vervolgens uitbesteed
aan het publieke debat. Juist in een tijd als de onze, waarin
extreem-rechtse ideeën weer een hernieuwde populariteit genieten, lijkt
me dat een vrij onverantwoordelijke houding.
Correctie: de titel van dit artikel is aangepast: de nieuwe kop dekt de
lading beter.
On 16-10-17 11:40, Jugg wrote:
> https://www.vn.nl/de-ondergang-van-het-avondland/
>
> Carel Peeters' Literaire Kroniek
>
> 10 oktober 2017 15:53
>
> 'De ondergang van het avondland': een boek dat in staat is je elke
> pagina op de kast te jagen
>
> Carel Peeters
>
> Een dikke pil kun je Oswald Spenglers De ondergang van het avondland uit
> 1917 gerust noemen, met zo’n 1200 pagina’s. Bewondering voor het
> intellectuele epos zou zomaar eens afgewisseld kunnen worden met ergernis.
>
> Er is alle aanleiding om lang bij de titel De ondergang van het
> avondland te verwijlen, maar die ondergang is ons inmiddels zo vertrouwd
> en ten prooi gevallen aan satire, dat we hem ook van zijn welverdiende
> rust kunnen laten genieten. Die ondergang (dat iets opkomt, bloeit en
> vervalt, zoals een plant) zal allemaal wel, veel interessanter is al het
> andere waarmee Spengler de gebruikelijke geschiedschrijving van Europa
> en de wereld omploegt.
>
> Alle scholen waar nog Grieks en Latijn wordt geleerd kunnen wat Spengler
> betreft hun deuren sluiten: ‘Dat wij innerlijk nauw verwant zouden zijn
> aan de oudheid, omdat we zogenaamd haar leerlingen en nakomelingen en
> daadwerkelijke aanbidders zijn geweest, is een eerbiedwaardig
> vooroordeel dat we eindelijk achter ons moeten laten.’ Al die aandacht
> in de negentiende eeuw voor de klassieke oudheid heeft ons geen begrip
> van de toneelstukken van Aeschylus of de leer van Plato bijgebracht,
> ‘maar ons eindelijk laten voelen hoe volstrekt vreemd dit alles in wezen
> voor ons is, hoe ver het van ons af staat, misschien nog wel vreemder
> dan de Mexicaanse goden en de Indiase architectuur.’
>
> Kortom: we moeten ons bevrijden ‘van de korst van de klassieke oudheid.’
>
> De ijzeren wil
>
> Deze onorthodoxe aanval op de klassieke oudheid is zo idioot dat de
> figuur van de spreekwoordelijke schoolmeester opdoemt, de man die met
> gebrekkige kennis denkt de grootste dwaling van wereldgeschiedenis op
> het spoor te zijn. Het schoolmeesterachtige verdwijnt niet, maar krijgt
> in De ondergang van het avondland wel gezelschap van de filosoof, de
> profeet, dichter, essayist, historicus, cultuurdiagnosticus en de
> erudiet Spengler, de man die zo associatief kan denken dat hij alles met
> elkaar in verband kan brengen, zelfs de Latijnse hymnen van het
> christelijke Zuiden en de Edda uit het heidens gebleven Noorden, alleen
> maar omdat ze allebei van ‘dezelfde ijzeren wil’ zouden getuigen.
>
> Dit komt consequent in De ondergang terug: alles waar Spenglers
> sympathie naar uitgaat bezit een ijzeren wil, ook al wordt die wil door
> ‘de geschiedenis’ gestuurd, of het nu om een cultuur, een vorst, een
> stijl of een mentaliteit gaat. Maar deze ijzeren wil mag geen
> persoonlijke keuze van Spengler heten. In zijn door afkomst, landstreek
> en specifieke cultuur beheerste deterministische wereldbeeld is het een
> onderdeel van het feit dat hij een Pruis is. Bij Spengler is men altijd
> een onderdeel van iets groters.
>
> "Bij Spengler is men altijd een onderdeel van iets groters."En cultuur
> is bij Spengler geen informele achtergrond, erfenis en sfeer. Het is bij
> hem altijd een ‘sterke cultuur’ en een ‘oerwereldse kracht’ die opbloeit
> ‘uit een moederlijk landschap’, waaraan iedereen in zijn bestaan is
> ‘gebonden.’ De mens in deze cultuur krijgt zijn eigen vorm, zijn eigen
> idee, zijn eigen hartstochten, zijn eigen leven, willen, voelen en zijn
> eigen dood, waarbij Spengler ‘eigen’ steeds nadrukkelijk cursiveert. De
> zo breed met zijn kennis uitwaaierende Spengler maakt er met zijn nadruk
> op die eigenheid een autarkische, gesloten cultuur van. Van vreemde
> smetten vrij. Bij Spengler kan een cultuur niet poreus zijn om
> inspirerende invloeden van buiten op te zuigen. Was het Spengler zelf
> die zei dat culturen elkaar als biljartballen afstoten?
>
> Als organisme ten onder
>
> Spenglers idiote wereld- en alle tijden omspannende eruditie ontneemt je
> bijna het zicht op de reactionair-conservatieve kanten van zijn boek.
> Dat voor Spengler culturen ‘organisch’ zijn gegroeid wil zeggen dat ze
> ook voortdurend voeling moeten houden met de ‘bodem’ waarop ze groeien.
> Een volk moet met de aarde vergroeid zijn. De stijl van een kunstenaar
> is dan ook niet iets dat hij zelf heeft ontwikkeld, die is vanzelf
> opgekomen uit de natuur en cultuur waartoe de kunstenaar behoort. Stijl
> is ‘de openbaring van iets metafysisch, een geheimzinnig moeten, een
> lot.’ Alles heeft bij Spengler te maken met het ‘lot’.
>
> Het is ook het lot van een cultuur als organisme om – als een plant –
> ten onder te gaan. Om voor die ondergang te zorgen laat Spengler de
> cultuur overgaan in civilisatie. Daarin is alles van zijn ‘bodem’
> ontdaan en kunstmatig is geworden. Spengler, noemt het ‘de uiterste en
> meest kunstmatige toestand waartoe een hoger soort mensen in staat is.’
> Onder civilisatie verstaat Spengler alles wat niet natuurlijk,
> anorganisch is: de grote stad tegenover de provincie, kosmopolitisme
> tegenover ‘heimat’, koele realiteitszin tegenover ‘ontzag voor de
> overlevering en het gegroeide’, verworven rechten tegenover natuurlijke
> rechten. Spengler gaat zover dat hij Florence, Neurenberg, Brugge en
> Praag ‘cultuursteden’ noemt en Alexandrië een kunstmatige, ‘niet met het
> land vergroeide grote stad.’
>
> "Het verlangen naar de bossen, het raadselachtige medelijden, de
> onnoemelijke verlatenheid: dat is faustisch en alleen faustisch."
>
> De ondergang is in staat je op bijna elke pagina op de kast te jagen,
> hoe goed het boek over het algemeen ook is geschreven. We hebben te
> maken met een filosoof en een uiterst creatieve historicus met een
> faustisch mens-en wereldbeeld. Dat wil zeggen dat hij de mens als een
> roofdier beschouwt dat voortdurend uitkijkt of hij niet een oorlog kan
> voeren omdat de geschiedenis zijn ijzeren wil aan het werk wil zien.
> Faustisch wil zeggen voortkomend uit ‘verre, duistere regionen’ van het
> denken en de ziel. Daar wordt ‘geworsteld’ met het leven, is men
> begerig, neemt men risico’s, ondergaat men ‘grenzeloze eenzaamheid.’
> ‘Het verlangen naar de bossen, het raadselachtige medelijden, de
> onnoemelijke verlatenheid: dat is faustisch en alleen faustisch.’
>
> Die faustische ziel zet Spengler af tegen Apollo en het beheerste,
> evenwichtige, vormgevende apollinische denken. Daar heeft hij grote
> minachting voor. De ‘apollinische ziel gaat het leven uit de weg’, het
> heeft eigenlijk ‘geen ziel.’ Spengler heeft een hekel aan de Grieken,
> Griekenland, Athene en Griekse filosofie van de Stoa tot Epicurus. Dat
> is allemaal ‘verkapte lafheid.’ Op de Olympus, schrijft hij met gepaste
> hoon, ‘rust het eeuwige licht van een zonnige, zuidelijke dag.’ Nee, dan
> de Egyptische stijl, die is de uitdrukking van ‘een dappere ziel.’ De
> Egyptenaar wilde ‘met een duister plichtgevoel’ alleen ‘de moeilijkste
> opdrachten’ en hield van ‘het harde gesteente van immense bouwwerken.’
>
> Politieke ambities
>
> Spengler heeft ook liever het donker van de dondergoden Wodan en Balder
> die zich in de ‘wijding van de eeuwige ruimte’ bevinden. Men zegt vaak
> dat Spengler zo door Nietzsche is beïnvloed. Daar zal wel iets van waar
> zijn, maar Nietzsche moest toch niets hebben van Spenglers ‘duistere
> faustische regionen’, die zocht juist de zon van het Zuiden op: om aan
> de donkere Wagner te ontkomen, en de lichte Bizet op te zoeken.
>
> Spengler ambieerde een rol te spelen in Duitse politiek van de jaren
> twintig. Hij was er nationalist genoeg voor en raakte in het vaarwater
> van het nationaal-socialisme. Hij raakte er ook op tijd weer van los.
> Die ambitie was in de geest van de rol die hij echte grote filosofen
> toewenste: dat zij een positie zouden bekleden in het werkelijke
> politieke leven als staatsman of diplomaat. Hij denkt daarbij aan
> Confucius, Goethe, Cromwell, Hobbes en Leibniz. Die vergeleek hij met de
> denkers van zijn eigen tijd: ‘Wat een onbenullige persoonlijkheden!’
>
> De ijzeren wil, de faustische duistere regionen, de sterke culturen, de
> oerwereldse kracht, het duistere plichtgevoel, de Heimat, het
> determinisme, de ontaarde Europese cultuur, ‘het raadselachtige ritme
> van het werkelijke’, culturen als planten: met dit duistere vocabulaire
> zouden we meer inzicht krijgen in de op handen zijnde ondergang van het
> Avondland, ook al kan dat nog een paar eeuwen duren, ook volgens
> Spengler zelf. Wie zijn theorie van de overgang van cultuur naar
> civilisatie heeft begrepen zou volgens Spengler ‘radicaal’ veranderen.
> Alles zou op zijn plaats vallen, alsof het Ptolemeïsche wereldbeeld werd
> vervangen door het Copernicaanse. Volgens mij heb ik het wel zo’n beetje
> begrepen, maar ik ben er niet radicaal door veranderd. Wel heb ik het
> boek afwisselend met bewondering en ergernis gelezen. Waarom zouden het
> apollinische en faustische niet in één hoofd samen kunnen komen?
>
> De ondergang van het avondland. Schets van een morfologie van de
> wereldgeschiedenis door Oswald Spengler, vertaald door Mark Wildschut,
> is in twee delen uitgegeven door Boom.
> _______________________________________________
> D66 mailing list
> D66 at tuxtown.net
> http://www.tuxtown.net/mailman/listinfo/d66
More information about the D66
mailing list