De grondmarkt voor woningbouwlocaties, belangen en,strategie ën van grondeigenaren
Henk op xp
HmjE at HOME.NL
Thu May 10 16:03:36 CEST 2007
REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl
http://www.rpb.nl/upload/documenten/grondmarkt_woningbouw.pdf
De grondmarkt voor woningbouwlocaties, belangen en
strategieën van grondeigenaren
"
Samenvatting
Gemeenten hebben hun monopoliepositie op de
grondmarkt voor woningbouw – als enige aanbieders
van bouwrijpe grond – verloren.
Ook andere marktpartijen zijn ruwe bouwgrond in
een vroeg stadium gaan aankopen.
Door de toenemende vraag naar grond door een
toenemend aantal actoren zijn de prijzen van ruwe
bouwgrond, en daarmee van landbouwgrond, enorm
gestegen. Vooral op locaties waar stadsuitbreiding
gaat plaatsvinden, ligt de prijs van de grond
gemiddeld tot acht keer zo hoog als de gemiddelde
prijs voor landbouwgrond die geen woonbestemming
heeft, elders in dezelfde provincie.
De oorspronkelijke eigenaren van de grond
(agrariërs), of de andere marktpartijen die de grond
in een heel vroeg stadium hebben verworven, weten
een steeds groter deel van de waardestijging van de
grond na bestemmingswijziging naar zich toe te trekken.
De concurrentie op de woningbouwmarkt is hierdoor
verplaatst naar de grondmarkt voor ruwe bouwgrond.
Doordat het mogen bouwen van woningen is gekoppeld
aan het bezit van de bouwgrond, is de grondmarkt
voor woningbouw eigenlijk een markt in bouwrechten
geworden.
Bij de huidige grondmarkt moeten gemeenten steeds
vaker aanvullende voorwaarden hanteren om de
transactie tot stand te brengen. Deze aanvullende
voorwaarden vertegenwoordigen een waarde die niet in
de transactieprijs tot uitdrukking komt. Door de
huidige marktverhoudingen loopt de gemeente grotere
financiële risico’s dan voorheen.
Doordat gemeenten voor steeds hogere kosten wordt
gesteld – zij moet bijvoorbeeld de grond voor
woningbouwlocaties veelal duurder aankopen van
projectontwikkelaars of andere marktpartijen – is
het steeds moeilijker om haar doelstellingen, zoals
een gewenst stedenbouwkundig plan op een bepaalde
locatie, te realiseren. Dit kan ten koste gaan van
onder andere de kwaliteit van de nieuwe woonwijk, de
sociale woningbouw en de groenvoorzieningen in die wijk.
In de huidige situatie is het legitiem om de vraag
te stellen of een faciliterend grondbeleid voor een
gemeente niet meer passend is dan het huidige actief
grondbeleid.
Achtergrond
De afgelopen 10 tot 15 jaar hebben zich op de
grondmarkt, en met name waar het woningbouw betrof,
aanzienlijke veranderingen voorgedaan.Zo gingen
tussen 1990 en 1995 projectontwikkelaars op grote
schaal grondposities innemen op de door het rijk
aangewezen Vinex-locaties. Andere marktpartijen
volgden, zoals beleggers, bouwers en
woningcorporaties.Deze ontwikkeling deed zich later
ook voor op niet-Vinex-locaties. Daarmee zijn de
Nederlandse praktijken en de posities van de spelers
op de grondmarkt voor woningbouw drastisch veranderd.
In deze studie gaat het Ruimtelijk Planbureau
nader op deze veranderingen in. Aan de hand van
enkele casussen worden de nieuwe ontwikkelingen
beschreven. Welke invloed heeft de grondmarkt op de
bestemming en het gebruik van de ruimte? Welke
(nieuwe) actoren zijn op deze markt actief, en wat
zijn hun strategieën? Welke (nieuwe) formele en
informele regels zijn van toepassing? Hoe
beïnvloeden deze actoren en regels de interacties op
de grondmarkt voor woningbouw? En wat zijn de
ruimtelijke gevolgen van deze veranderde werking van
de grondmarkt voor woningbouw? Met een beter inzicht
in de marktwerking kan de overheid haar ruimtelijk
beleid beter op de grondmarkt laten aansluiten,
zodat ze haar doelstellingen beter kan realiseren.
Samenvoeging grondmarkt en woningbouwmarkt
Het ruimtelijk beleid van de overheid heeft grote
gevolgen voor de grondmarkt. Door
bestemmingswijzigingen verandert de waarde van de
grond, onafhankelijk van de kenmerken van het
perceel. Gemeenten zijn ongeveer 10-15 jaar geleden
het effectieve monopolie op het aankopen en bouwrijp
maken van grond op woningbouwlocaties kwijtgeraakt.
Tot die tijd viel de waardesprong door
bestemmingswijziging grotendeels aan hen toe.
Projectontwikkelaars hebben dit monopolie doorbroken
door in een vroeg stadium ruwe bouwgrond aan te
kopen op toekomstige locaties voor woningbouw.
Het doorbreken van het monopolie is niet
veroorzaakt doordat de formele regels op de
grondmarkt zijn veranderd: ook in de oorspronkelijke
situatie was het ontwikkelaars toegestaan ruwe
bouwgrond te kopen, alleen deden zij dit niet op
grote schaal. Wel zijn de informele regels op de
grondmarkt veranderd: de gemeenten en
projectontwikkelaars hebben hun manier van
samenwerken en onderhandelen aangepast en geënt op
de nieuwe situatie (onder andere ingegeven door de
ontwikkelingen op de woningmarkt).
Bovendien zijn ook andere partijen (bouwers,
woningcorporaties, institutionele beleggers)
overgestapt op het aankopen van ruwe bouwgrond in
plaats van het kopen van bouwrijp gemaakte grond.
Ook zij kochten aanvankelijk bouwrijpe grond van de
gemeente, maar merkten dat dit steeds moeilijker
werd doordat de bouwopgave al aan de
projectontwikkelaars was toegewezen. Bovendien is de
aankoop van ruwe bouwgrond om dezelfde redenen als
voor projectontwikkelaars voor hen financieel
interessanter geworden: met het stijgen van de
woningprijzen is er een grotere waardesprong
ontstaan bij bestemmingswijzing van (landbouw)grond
naar woningbouwgrond. Door deze toegenomen vraag
stijgen de prijzen van ruwe bouwgrond verder.
Uiteindelijk zijn daardoor ook de prijzen op de
markt voor landbouwgrond gaan stijgen. Op locaties
waar stadsuitbreiding gaat plaatsvinden, liggen de
gemiddelde prijzen die per provincie voor
landbouwgrond worden betaald, gemiddeld tot acht
keer zo hoog als de gemiddelde prijs voor
landbouwgrond in blijvend landbouwkundig gebruik in
dezelfde provincie; voor afzonderlijke percelen kan
die prijs zelfs nog hoger liggen. Dit grote
prijsverschil is niet zonder gevolgen gebleven. Veel
marktpartijen proberen al in een vroeg stadium
landbouwgronden aan te kopen op locaties waarvan ze
vermoeden dat er in de toekomst woningbouw zal gaan
plaatsvinden, maar waarvan dit nog niet is
vastgelegd in het ruimtelijk beleid, laat staan in
een bestemmingsplan. Zij zetten zo in op een deel
van de waardesprong die bij de bestemmingswijziging
kan ontstaan.
Agrariërs en hun marktstrategieën
Doordat de agrariërs steeds beter zijn geïnformeerd
over de gewijzigde marktomstandigheden, zijn zij ook
beter in staat een groter deel van de waardesprong
bij bestemmingswijziging naar zich toe te trekken.
Hiermee is de eigen grond voor agrariërs op
mogelijke woningbouwlocaties niet alleen een
productiefactor maar ook, en meer nog, een
speculatieproduct geworden.
Daarnaast maken agrariërs bij de verkoop van
grond steeds vaker gebruik van aanvullende
voorwaarden om mede hun doelstellingen te
realiseren. Deze aanvullende voorwaarden
vertegenwoordigen een bedrag dat niet in de
transactieprijs tot uiting komt. Denk bijvoorbeeld
aan het recht om een woning op de nieuwe locatie te
laten bouwen of aan ruilgrond om elders opnieuw te
kunnen beginnen met een groter areaal of met betere
bedrijfsgebouwen. De hoge prijs en de fiscaal
gunstige betalingsvoorwaarden hebben overigens wel
tot gevolg dat de grondmarkt elders wordt verstoord,
omdat hervestigers meer voor de grond kunnen betalen
dan lokale gegadigden.
Een andere strategie voor agrariërs ligt in de
zogenaamde optiecontracten, of verkoopcontracten met
uitgestelde levering, waarbij ze van marktpartijen
een vergoeding krijgen voor het eerste recht tot
koop; een constructie die voor de verkopende partij
overigens ook ongunstig kan uitpakken.
Gemeenten en hun marktstrategieën
Van oudsher hebben gemeenten een belangrijke rol op
de grondmarkt voor woningbouw; zij waren (en zijn in
veel gevallen nog steeds) de enige aanbieders van
bouwrijpe grond. Dit monopolie is de afgelopen
decennia echter succesvol door de marktpartijen
doorbroken. Toch houden gemeenten vast aan hun oude
manier van werken, te weten het voeren van een
actief grondbeleid. De posities die andere
marktpartijen op de markt hebben ingenomen en de
mede hierdoor gestegen prijzen voor ruwe bouwgrond,
maken echter dat zij dit beleid steeds moeilijker
kunnen handhaven. De grond is immers moeilijker en
slechts tegen hoge kosten te verwerven. Die
prijsstijging van ruwe bouwgrond werkt voor hen
kostenverhogend. De marge die ontstaat door de
realisatie van woonwijken valt voor een groter deel
aan anderen toe. Blijft de gemeente een actief
grondbeleid voeren, dan moet ze veelal aanvullende
afspraken maken met de oorspronkelijke
grondeigenaren. Als ze grond wil aankopen van een
projectontwikkelaar kan ze deze bijvoorbeeld een
bouwclaim bieden; de ontwikkelaar is er dan van
verzekerd dat hij een bepaald aantal woningen mag
bouwen. Ook deze aanvullende afspraken
vertegenwoordigen een grote waarde, die niet in de
betaalde prijs tot uitdrukking komt. De werkelijke
kosten voor de gemeenten liggen dan ook vaak hoger
dan de feitelijke transactieprijs.
Bij de gewijzigde marktomstandigheden kunnen
gemeenten hierdoor in de problemen komen: de kosten
worden groter in relatie tot de potentiële winsten
en het risico op verlies in de grondexploitatie
neemt toe. Met name op locaties die bijvoorbeeld
vanwege bodemgesteldheid of herstructurering hoge
kosten met zich meebrengen, is het moeilijk om de
grondexploitatie rond te krijgen en toch de gewenste
– stedenbouwkundige – doelstellingen en kwaliteiten
te realiseren. De gemeente zal dan sneller geneigd
zijn haar doelstellingen te laten varen, of een
andere bouwopgave te realiseren – één met lagere
kosten of met hogere opbrengsten. Bij de huidige
marktwerking blijft er van de waardestijging van de
grond door bestemmingsplanwijziging dan minder over
voor bijvoorbeeld sociale woningbouw, de kwaliteit
van de woningen, de groenvoorzieningen of ander
gemeentelijk beleid binnen of buiten de
woningbouwlocatie.
Een andere optie die de gemeente heeft, is te
accepteren dat er een negatieve grondexploitatie is.
Het verlies komt dan ten laste van de gemeentelijke
begroting of wordt gecompenseerd door inkomsten elders.
Eindgebruikers en hun strategieën
De afgelopen decennia is de aandacht van alle
marktpartijen verschoven van het kopen van bouwrijpe
grond naar het kopen van ruwe bouwgrond. Hiermee
zijn vooral de projectontwikkelaars veel machtiger
geworden in het onderhandelingsproces met de
gemeente. Waren de projectontwikkelaars vroeger voor
een opdracht afhankelijk van de goodwill van een
gemeente, nu
kunnen ze als grondeigenaar zelf woningen
realiseren. De projectontwikkelaars zijn ook
grondposities gaan innemen buiten de Vinex-locaties,
op plekken waarvan zij vermoedden dat er in de
toekomst woningbouw zou kunnen plaatsvinden. Door op
potentieel geschikte plekken op grote schaal grond
aan te kopen is de kans dat op een ‘juiste’ locatie
is aangekocht, groot. En wanneer grond in een vroeg
stadium wordt aangekocht, is de prijs relatief laag.
Bovendien kan, zodra definitief duidelijk is dat er
geen ontwikkeling op die locatie zal plaatsvinden,
de grond weer worden verkocht aan agrariërs of aan
de overheid voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van
groene en blauwe functies.
Veel projectontwikkelaars die de grond in een
later stadium verwerven, hebben er relatief veel
voor betaald. Dat hoge aankoopbedrag moeten ze
goedmaken door de projectontwikkeling. Dat kan door
de grond voor dezelfde prijs door te verkopen aan de
gemeente of een andere marktpartij. Ook kan de
opbrengst worden vergroot door op de grond een
groter aantal of een ander type woningen te bouwen.
Tot slot kunnen de projectontwikkelaars, wanneer ze
de grond aan de gemeente verkopen – met een
bouwclaim het recht bedingen om er de woningen te
realiseren. Hierdoor trekken projectontwikkelaars
steeds meer winstmarges die ontstaan in de
productiekolom van nieuwbouwwoningen naar zich toe
en zijn ze waar mogelijk actief bij het bouwrijp
maken van de grond.
In navolging van de projectontwikkelaars zijn ook de
woningcorporaties, de institutionele beleggers en de
bouwers grondposities gaan innemen. Alleen wanneer
ze grond in eigendom hebben, zijn ze er zeker van
dat ze woningen kunnen gaan bouwen in een
nieuwbouwplan van de gemeente.
Gevolgen
Bovenstaande ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat
de grondmarkt niet langer is verdeeld in een markt
voor ruwe bouwgrond en een markt voor bouwrijpe
grond, met de gemeente als enige actieve speler op
de markt. Het hele productieproces van woningen en
alle winstmarges die hierbij kunnen
worden behaald, zijn onderdeel geworden van het spel
en de onderhandelingen op de markt voor ruwe
bouwgrond en zelfs op de markt voor landbouwgrond.
Bij deze gecombineerde grond- en woningbouwmarkt is
logischerwijs steeds meer te verdienen mét de grond
dan óp de grond. De grondmarkt is zo eigenlijk een
markt in bouwrechten geworden. En daarmee zijn ten
opzichte van de oude situatie de winstmarges
verschoven van de gemeenten naar de oorspronkelijke
eigenaren van de grond.
Al met al zijn het de gemeenten die bij de huidige
grondmarkt grotere financiële risico’s lopen dan
voorheen. De enige manier voor gemeenten om als
marktpartij te blijven opereren is door in een heel
vroeg stadium landbouwgrond strategisch aan te
kopen, of door strategische allianties aan te gaan
met andere marktpartijen. Om strategisch te kunnen
handelen moeten gemeenten vaak concessies doen aan
de transparantie van beleid en de democratische
controle hierop. Het is legitiem om de vraag te
stellen of de gemeente de dubbele rol – die van
marktspeler en die van marktmeester – die ze heeft
bij de huidige werking van de grondmarkt, moet
handhaven. Ofwel: past een faciliterend grondbeleid
niet beter bij de huidige situatie dan een actief
grondbeleid? Bij zo’n faciliterend grondbeleid
handelt de gemeente niet zelf in grond, maar
beïnvloedt ze de handelingen van de andere partijen
op andere manieren, met name via bestemmingsplannen.
Dit vergt niet alleen een nieuw instrumentarium – de
nieuwe grondexploitatiewet – maar ook een andere
houding van de gemeenten.
...
"
Marktwerking, of de Democratie de appendicitis van
de vrije markt?
Henk Elegeert
**********
Dit bericht is verzonden via de informele D66 discussielijst (D66 at nic.surfnet.nl).
Aanmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SUBSCRIBE D66 uwvoornaam uwachternaam
Afmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SIGNOFF D66
Het on-line archief is te vinden op: http://listserv.surfnet.nl/archives/d66.html
**********
More information about the D66
mailing list