Tegen het stamgevoel
Henk op xp
HmjE at HOME.NL
Sat Apr 14 16:16:20 CEST 2007
REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl
http://www.trouw.nl/deverdieping/letter-geest/article688290.ece
Tegen het stamgevoel
Guy Verhofstadt
De Belgische premier Verhofstadt verdiepte zich in
het werk van Karl Popper, fel criticus van
totalitaire denksystemen. De ideologie van de
gesloten samenleving is teruggekeerd, constateert de
premier. Dat is verklaarbaar: we leven opnieuw in
tijden van diepgaande verandering. Maar het gesloten
denken – van bijvoorbeeld het moslimfundamentalisme
– is een gevaar voor het individu. En het bedreigt
onze vrije, open samenleving.
In 1927 werd in Brussel, in hotel Metropole, het
vijfde Solvay-congres gehouden. Tijdens zulke
congressen debateerden de grootste wetenschappers
ter wereld over hun laatste ontdekkingen en
bevindingen. Het lijstje van aanwezigen was dat jaar
indrukwekkend. Max Planck, Madame Curie, Werner
Heisenberg, Konrad Lorentz, Niels Bohr en Albert
Einstein – om maar enkelen te noemen. Dat vijfde
Solvay-congres werd historisch door de beroemde
discussie tussen Niels Bohr en Albert Einstein over
de quantummechanica.
Niels Bohr trachtte Einstein ervan te overtuigen dat
we in de wereld van de kleinste deeltjes onzekerheid
en onwetendheid moesten toegeven. Meer bepaald was
het niet mogelijk om tegelijk de positie van een
atoomdeeltje én zijn beweging te kennen. Anders
uitgedrukt: we kunnen niet het heden kennen en
tegelijk ook de toekomst, we moeten rekening houden
met onvoorspelbaarheid en onwetendheid. Einstein
wilde dit niet aanvaarden en antwoordde dat „God
niet met dobbelstenen speelt”. Ten onrechte, zou
later blijken. Einstein had ongelijk.
Geniale ontdekking
Dit beroemde evenement lijkt op het eerste gezicht
niets met politiek te maken te hebben. Niets is
minder waar. Althans niet voor Karl Popper. Popper
(1902-1994) was op de eerste plaats een
wetenschapper. Hij studeerde in Wenen wiskunde,
fysica, logica, psychologie. Wenen was aan het begin
van de twintigste eeuw een van de grote
intellectuele centra van de wereld. Freud leefde in
Wenen, Ludwig von Mises, Wittgenstein, Hayek. Het
was de tijd van de Wiener Kreis, van grote
intellectuele debatten en belangrijke
wetenschappelijke doorbraken.
Om mee te kunnen in zowel de filosofische als
wetenschappelijke debatten, moest je behoorlijk bij
de les zijn. Iin zijn autobiografie ’Unended Quest’
beschrijft Popper hoe hard hij moest studeren om de
theorieën van Einstein, Heisenberg en Bohr te kunnen
begrijpen. Het was tijdens deze studie dat Popper
tot een geniale ontdekking kwam: dat kennis groeit.
Die these is fundamenteel. Zij betekent dat de
waarheid per definitie onbekend of op z’n minst
onvolledig is. De waarheid is slechts een hypothese
die zo lang standhoudt tot het tegendeel wordt bewezen.
Dit is Poppers beroemde falsificatietheorie. Meer
dan een theorie is zij een kritische methode waarbij
alles opnieuw aan falsificatie wordt onderworpen en
waardoor de wetenschap vooruitgaat en onze kennis
groeit. Het is de kerngedachte van zijn eerste twee
boeken: ’Logik der Forschung’ en ’The Growth of
Scientific Knowledge’.
De groei van kennis impliceert ook dat de toekomst
onvoorspelbaar is, niet vast te leggen, niet te
determineren. Dat is de onafwendbare uitkomst, zodra
je het bestaan van de factor onwetendheid erkent.
Het is overigens die factor, de onwetendheid, die
Einstein niet kon aanvaarden. Tot aan zijn dood in
1955 is hij blijven zoeken naar een allesverklarend
antwoord, een allesomvattend systeem. Popper heeft
Einstein in drie lange gesprekken trachten te
overtuigen van de onjuistheid van zijn determinisme.
Tevergeefs. Niet dat het Popper ontmoedigde. Hij was
intussen immers tot een nieuw inzicht gekomen: de
link tussen fysica en politiek.
Levenslange bondgenoten
In 1935 gaf Karl Popper een lezing op een seminarie
in Londen, georganiseerd door Friedrich Hayek. De
titel van zijn lezing was ’The Poverty of
Historicism’. Een leuk detail is dat hij deze rede
daarvoor al eenmaal had gehouden in Brussel. De
lezing legde de basis voor twee boeken: ’De armoede
van het historicisme’ en ’De open samenleving en
haar vijanden’. Het is trouwens deze rede die van
Popper en Hayek twee levenslange bondgenoten zou
maken in de strijd tegen het totalitaire denken. En
het was Hayek die ervoor zorgde dat ’The Open
Society’ gepubliceerd werd. Zoals het ook Hayek was
die Popper uit het verre Nieuw-Zeeland terug haalde
naar het hart van Europa door hem een leerstoel aan
te bieden aan de London School of Economics.
Wat is nu dat ’historicisme’? Het is de verzamelterm
die Popper gaf aan alle politieke theorieën die de
geschiedenis, de samenleving of de mens willen
vatten in één groot axioma, in één systeem. Op basis
van een dergelijk axioma of systeem beweren
historicisten de ideale samenleving te kunnen
construeren. En het is nu net via zijn
wetenschappelijke kritische methode dat hij dit
historicisme verwerpt. Popper schrijft in zijn
autobiografie over deze twee boeken:
„In ’Logik der Forschung’ heb ik geprobeerd aan te
tonen dat kennis groeit door trial and
error-eliminatie en het permanent zoeken naar
fouten. Het consequent aannemen van de kritische
methode wordt zo het voornaamste instrument van de
groei van kennis. Ik besefte dat deze kritische
methode van zoeken naar moeilijkheden en
contradicties ook buiten de wetenschap gebruikt kon
worden. In ’The Open Society’ heb ik benadrukt dat
deze kritische methode veralgemeniseerd kan worden
als een kritische of rationele houding. En een van
de beste manieren voor deze houding is het openstaan
voor kritiek, het aanvaarden om bekritiseerd te
worden en dat ook met zichzelf te doen. [*] Zo’n
houding impliceert ook de vaststelling dat we altijd
in een imperfecte samenleving zullen leven. Niet
alleen omdat zelfs de beste mensen imperfect zijn en
ook niet alleen omdat we fouten maken vanwege te
weinig kennis. Maar vooral omdat er altijd
onoplosbare conflicten tussen waarden zullen zijn.
Dat is goed. Want er bestaat geen menselijke
samenleving zonder conflicten tussen waarden.”
De essentie van een open samenleving is dus volgens
Popper dat ze nooit af is. Ze laat zich steeds
opnieuw verbeteren. En daarom laat ze conflicten
tussen waarden toe. Dit is ook de essentie van de
liberale democratie. De liberale democratie is de
beschaafdste vorm van omgaan met conflicten tussen
ideeën. Democratie is per definitie de staatsvorm
die opteert voor de onperfecte samenleving. Het is
de staatsvorm waarin geen grote beslissingen, maar
dus evenmin grote foute beslissingen kunnen genomen
worden. Ze volgt de methode van de kleine stappen,
of wat Popper noemt de piecemeal-engineering. Dit in
tegenstelling tot de zogenaamde social engineering
van de totalitaire systemen of het historicisme.
De essentie van totalitaire ideologieën is het
blinde geloof in de ideale, in wezen gesloten
samenleving. Karl Popper onderscheidt in zijn ’Open
Society’ twee vormen die hij illustreert via drie
profeten van de gesloten samenleving: Plato, Hegel
en Marx.
Plato is de profeet van de degeneratie. Het
uitgangspunt daarbij is het geloof dat er vroeger
een ideale samenleving bestond. Maar hoe meer de
geschiedenis vordert, hoe verder we van dat ideaal
afdwalen. Terug naar het verleden is daarom de
boodschap van Plato. Kort gezegd klinkt de
argumentatie van Plato als volgt: „De ziel heeft
deel aan de Idee of ander gezegd aan de Waarheid.”
Daarom is ze ’natuurlijk’, is ze echt, in
tegenstelling tot andere schimmen in de grot. Wetten
en doelgerichte instellingen komen, volgens Plato,
uit de ziel. Daarom moeten ze onveranderd blijven.
En daarom ook staan de wetten en de instellingen
boven de individuele mens. Met andere woorden, de
eeuwige wet weet het beter dan de individuele mens.
Plato vond bovendien dat een goede staat alleen
mogelijk is in een kleine en dus zuivere
gemeenschap. En aangezien mensen volgens Plato zowel
slecht als dom zijn, moet de regie van de hele staat
in handen zijn van de allerverstandigsten: de filosofen.
Marx en Hegel
In het tweede deel van zijn ’Open Society’
ontmaskert Popper de twee profeten van de zogenaamde
historische noodzakelijkheid, Hegel en Marx. Waar
voor Plato de ideale samenleving in het verleden
lag, zien Hegel en Marx die ideale samenleving in de
toekomst. Voor beiden was de geschiedenis niets
anders dan een weg naar die samenleving. Hegel
noemde dit ’de openbaring van de Weltgeist’. Voor
Marx was de geschiedenis een klassenstrijd die
onvermijdelijk zou uitmonden in de communistische
proletarische maatschappij.
Al deze zienswijzen maken mensen hoe dan ook tot
instrumenten. Mensen moeten wijken voor de ideale
maatschappij. Of zoals Hannah Arendt het uitdrukt:
„De vrijheid moet wijken voor de noodzakelijkheid.”
Wie tegen de noodzakelijkheid of tegen de ideale
Staat ingaat, moet er onvermijdelijk uit. Zoals
Trotski in 1937 al besefte toen hij schreef: „In een
land waar de enige werkgever de Staat is, betekent
oppositie de trage hongerdood. Het oude principe:
wie niet werkt, zal niet eten, werd vervangen door
een nieuw principe: wie niet gehoorzaamt, zal niet
eten.”
Over het gevaar van die totalitaire denkbeelden zijn
we het intussen bijna allemaal eens. Popper schreef
zijn ’Open Society’ in de jaren veertig als zijn
bijdrage in de strijd tegen het fascisme en het
communisme. Twee ideologieën die inmiddels de
ideeënstrijd verloren hebben. Maar die mogen dan wel
stilaan begraven zijn op het kerkhof der ideeën, het
gedachtengoed dat eraan ten grondslag ligt, is nog
lang niet dood. De analyse van Popper is niet samen
met de Berlijnse Muur naar de geschiedenisboeken
verwezen. Her en der zien we de gesloten samenleving
immers opnieuw opduiken.
En dat wekt geen verbazing. De gesloten samenleving
duikt telkens op wanneer er zich diepgaande mutaties
in de maatschappij voordoen. Dan komen onze
zekerheden op de helling te staan. Het stamgevoel,
zo noemt Popper het. De knusheid van precies weten
waar we aan toe zijn. Het gevoel van het haardvuur.
In tijden van verandering dreigt dit stamgevoel te
eroderen. Het is de angst hiervoor die de basis
vormt voor onze hang naar geslotenheid en
onveranderlijkheid.
Kantelmoment
Dat was bij Plato niet anders. Plato werd geboren
aan het begin van de dertigjarige oorlog tussen
Athene en Sparta. Athene had veel te lijden.
Hongersnood, ziektes, vernedering. Heel wat
Atheners, onder wie Plato, weten de ondergang van
hun stad aan de democratie. Op het einde van de
oorlog werd zelfs het regime van de dertig tirannen
geïnstalleerd om opnieuw orde op zaken te stellen.
Zij keken jaloers naar Sparta dat nog de harde,
sterk hiërarchische en tribale stadstaat kende. Twee
van de leiders van deze kortstondige tirannie waren
rechtstreekse familieleden van Plato. Net als hen
wilde Plato de verandering tegenhouden en terugkeren
naar het ideaal van de oude Atheense stam.
De ideeën van Marx kwamen eveneens op een
kantelmoment in de geschiedenis: het midden van de
negentiende eeuw. De industriële revolutie. Mensen
verlieten hun dorpen en boerderijen om in de stad in
de fabrieken te gaan werken. Armoede,
werkonzekerheid en kindersterfte behoorden tot het
leed van elke dag. Een van de basisideeën van Marx’
analyse was de vervreemding tussen het werk van de
arbeider en het eindproduct. De arbeider is
vervreemd geraakt van zijn werk en is tot louter
instrument geworden – een werktuig in de handen van
de kapitalistische bourgeoisie, op zoek naar meer
winst. Marx vond dat de meerwaarde of de winst van
een product niet de kapitalist maar de arbeider, de
proletariër toebehoorde. Het einddoel was de
klassenloze maatschappij, het middel de revolutie.
Het zou allemaal uitmonden in de ideale samenleving
waarin gelijkheid en veiligheid hand in hand zouden
gaan. Dat was de noodzakelijke gang van de
geschiedenis.
Deze noodzakelijkheid had Marx van Hegel. Hegel
leefde twee generaties vóór Marx, maar in een tijd
die niet minder turbulent was. Het was de periode
van de Franse revolutie en de neergang van het
Heilige Roomse Rijk. Zijn filosofie van de
identiteit leidde onder meer tot de
Duits-nationalistische ideeën van Fichte en Herder,
de idee van de Volksgemeinschaft. Friedrich Hayek
legt het in zijn bekende boek ’The Road to Serfdom’
uit. De staat is volgens dat idee zelfs niet
samengesteld uit individuen en heeft niet als doel
om het belang van het individu te dienen. Het is een
Volksgemeinschaft waarin individuen geen rechten
hebben, maar enkel plichten.
Het is, denk ik, voor iedereen evident dat deze
tribale ideeën de regelrechte voedingsbodem vormden
voor het communisme en het nazisme. Zoals het ook
duidelijk is dat de fundamenten van deze ideeën
vandaag niet verdwenen zijn. Integendeel. We leven
opnieuw in tijden van diepgaande mutatie. Zekerheden
staan opnieuw op de helling. Het stamgevoel wordt
door de globalisering grondig aangetast. En de
ideologie van de gesloten samenleving keert terug
naar de oppervlakte.
Boze krachten
Een voorbeeld daarvan is ongetwijfeld het
moslimfundamentalisme. Voor de duidelijkheid wil ik
hier eerst en vooral benadrukken dat ik het niet heb
over de islam in het algemeen. Ik heb het wél over
het extreme fundamentalisme, bijvoorbeeld verwoord
in het boek ’Mijlpalen’ van Said Qutb, een van de
filosofen van het Egyptische Moslimbroederschap.
Volgens Qutb was de wereld vroeger zondig en
goddeloos. De heroïsche generatie van Mohammed
slaagde erin om de perfecte samenleving te
organiseren. Dit deden ze door het verleden te
verwerpen, uitsluitend in Allah te geloven en de
Koran volledig na te volgen. Na die generatie was
die perfecte samenleving opnieuw voorbij. We leven
nu dus opnieuw in een zondige, goddeloze wereld.
Zodat wij allen moeten terugkeren naar een perfecte
samenleving waar alleen de sharia, de wet van Allah
heerst, en waarbij alle politieke systemen die
gebaseerd zijn op menselijke wetten, vernietigd
moeten worden.
Dit is ook de ideologie van Al-Kaida. Precies zoals
Karl Popper beschreef in zijn eerste deel van ’De
open samenleving en haar vijanden’: het terugkeren
naar de stam, naar de gesloten, tribale samenleving.
Maar dit tribale denken vinden we ook veel dichter
bij huis terug – zij het veelal in een minder
extreme vorm. In het nationalisme bijvoorbeeld,
zowel in Vlaanderen als in Nederland. En als ik
sommigen hoor, keert zelfs de Volksgemeinschaft weer
helemaal terug op het toneel. Maar ook de
conservatieve traditie in navolging van Plato en de
etatistische visie in de lijn van Marx lijken weer
in de mode. Alle zijn ze ervan overtuigd dat de rol
van het individu en de vrije keuze van de mens een
illusie is. Vanuit hun pleidooi voor grotere
gehelen, willen ze het individu definitief
onderschikt maken aan de groep, welke die ook moge
zijn. Het doel van dit groepsdenken is telkens
hetzelfde. Het zoekt bescherming tegen verandering,
het wil het stamgevoel, het tribale denken in stand
houden – in de hoop dat zo de boze krachten van de
buitenwereld kunnen worden tegenhouden. In mijn
’Vierde Burgermanifest’ heb ik dat ’de schuilkelder’
genoemd.
Dit gesloten, tribale denken is een gevaar voor het
individu, een gevaar voor de open samenleving.
Vooral omdat ze mensen eenzijdig bekijkt, mensen in
een hokje stopt. Mensen zouden wezens zijn met een
enkelvoudige identiteit. Eendimensionaal. Welnu, de
geschiedenis leert ons dat zo’n enge benadering
uiteindelijk altijd de oorzaak is van elke
segregatie in de samenleving, van elke oorlog, elk
onrecht, elk conflict.
Meervoudige identiteit
Zo’n eendimensionale benadering van identiteit is
niet alleen gevaarlijk, ze is bovendien onjuist. Dat
heeft Amartya Sen in zijn laatste boek ’Identity and
Violence’ briljant beargumenteerd. Hij schrijft: „In
sommige versies van het communitaristisch denken
gaat men ervan uit dat iemands identificatie met
zijn gemeenschap de voornaamste, dominante en soms
zelf enig significante identiteit is.” Dat is
onjuist omdat „onze culturele gewoontes en
overtuigingen ons wel kunnen beïnvloeden, maar nooit
volledig determineren”. Mensen hebben een
meervoudige identiteit. Afhankelijk van het
onderwerp, identificeer je je met andere mensen, met
een andere groep. Iemands achtergrond is nooit
allesbepalend. Mensen hebben een eigen keuze. Ze
zijn vrij om zelf te kiezen wat ze belangrijk vinden
en wie ze willen zijn. Het is dus niet alleen je
afkomst, maar vooral je toekomst die belangrijk is.
Het zijn de keuzes die je maakt.
Wil dit zeggen dat groepsgevoelens per definitie
slecht zijn? Dat een zekere nationale of Europese
trots moet worden verbannen? Nee, maar deze
projecten mogen nooit ten koste gaan van het
individu, van de individuele keuze. Dit moeilijke
evenwicht is nog het best verwoord door Isaiah
Berlin in zijn essay ’Two concepts of liberty’.
Berlin onderscheidt daarin positieve en negatieve
vrijheid. Positieve vrijheid omschrijft hij als de
vrijheid van mensen om in projecten te stappen, om
engagementen aan te gaan, om te samenleving uit te
bouwen. Maar hij waarschuwt ook voor de grenzen
daarvan, voor het gevaar van maatschappelijke
projecten. Vandaar de noodzaak van de ’negatieve
vrijheid’. Met deze wat ongelukkige term bedoelt hij
de rechten van het individu. Die moeten volgens
Berlin altijd vooropstaan. Alleen zo waken we erover
dat een open samenleving niet gesloten wordt.
Dat is ook de kern van het liberalisme. Beweren dat
liberalen tegen groepsverbanden zijn, tegen
verenigingen of gezinnen is karikaturaal. Smalend
hoor je zeggen dat het liberalisme staat voor een
atomistische maatschappij waar ieder mens op zijn
eigen egoïstisch eiland zou leven. Hoor je beweren
dat te veel vrijheid mensen stuurloos zou maken. Dat
mensen de groep, de staat of de natie nodig hebben
om hun leven richting te geven.
Ik vind dergelijke beweringen gevaarlijk. Ze sporen
immers met de denkbeelden van de profeten van de
gesloten samenleving. Gewild of ongewild, bewust of
onbewust. Ze onderschatten de kracht van mensen. Ze
ontkennen dat alleen vrije mensen verantwoordelijke
mensen worden. En dat is gevaarlijk. Want voor we
het goed en wel beseffen glijden we af, weg van de
open samenleving. Het is een sluimerend proces, dat
nog het best werd beschreven door Sebastian Haffner
in zijn boek ’Het verhaal van een Duitser’ over zijn
leven in het interbellum. Hij schrijft: „Met
honderdduizenden tegelijk werden in maart 1933
mensen die tot dan toe tegen de nazi’s waren
geweest, opeens lid van de nazipartij. De
beweegredenen waren verschillend, en dikwijls was
het een kluwen van redenen. Hoe lang je echter ook
zoekt, je zult er niet één sterk, steekhoudende,
verdedigbare en positieve onder vinden, niet één
waarmee voor de dag gekomen kan worden. [*] Dat laat
nog altijd de vraag open waarom niet geheel spontaan
zo nu en dan een enkeling zich verhief en zich
verzette, zo niet tegen alles, dan toch wellicht
tegen het een of andere specifieke onrecht? Dat werd
nu precies belemmerd door het doorlopende mechanisme
van het dagelijkse leven. Hoe anders zouden
waarschijnlijk revoluties verlopen, hoe anders zou
de geschiedenis verlopen, als de mensen nu nog,
zoals wellicht in het oude Athene, op zichzelf
staande wezens met een relatie tot het geheel waren
geweest en niet zo hopeloos opgeslokt door hun werk
en hun planning?”
Kritiek bevorderen
Wij kunnen het sluipende proces dat van elke open
samenleving een gesloten samenleving dreigt te
maken, tegenhouden. Dat is zelfs niet eens zo
moeilijk. Popper wijst de weg. We moeten vóór alles
de kritische methode gebruiken. Kritiek niet alleen
toelaten, maar zelfs bevorderen. We moeten de mens
als een vrij en verantwoordelijk wezen beschouwen.
We moeten de vrije keuze vrijwaren, het individu
boven de groep stellen. We moeten daartoe niet
wachten op de staat, maar uitsluitend onszelf
engageren. En we moeten af en toe een boek lezen,
een boek zoals ’De open samenleving en haar vijanden’.
Guy Verhofstadt is premier van België. Deze tekst
sprak hij onlangs uit bij de presentatie van de
eerste integrale Nederlandse vertaling van Karl
Poppers standaardwerk ’De open samenleving en haar
vijanden’ (Lemniscaat, Rotterdam. ISBN
9789056379179, 940 blz., euro 59,95).
Karl Raimund Popper werd in 1902 geboren te Wenen,
waar hij opgroeide in een liberaal joods milieu. In
zijn jeugd was hij het communisme toegedaan – een
ideologie die hij later verre van zich zou werpen.
In 1935 vestigde Popper in één klap zijn naam met
’Logik der Forschung’, waarin hij zijn beroemde
falsificatietheorie uiteenzette. Twee jaar later
verruilde hij Oostenrijk voor Nieuw-Zeeland vanwege
de groeiende nazi-dreiging.
Poppers standaardwerk ’De open samenleving’ – nu
voor het eerst integraal in het Nederlands vertaald
– verscheen in 1945. Een jaar later emigreerde hij
naar Groot-Brittannië, waar hij tot aan zijn dood in
1994 zou blijven wonen.
Sir Karl Popper wordt beschouwd als een van de
belangrijkste en invloedrijkste denker van de
twintigste eeuw. In Nederland was bijvoorbeeld de
schrijver en slavist Karel van het Reve (1921-1999)
een bewonderaar van diens denken.
"
Maar het verklaart niet waarom Guy kiest voor het
liberalisme, en Marc-alexander voor indeterminisme.
Of een VDD die kiest voor religieus liberalisme ...
Henk Elegeert
**********
Dit bericht is verzonden via de informele D66 discussielijst (D66 at nic.surfnet.nl).
Aanmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SUBSCRIBE D66 uwvoornaam uwachternaam
Afmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SIGNOFF D66
Het on-line archief is te vinden op: http://listserv.surfnet.nl/archives/d66.html
**********
More information about the D66
mailing list