Het CBBS nog steeds niet goed

Ger gmw.arts at HOME.NL
Wed Jan 4 11:23:40 CET 2006


REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl

Voor wie het interesseert:
----------------------------------------------------------------------------
---------------------
Uitspraak Rechtbank Maastricht over CBBS systeem

Volgens de Rechtbank Maastricht bevat het CBBS systeem nog steeds
structurele onvolkomenheden. De passage m.b.t. tot het CBS systeem is in de
tekst vet gemaakt:



RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht


Procedurenummer: AWB 05 / 140 WAO

Uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken

inzake

[A],
wonende te Geleen, eiser,

tegen

de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
(Maastricht),
gevestigd te Amsterdam, verweerder.

Datum bestreden besluit: 21 december 2004
Kenmerk: B&B 451.043.10 MH
Behandeling ter zitting: 6 september en 27 september 2005


1. Ontstaan en loop van het geding

Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit van 21 december
2004 heeft verweerder een door eiser ingediend bezwaarschrift van 24
augustus 2004 tegen een door verweerder genomen besluit ingevolge de Wet op
de arbeids-ongeschikt-heids-verzekering (hierna: WAO) van 16 juli 2004
ongegrond verklaard.

Tegen eerstgenoemd besluit is op 25 januari 2005 door eiser beroep
ingesteld. Bij brief van 19 februari 2005 zijn de nadere gronden waarop het
beroep berust bij de rechtbank ingediend.

De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken zijn in kopie aan eiser gezonden,
evenals het door verweerder op 15 april 2005 ingediende verweerschrift.

Bij brieven van 20 juli en 4 augustus 2005 heeft eiser op voormeld
verweerschrift gereageerd. Bij schrijven van 25 augustus 2005 heeft
verweerder nadere stukken ingediend, waaronder een rapportage van
bezwaararbeidsdeskundige mr. J.J. van der Naald.

Het beroep is op 6 september 2005 behandeld ter zitting door de enkelvoudige
kamer van de rechtbank, waar eiser in persoon is verschenen. Verweerder
heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mr. I.A.H.
Olivers-Schuwirth, vergezeld van voornoemde bezwaararbeidsdeskundige.

Ter zitting is het onderzoek op grond van hetgeen bepaald is in artikel
8:64, eerste lid, van de Awb, geschorst ten einde verweerder in de
gelegenheid te stellen de door de rechtbank verzochte stukken in te zenden.
Verweerder heeft vervolgens op 13 september 2005 de nadere stukken
ingezonden, te weten het medisch onderzoeksverslag van 1 juli 2004, de brief
van revalidatie-arts M.A.B.M. Danen van 1 maart 2004 alsmede het
neuropsychologisch rapport van S. Hoogerwerf van 6 februari 2004.

Eiser heeft bij fax van 16 september 2005 de rechtbank nog nadere stukken
doen toekomen, te weten zijn reactie d.d. 29 december 2004 op de rapportage
van de bezwaarverzekeringsarts C.G. van der Kooij van 3 november 2004 en de
naar aanleiding van deze reactie aangepaste versie van deze rapportage van
10 januari 2005.

De rechtbank heeft op grond van artikel 8:10, tweede lid, van de Awb
vervolgens het onderhavige geschil doorverwezen naar de meervoudige kamer
van deze rechtbank.

Het beroep is op 27 september 2005 behandeld ter zitting door de meervoudige
kamer van deze rechtbank, waar eiser in persoon is verschenen. Verweerder
heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. I.A.H. Olivers-Schuwirth. Voorts
zijn namens verweerder verschenen op de oproeping van de rechtbank
bezwaararbeidsdeskundige mr. J.J. van der Naald en bezwaarverzekeringsarts
J. Jonker.

2. Overwegingen

De feiten

Voordat eiser op 11 december 2001 ten gevolge van een ongeval op zijn werk
arbeidsongeschikt is geworden, was hij als manager operations werkzaam bij
Wetron Int. Transporten BV te Weert. Na aanvankelijk ingedeeld te zijn in de
arbeidsongeschiktheidsklasse 65-80% ontvangt eiser met ingang van 11
februari 2004 een arbeidsongeschiktheidsuitkering berekend naar een mate van
45-55%, zulks in verband met nekklachten en vermoeidheidsklachten.

In het kader van een herbeoordeling is eiser opgeroepen voor het spreekuur
van verzekeringsarts R. Leboux op 1 juli 2004. Deze verzekeringsarts heeft
op basis van een onderzoek van eiser vastgesteld dat er sprake is van
klachten die de functionele mogelijkheden van eiser beperken. De
mogelijkheden van eiser zijn neergelegd in een Functionele Mogelijk-heden
Lijst (FML). Eiser is onder andere beperkt ten aanzien van zware
werkzaamheden, langdurige statische belasting en hantering van overmatige
stress en werkdruk.

De arbeidsdeskundige M.L.J. Hinskens heeft in de rapportage van 15 juli 2004
aangegeven dat met inacht-neming van de vastgestelde mogelijkheden nog
voldoende functies voor eiser beschikbaar zijn. Gelet op het maatmaninkomen
enerzijds en de resterende verdiencapaciteit anderzijds is het loonverlies
vast te stellen op 60,63%. Dit resulteert in een
arbeidsongeschiktheids-klasse van 55-65%.

Bij besluit van 16 juli 2004 heeft verweerder de mate van
arbeidsongeschiktheid van eiser per 1 juli 2004 gewijzigd in 55-65%.

Tegen dit besluit is door eiser bezwaar gemaakt. Eiser heeft hierbij - kort
gezegd - aangevoerd dat hij geen veertig uur per week kan werken. Voorts is
door eiser bezwaar gemaakt tegen een aantal van de door de verzekeringsarts
in de FML aangegeven beperkingen.

Eiser is in de gelegenheid gesteld om op 26 oktober 2004 op het bezwaar te
worden gehoord. Van het horen is een verslag opgemaakt.

Daarop heeft de bezwaarverzekeringsarts C.G. van der Kooij in de rapportage
van 3 november 2004 aangegeven dat de primaire verzekeringsarts met alle
klachten van eiser rekening heeft gehouden en dat de beperkingen correct en
volledig in de FML zijn weergegeven. De bezwaarverzekeringsarts heeft
hierbij gegevens van de behandelend sector van eiser betrokken, onder andere
de brieven van revalidatie-arts M.A.B.M. Danen van 1 maart en 3 juni 2004.
Naar aanleiding van de reactie van 29 december 2004 van eiser heeft de
bezwaarverzekeringsarts op 10 januari 2005 voornoemde rapportage aangepast,
echter de conclusie, zoals hiervoor weergegeven, is daarbij ongewijzigd
gebleven.

Het besluit

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser
ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt verweerders standpunt ten
grondslag dat de bezwaren geen aanleiding vormen tot herziening van de
medische grondslag waarop de primaire beslissing is gebaseerd.

Het beroep

In beroep is wederom aangevoerd dat eiser niet in staat is om veertig uur
per week in de geduide functies te werken. Voorts is eiser van mening dat
verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische en praktische
uitkomst van het door eiser gevolgde revalidatietraject via het
Maaslandziekenhuis te Sittard.

Het verweerschrift

In het verweerschrift is door verweerder aangegeven dat, gezien de bij het
verweerschrift gevoegde reactie van de bezwaarverzekeringsarts C.G. van der
Kooij van 8 april 2005, geen reden bestaat om het ingenomen standpunt te
wijzigen. Tevens heeft verweerder meegedeeld dat eiser inmiddels geschikt
bevonden is voor een aangepaste voltijdse functie bij zijn werkgever. Het
daartoe opgestelde verslag van arbeidsdeskundige Hinskens van 16 maart 2005
heeft verweerder ter informatie bijgevoegd.

Reactie op het verweerschrift

Eiser heeft op 20 juli 2005 een nadere reactie op het verweerschrift
ingezonden. Daarbij heeft hij een schema gevoegd, waaruit blijkt dat de
geduide (reserve-)functies ook volgens de op 1 juli 2004 door de
verzekeringsarts opgestelde FML niet als passend zijn te beschouwen. Verder
is het eiser onduidelijk, waarom verweerder de rapportage van de
arbeidsdeskundige van 16 maart 2005 heeft overgelegd, nu zijn bezwaarschrift
tegen deze rapportage niet-ontvankelijk is verklaard vanwege het feit dat
het een advies betreft. Bij brief van 4 augustus 2005 heeft eiser vervolgens
uitgebreid commentaar gegeven op voornoemde arbeidsdeskundige rapportage.

Geselecteerde functies na aanpassingen CBBS

Door verweerder zijn op 25 augustus 2005 in verband met de door de Centrale
Raad van Beroep vereiste aanpassingen van het CBBS-systeem nadere stukken
ingediend, te weten de prints van de door het CBBS-systeem geselecteerde
(reserve-)functies, zoals deze eruit zien na de doorgevoerde aanpassingen
van het CBBS, alsmede een rapportage van bezwaararbeidsdeskundige Van der
Naald, waarin deze ingaat op de geschiktheid van deze functies voor eiser.
De bezwaararbeidsdeskundige is van mening dat de reservefunctie inpakker met
sbc-code 111190 dient te vervallen in verband met overschrijdingen in de
belastbaarheid van eiser. Dit heeft echter geen gevolgen voor de mate van
arbeidsongeschiktheid.

De beoordeling

De rechtbank dient in dit geding te beoordelen of het bestreden besluit in
strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel dan wel met enig
algemeen rechtsbeginsel.

De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.

Vooropgesteld moet worden dat eerst dan sprake is van arbeidsongeschiktheid
in de zin van artikel 18 van de WAO, indien betrokkene, kort gezegd, als
rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of
gebre-ken geheel of gedeeltelijk buiten staat is met algemeen geaccepteerde
arbeid te verdienen hetgeen gezonde personen met gelijke opleiding en
ervaring gewoonlijk verdienen.
Bedoelde perso-nen worden in de praktijk aangeduid met het begrip maatman.
Bij de beantwoording van de vraag of iemand arbeidsongeschikt is in de zin
van die wetge-ving, en zo ja in welke mate, zijn dus in het bijzonder de
volgende factoren van belang:
- of de betrokkene medische beperkingen heeft;
- of en in hoeverre de betrokkene als gevolg daarvan buiten staat is met
algemeen geaccepteerde arbeid een inkomen te verwerven.
Voorts dient in het oog te worden gehouden dat voorwaarde voor het recht op
uitkering is dat het verlies aan verdienvermogen in vergelijking met de
maatman ten minste 15% bedraagt voor de WAO.

Bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid maakt verweerder
gebruik van het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Het CBBS is
in de plaats gekomen van het Functie Informatiesysteem (FIS). Het begrip
"belastbaarheid" is daarbij vervangen door "functionele mogelijkheden". Deze
mogelijkheden worden weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst
(FML). De rechtbank stelt, evenals de Centrale Raad van Beroep, voorop dat
het CBBS in beginsel aanvaardbaar is als instrument om de mate van
arbeidsongeschiktheid van een verzekerde te bepalen ingevolge de WAO, zoals
neergelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (vgl.
Centrale Raad van Beroep, 9 november 2004, o.a. LJN: AR4718, 03/3648 WAO).

De medische component van de schatting

Eiser is van oordeel dat de verzekeringsarts in de FML van 1 juli 2004 zijn
beperkingen niet op alle aspecten juist heeft weergegeven. Zijn bezwaren
richten zich met name tegen het feit dat hij in staat wordt geacht gemiddeld
ongeveer 8 uur per dag en 40 uur per week te werken. Naar zijn opvatting is
hierbij onvoldoende rekening gehouden met de uitkomst van het
revalidatietraject dat hij heeft doorlopen. De onjuistheid van de FML heeft
gevolgen voor de geschiktheid van de geduide functies en in tweede instantie
voor de berekening van zijn loonverlies en indeling in de
arbeidsongeschikheidsklasse van 55-65%.

Anders dan eiser is de rechtbank echter van oordeel dat er onvoldoende
aanknopingspunten zijn om het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de
daaruit voortvloeiende FML voor onjuist te houden. De rechtbank acht in
dezen de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts Van der Kooij van 10
januari 2005 van doorslaggevende betekenis. Deze heeft in de rapportage
geconstateerd dat bij de in de FML aangegeven beperkingen in voldoende mate
rekening is gehouden met de klachten van eiser, aangezien een belangrijk
deel niet objectiveerbaar blijkt. De rechtbank merkt op dat naar vaste
jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep onder arbeidsongeschiktheid
wegens ziekte of gebreken dient te worden verstaan het op medische gronden
naar objectieve maatstaven gemeten niet kunnen of mogen verrichten van de in
aanmerking komende arbeid, resulterend in een relevant inkomensverlies ten
opzichte van de maatman. Gelet op hetgeen eiser heeft aangevoerd omtrent
zijn klachten en de eventuele gevolgen daarvan voor zijn
arbeidsongeschiktheid, overweegt de rechtbank dat, indien eiser daarin zou
worden gevolgd, een onvoldoende geobjectiveerde en derhalve een onjuiste
uitleg zou worden gegeven aan het hiervoor bedoelde begrip
arbeidsongeschiktheid. In dit verband merkt de rechtbank op dat de
overgelegde brieven van revalidatiearts Danen van 1 maart en 3 juni 2004
geen objectieve aanwijzingen bevatten die eiser in zijn opvatting
ondersteunen. Uit deze brieven blijkt met name niet dat eiser slechts tot
maximaal 30 uur per week werken, zonder reistijd, in staat is, laat staan
dat hiervoor een voldoende geobjectiveerde medische onderbouwing wordt
gegeven. Het feit dat de maatschappelijk werkster van het
Maaslandziekenhuis, die eiser bij het revalidatietraject heeft begeleid,
tijdens de hoorzitting op 26 oktober 2004 eiser in zijn opvatting inzake de
maximaal door hem te vervullen arbeidstijd heeft ondersteund, doet hier niet
aan af en de rechtbank acht deze ondersteuning dan ook ontoereikend om de
medische grondslag van de onderhavige schatting voor onjuist te houden.

De arbeidsdeskundige component van de schatting

Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.

De rechtbank stelt voorop dat door arbeidsdeskundige Hinskens na raadpleging
van het CBBS drie functies zijn geduid en zes reservefuncties, welke eiser
met inachtneming van de voor hem vastgestelde mogelijkheden nog zou kunnen
vervullen. Deze functies zijn door verweerder vervolgens aan de onderhavige
schatting ten grondslag gelegd. De aangepaste, voltijdse functie bij de
werkgever van eiser, waarop de rapportage van arbeidsdeskundige Hinskens van
16 maart 2005 betrekking heeft, behoort niet tot voornoemde geduide
(reserve-)functies. Nu de in het geding zijnde schatting niet
(mede)gebaseerd is op deze aangepaste functie, dient deze en dienen de
bezwaren, die eiser geuit heeft tegen de geschiktheid van deze functie, in
dit geding buiten beschouwing te blijven. Mocht voornoemde rapportage leiden
tot een wijziging van de arbeidsongeschiktheidsklasse van eiser, dan kan hij
deze bezwaren inbrengen in een procedure gericht tegen een zodanig
wijzigingsbesluit.

Ten aanzien van de geduide (reserve-)functies heeft de arbeidsdeskundige in
zijn rapportage van 15 juli 2004 geen nadere toelichting of motivering
gegeven inzake de geschiktheid hiervan in het licht van eisers FML. Volstaan
is met de vermelding dat met de verzekeringsarts overleg is geweest over de
belasting en dat deze waar noodzakelijk een toelichting heeft gegeven op de
belastbaarheid.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraken van 9 november 2004 ten
aanzien van het CBBS echter tevens overwogen dat er sprake is van een aantal
in het oog springende onvolkomenheden, die in beginsel in de weg kunnen
staan "aan een nog als toereikend aan te merken niveau van transparantie,
verifieerbaarheid en toetsbaarheid van een schattingsbesluit met behulp van
het CBBS in een concreet geval". Dit betekent dat zolang het CBBS met
betrekking tot de onvolkomenheden ongewijzigd wordt gelaten, hoge eisen
dienen te worden gesteld aan de verslaglegging en motivering van de in een
concreet geval aan het betreffende schattingsbesluit ten grondslag gelegde
verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige uitgangspunten. Uiterlijk bij
het besluit op bezwaar dient de betreffende schatting te zijn voorzien van
een zodanig deugdelijke toelichting en motivering, bijvoorbeeld neergelegd
in de aan dat besluit ten grondslag te leggen rapporten van de
bezwaarverzekeringsarts en/of bezwaararbeidsdeskundige, dat op grond daarvan
voldoende inzicht wordt geboden in, en een voldoende mogelijkheid tot
toetsing wordt verschaft van, de verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige
grondslagen en uitgangspunten waarop de schatting berust.

Voor de gevolgen ingeval een schattingsbesluit op bezwaar niet voldoet aan
voornoemde hoge eisen van motivering, maakt de Centrale Raad van Beroep in
zijn uitspraken van 9 november 2004 onderscheid tussen een besluit op
bezwaar van vóór 1 juli 2005 en een besluit op bezwaar van 1 juli 2005 of
daarna. Dit onderscheid wordt gemaakt in verband met het feit dat verweerder
een bepaalde termijn dient te worden gegund voor een meer structurele
aanpassing van het CBBS. Bij het ontbreken van een toereikende motivering
dient in beide gevallen het besluit op bezwaar in beginsel om die reden te
worden vernietigd. Met betrekking tot een besluit op bezwaar van vóór 1 juli
2005 kan er echter aanleiding zijn de rechtsgevolgen van het vernietigde
besluit geheel of gedeeltelijk in stand te laten, indien verweerder het
besluit in de loop van de procedure bij de rechtbank alsnog voorziet van de
ontbrekende toelichting, onderbouwing en/of motivering. Deze
reparatiemogelijkheid dient echter niet meer geboden te worden bij een
besluit op bezwaar van 1 juli 2005 of daarna.

De in het geding zijnde schatting van de arbeidsongeschiktheid van eiser is
voorbereid met behulp van het CBBS, zoals dat systeem tot voor kort werd
toegepast. Eerst tijdens de procedure voor de rechtbank is het CBBS
aangepast met als doel de door de Centrale Raad van Beroep gesignaleerde
onvolkomenheden op een meer structurele wijze op te heffen. Verweerder heeft
de rechtbank vervolgens een rapportage van bezwaararbeidsdeskundige Van der
Naald van 24 augustus 2005 doen toekomen, waarin deze in zijn algemeenheid
ingaat op de doorgevoerde aanpassingen van het CBBS en voor wat de
onderhavige schatting betreft meer specifiek op de geschiktheid van de
geduide (reserve-)functies voor eiser gelet op de prints van deze functies,
nà de aanpassingen van het CBBS.

Aangezien het in casu een besluit op bezwaar betreft van vóór 1 juli 2005 en
daarvoor - zoals hiervoor aangegeven - ook nog in de fase van beroep de
mogelijkheid bestaat voor het geven van een toereikende toelichting en
motivering van de schatting, is de rechtbank van oordeel dat voor de
beoordeling van deze toelichting van belang is of verweerder met de
doorgevoerde aanpassingen de door de Centrale Raad van Beroep gesignaleerde
onvolkomenheden heeft opgeheven.

Aanpassingen CBBS

Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraken van 9 november 2004
drie punten genoemd, die overigens niet zijn bedoeld als een uitputtende
opsomming, maar die wel een aantal belangrijke en in het oog springende
onvolkomenheden van het CBBS vormen, te weten:
1. de nummering van de belastbaarheidsaspecten in de FML stemt niet overeen
met de nummering van de naar inhoud overeenkomende items in de lijsten met
belastinggegevens van de functies;
2. signaleringen ten teken dat met betrekking tot een onderdeel of meerdere
onderdelen van de functiebelasting sprake kan zijn van een overschrijding
van de belastbaarheid van de betrokken verzekerde op dat punt of op die
punten, komen niet in de dossiergegevens terecht. Als gevolg hiervan laat
het zich voor anderen dan functionarissen van verweerder niet goed
controleren of terecht het standpunt is ingenomen dat de totale belasting
van een functie binnen de medische mogelijkheden van een betrokkene blijft;
3. het feit dat de FML niet-matchende beoordelingspunten, dat wil zeggen:
niet op de lijsten met functiebelastingen voorkomende beoordelingspunten,
kent, die door het systeem niet worden vergeleken, maakt het in beginsel
mogelijk dat functies door het systeem worden geselecteerd als potentieel
passende functies - om reden dat bij vergelijking door het systeem van de
matchende beoordelingspunten niet gebleken is van onaanvaardbare
overschrijdingen van de belastbaarheid van de betrokken verzekerde - terwijl
de betreffende functies bij die selectie eigenlijk als niet, of niet zonder
meer, geschikt zouden moeten zijn aangemerkt, aangezien ze een aanmerkelijke
belasting kennen op onderdelen waarvoor de betrokken verzekerde volgens de
niet-matchende belastbaarheidsaspecten van de FML evenzeer aanmerkelijk
beperkt is.

Ten aanzien van het onder 1 genoemde bezwaar is de rechtbank van oordeel dat
daaraan thans in voldoende mate is tegemoet gekomen gelet op de nummering
van de belastingkenmerken in de FML, de volgorde en nummering van de
belastingpunten van de functies, zoals deze blijkt uit de overgelegde
uitdraaien "resultaat functiebeoordeling", en de daarop vermelde
toelichting. De doorgevoerde aanpassing heeft tot gevolg dat het voor de
betrokken verzekerde, diens eventuele gemachtigde, een eventuele derde
belanghebbende als ook voor de rechter mogelijk is op een relatief
eenvoudige wijze belastbaarheids- en belastinggegevens met elkaar te
vergelijken.

Met betrekking tot de onder punt 2 vermelde onvolkomenheid merkt de
rechtbank op dat thans in de uitdraaien van de geselecteerde functies in elk
geval zichtbaar is, bij welke beoordelingspunten zich eventuele knelpunten
en mogelijke overschrijdingen voordoen. Zulks is zichtbaar gemaakt door de
vermelding van een M of een G. In zoverre is aan het tweede bezwaar van de
Centrale Raad van Beroep tegemoet gekomen.

Naar de rechtbank uit de gegeven toelichting ter zitting op 27 september
2005 heeft begrepen, presenteert het systeem aan de arbeidsdeskundige echter
een eventueel knelpunt/mogelijke overschrijding uitsluitend als een M. In
bepaalde gevallen mag de arbeidsdeskundige dan een M veranderen in een G .
Het verschil tussen een M en een G is hierin gelegen dat ingeval van een G
de arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat de functiebelasting blijft binnen
de in de FML aangegeven mogelijkheden en ingeval van een M de
arbeidsdeskundige of in voorkomende geval de verzekeringsarts motiveert
waarom de functie op dat beoordelingspunt geschikt is voor de betrokken
verzekerde.

Het is de rechtbank gebleken dat de gevallen waarin het is toegestaan een
motivering achterwege te laten, niet zodanig eenduidig zijn, dat het voor de
hiervoor genoemde direct en indirect betrokkenen zonder meer duidelijk is
waarom de belastbaarheid op het desbetreffende punt niet wordt overschreden.
Niet alleen blijkt hiervoor kennis van de in het CBBS-handboek opgenomen
definities te zijn vereist, maar bovendien is ter zitting naar voren gekomen
dat de arbeidsdeskundige zelfstandig beslist of er sprake is van een
marginale overschrijding van de aangegeven beperking dan wel van een
incidentele piekbelasting, die uitgaat boven die beperking, in welke
gevallen een functie als passend mag worden geaccepteerd. Ook is het de
arbeidsdeskundige die in beginsel beslist of een belastingpunt blijft binnen
een door een verzekeringsarts bij een belastingkenmerk in de FML gegeven
nadere toelichting. Ondanks deze beslismomenten, die een nadere beoordeling
verlangen, waarvoor enige deskundigheid is vereist, is de arbeidsdeskundige
niet verplicht deze toe te lichten in zijn rapportage, doch kan volstaan met
het veranderen van een M in een G.

Ter zitting van de rechtbank op 27 september 2005 is verder gebleken dat de
hiervoor beschreven werkwijze een essentieel onderdeel uitmaakt van de
aanpassingen, die naar aanleiding van de uitspraken van de Centrale Raad van
Beroep van 9 november 2004 zijn doorgevoerd. Hoewel de rechtbank zich bewust
is van het feit dat verweerder bij de vaststelling van de mate van
arbeidsongeschiktheid enige beoordelingsruimte toekomt, hetgeen ook geldt
voor de systematiek die verweerder daarvoor hanteert, is de rechtbank van
oordeel dat verweerder in casu deze beoordelingsruimte overschrijdt.
Verweerder voldoet naar het oordeel van de rechtbank door vorenbedoelde
werkwijze te hanteren niet aan de eisen inzake inzichtelijkheid,
verifieerbaarheid en toetsbaarheid, die voor de Centrale Raad van Beroep bij
de formulering van de aan het CBBS klevende onvolkomenheden uitgangspunt
zijn geweest. Aan deze eisen wordt wel voldaan, indien alle door het systeem
gesignaleerde knelpunten/mogelijke overschrijdingen zijn voorzien van een -
zo mogelijk korte - schriftelijke motivering, waarin de beweegredenen worden
vermeld om een geselecteerde functie geschikt te achten voor de betrokken
verzekerde. Op deze wijze is ook beter te beoordelen of een
arbeidsdeskundige, in het licht van de aangegeven beperkingen in de FML,
heeft mogen volstaan met het geven van een zelfstandig oordeel, of in het
kader van de vereiste zorgvuldigheid in overleg met de verzekeringsarts had
moeten treden.

Voor wat het onder punt 3 genoemde bezwaar betreft is de rechtbank van
oordeel dat de systeemaanpassing toereikend is, mits daarbij wordt voldaan
aan het motiveringsvereiste, zoals door bezwaararbeidsdeskundige Van der
Naald in zijn rapportage is vermeld. Hoewel ook na de aanpassing het systeem
mogelijk functies selecteert, die in verband met het feit dat het systeem
nog steeds geen vergelijking toepast van de zogenaamde niet-matchende
punten, eigenlijk als niet, of niet zonder meer, geschikt zouden moeten zijn
aangemerkt, wordt in de uitdraai onder "functiebelasting en
selectiegegevens" wel zichtbaar gemaakt dat in de FML een beperking is
aangegeven inzake een niet-matchend punt. Dit gebeurt door een * en de
vermelding van het desbetreffende belastingkenmerk. Een en ander betekent
voor de arbeidsdeskundige en/of in voorkomend geval de verzekeringsarts dat
nog nader beoordeeld dient te worden of de door het CBBS geselecteerde
functie blijft binnen de in de FML aangegeven beperking met betrekking tot
het niet-matchend punt. Door bezwaararbeidsdeskundige Van der Naald is in
zijn rapportage uitdrukkelijk aangegeven dat een niet- matchend punt (*)
door de arbeidsdeskundige nader gemotiveerd dient te worden. Mits aan deze
motiveringseis met betrekking tot alle niet-matchende punten is voldaan, is
voor een ieder voldoende inzichtelijk waarom de desbetreffende functies
gelet op deze punten passend worden geacht.

Uit het bovenstaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat de
aanpassingen van het CBBS, zoals deze door verweerder zijn doorgevoerd, niet
op alle punten voldoen aan de eisen van inzichtelijkheid, verifieerbaarheid
en toetsbaarheid, die aan het CBBS moeten worden gesteld en dat er nog
steeds sprake is van een structurele tekortkoming van het systeem. Dit
oordeel heeft voor besluiten op bezwaar van 1 juli 2005 en daarna tot gevolg
dat deze in voorkomende gevallen door de rechtbank zullen worden vernietigd,
indien deze een motivering zoals hiervoor met betrekking tot de punten 2
en/of 3 aangegeven, ontberen.

Voor het onderhavige bestreden besluit, dat dateert van vóór 1 juli 2005,
betekent het bovenstaande het volgende.[/b]
De rechtbank heeft geconstateerd dat ook in de rapportage van
bezwaararbeidsdeskundige Van der Naald van 24 augustus 2005 op de
niet-matchende punten niet nader is ingegaan. Nu in de FML van eiser met
betrekking tot vijf van deze punten hetzij een beperking is opgenomen hetzij
een nadere toelichting is gegeven, had een motivering waarom de
geselecteerde (reserve-)functies blijven binnen de grenzen van hetgeen door
de verzekeringsarts op die punten is aangegeven, niet mogen ontbreken. Dit
klemt temeer, aangezien bezwaararbeidsdeskundige Van der Naald ter zitting
van de rechtbank op 27 september 2005 heeft verklaard de als eerste geduide
functie van acquisiteur (Sbc Code 516180) bij nader inzien niet als passend
voor eiser te beschouwen. Eiser is gezien de FML beperkt in het hanteren van
overmatige stress en werkdruk (een niet-matchend punt), hetgeen niet in
overeenstemming is met de dagelijkse deadline, die bij de functie van
acquisiteur als belastingpunt wordt genoemd. De rechtbank is dan ook van
oordeel - niettegenstaande het feit dat de bezwaararbeidsdeskundige tijdens
de zitting een aantal van de met een G aangegeven matchende punten in
afdoende mate nader heeft toegelicht voor wat betreft de geschiktheid van de
functie op dat punt voor eiser - dat de onderhavige schatting voor wat de
arbeidsdeskundige component betreft een deugdelijke toelichting en
motivering ontbeert.
Het bestreden besluit komt wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van
de Awb voor vernietiging in aanmerking. Voor het in stand laten van de
rechtsgevolgen ziet de rechtbank geen aanleiding.

Van op grond van artikel 8:75 van de Awb in aanmerking te nemen proceskosten
aan de zijde van eiser is de rechtbank niet gebleken.

Op grond van de artikelen 8:70, 8:72 en 8:74 van de Awb wordt als volgt
beslist.

3. Beslissing

De rechtbank Maastricht:

1. verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;

2. draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw
besluit te nemen op het bezwaar van eiser;

3. bepaalt dat aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van
? 37,00 wordt vergoed door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.

Aldus gedaan door mr. M.A.H. Span-Henkens voorzitter, en mrs. R.E. Bakker en
R.J.G.H. Seerden in tegenwoordigheid van mr. J.H. van Hoof als griffier en
in het openbaar uitgesproken op 2 november 2005 door mr. Span-Henkens
voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.

w.g. J.H. van Hoof w.g. M. Span-Henkens

Voor eensluidend afschrift,
de griffier,



Verzonden: 2november 2005



Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het
rechtsmiddel hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus
16002, 3500 DA Utrecht.
De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de
datum van verzending van deze uitspraak.

Bij een spoedeisend belang bestaat voor een belanghebbende en het
bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, tevens de mogelijkheid om
de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep te verzoeken een
voorlopige voorziening te treffen, als bedoeld in artikel 8:81 van de
Algemene wet bestuursrecht.

**********
Dit bericht is verzonden via de informele D66 discussielijst (D66 at nic.surfnet.nl).
Aanmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SUBSCRIBE D66 uwvoornaam uwachternaam
Afmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SIGNOFF D66
Het on-line archief is te vinden op: http://listserv.surfnet.nl/archives/d66.html
**********



More information about the D66 mailing list