Manifest 2006: Denken, durven, doen
Dr. Marc-Alexander Fluks
fluks at DDS.NL
Sun Apr 2 15:39:59 CEST 2006
REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl
Bron: D66
Datum: April 2006
URL: http://www.d66.nl/page/downloads/c83%20concept%20manifest.pdf
Ref: Sociaal-liberaal manifest (voorheen: Op weg naar nieuwe solidariteit)
https://listserv.surfnet.nl/scripts/WA.EXE?A2=ind0505&L=d66&X=&P=R29851
D66 Manifest 2006: Denken, durven, doen
---------------------------------------
Inhoudsopgave
Inleiding
1. De wereld globaliseert en de economie verandert. Wat gaan we doen?
2. De samenleving vergrijst en verkleurt. Wie gaan het doen?
3. De wereld wil meer, de natuur kent zijn grenzen. Hoe nu verder?
4. Het is nooit af.
--------------------------------------------------------------------------
Inleiding
De wereld verandert, onze samenleving verandert, en dat biedt kansen.
We kunnen voor onszelf, onze kinderen en alle generaties die komen in dit
deel van Europa een samenleving bouwen die de meest aantrekkelijke,
uitdagende en welvarende ter wereld is. Waar we niet alleen consumeren en
welvaart verdelen, maar ook welvaart en welzijn scheppen. Een samenleving
die iedere ingezetene, hier geboren of van elders komend, de beste kansen
biedt om een bestaan voor zichzelf en zijn naasten op te bouwen. Met een
overheid die zich als eerste doel stelt ons de ruimte en vrijheid te geven
om dat mogelijk te maken, en die de helpende hand biedt als wij het alleen
niet kunnen bewerkstelligen. Een samenleving die onze kinderen, maar ook
volwassenen die verder willen, het beste onderwijs van de wereld geeft.
Waar je aangenaam kunt wonen op de plek die het beste bij je past. Een
samenleving die gemaakt en onderhouden wordt door de mensen zelf.
Misschien hebben we eigenlijk al zo'n samenleving, of zijn we er al dicht
in de buurt. Dit land doet het al zo goed. Maar in het land waar we over
enkele decennia leven zal weinig meer op het oude Nederland lijken. Onze
samenleving gaat sterk veranderen. Globalisering, vergrijzing, verkleuring
en veranderingen in het milieu en de energiehuishouding zijn daar de
oorzaak van. Wij geloven dat die grote bewegingen geen bedreiging vormen,
maar juist kansen bieden om een nog veel betere samenleving te bouwen.
Dat bouwen gaan wij zelf doen. Wij noemen ons een sociaal-liberale partij
omdat we menen dat als wij het individu de grootst mogelijke ruimte en
vrijheid geven, zij of hij samen met anderen die begerenswaardige
samenleving schept die ons voor ogen staat. En wij geloven niet dat de
politiek daarbij achterover kan leunen.
Van de politiek en de overheid wordt verwacht dat ze de benodigde
veranderingen schetsen, doorvoeren, en vooral ons daar in meenemen. Zodat
wij een betere samenleving kunnen overdragen aan de volgende generaties.
De politiek moet aan de mensen overlaten wat zij zelf willen en kunnen
doen om de uitdagingen aan te gaan. En de politiek moet duidelijk maken
wat de overheid voor de mensen kan doen om ze daarin te steunen. Zonder
uit het oog te verliezen dat de samenleving steeds complexer wordt,
simpele maatregelen van bovenaf niet meer toereikend zullen zijn en mensen
op eigen kracht betere wegen zullen vinden. Uit onze sociaal-liberale
opvattingen vloeit voort dat we mensen daartoe willen versterken in hun
talenten en mogelijkheden. Daarom zullen we ons blijven inspannen om het
onderwijs op een hoog niveau te brengen en voor iedereen toegankelijk te
houden.
D66 heeft, als meest Europese en internationale partij, altijd de blik op
de wereld gericht en kijkt verder dan puur nationale of zelfs
chauvinistische belangen ingeven. We zoeken juist aansluiting met het
sociaal-liberale gedachtegoed waar ook ter wereld en werken samen met
mensen met wie we dat kunnen delen. We beoordelen mensen daarom op wie ze
zijn, niet aan de hand van het paspoort dat ze dragen.
Soms moet een sterke overheid het voortouw nemen omdat er werken verricht
moeten worden die de mensen niet makkelijk zelf kunnen of willen doen. Of
omdat de vrijheid van individuen zijn grenzen kent, die door hun overheid
dan ook helder afgebakend moeten worden. En vooral omdat sociaal-liberaal
betekent dat vrijheid met verantwoordelijkheid gepaard gaat:
verantwoordelijkheid om solidair te zijn met anderen die echt hulp nodig
hebben. Soms kan die solidariteit beter, efficiënter én ook goedkoper via
de overheid geregeld worden.
De overheid die D66 voorstaat past maximaal bij deze visie op het
individu, vrijheid en sociaal-liberalisme. Omdat we zo'n overheidscultuur
nog niet hebben moeten we aan de slag. D66 was altijd al het
ontmoetingspunt van mensen die verzet aantekenen tegen de heersende
politieke cultuur. Vanaf de oprichting betoogden wij dat het staatkundige
bestel gewijzigd moest worden, om passende antwoorden te vinden op de
vragen van de snel veranderende samenleving. Een van die antwoorden die
wij hebben is democratisering van het bestuur op alle niveaus, met als
doel om mensen meer zeggenschap te geven over hun eigen leven.
We constateren dat de stormloop op het politieke bestel nog niet is
gelukt, maar we geven niet op. We zullen blijven pleiten voor meer
democratie, op lokaal en landelijk niveau. De winst is dat we inzien dat
we niet alleen het politieke bestel op de korrel moeten nemen, maar zeker
ook de overheid. Wij hebben goed geluisterd naar de mensen die vragen om
revolutionaire veranderingen. De mensen torsen de zware last van de
overheid op hun schouders en geven de politiek de schuld van de rugpijn
die dat oplevert. En weer nemen we de moeilijke weg, en roepen we op tot
een stormloop, en zeggen we dat ingrijpende veranderingen in de
overheidscultuur hard nodig zijn.
Wat wij willen is een overheid die ten dienste staat aan ons doel: te
komen tot die meest uitdagende, welvarende en aantrekkelijke samenleving
die de aarde kent. Wat wij vooral van de politiek mogen verwachten is een
overtuigende visie die schetst hoe wij die samenleving gaan
bewerkstelligen.
Dit manifest is bedoeld als de aanzet tot zo'n plan waarin D66 die
samenleving van over pakweg dertig jaar tekent en de manier om er te komen
uitstippelt. We beantwoorden de vragen wat wij dan zullen doen om welvaart
te scheppen in een wereld zonder grenzen; wie het zullen doen in een
samenleving met veel meer ouderen dan nu maar ook veel meer medeburgers
met een niet-klassiek Nederlandse herkomst; hoe we dat zullen doen op een
duurzame wijze en met hele andere energiebronnen en grondstoffen dan nu.
Deelt u die visie met ons dan nodigen wij u uit. Doe met ons mee en help
die samenleving te realiseren.
--------------------------------------------------------------------------
1. De wereld globaliseert en de economie verandert. Wat gaan we doen?
Wat gaat er gebeuren?
Eerst kwam de stad dichterbij het dorp, toen konden onze grootouders en
ouders opeens reizen naar kusten en steden in de buurlanden, nu vliegen
wij naar andere continenten. Met het kleiner worden van de wereld
verdwenen grenzen en werden nieuwe verbonden tussen landen gesmeed. We
delen munt, markten en besturen met onze buurlanden en straks met hun
buurlanden. Wij profiteren van de mogelijkheden die hun markten,
werknemers en consumenten bieden en we zullen hen ook van ons laten
profiteren.
In het oosten ruikt een veelvoud van het aantal mensen dat hier leeft aan
vrijhandel, vrije markten en nieuwe welvaart. Zij grijpen met al hun inzet
en arbeidsvermogen de nieuw geboden kansen. Het arbeidspotentieel dat daar
nu ontsloten wordt zal nog vele decennia groeien en ons uitdagen. Onze
ondernemingen grijpen die mogelijkheden en zullen doorgaan met het
verhuizen van hun productiecapaciteit naar de nieuwe werelden, ons
definitief in het postindustriele tijdperk achterlatend. Ondernemers
zullen de afzet van hun producten of diensten in regio's ver buiten wat we
nu Nederland noemen niet meer als 'export' beschouwen. Werkzoekenden gaan
hun blik verruimen over klassieke landsgrenzen heen. Technologische
ontwikkelingen in communicatie en media vervagen die landsgrenzen nog
meer. De mogelijkheden om op enig moment met wie dan ook te communiceren
nemen toe en komen voor steeds meer mensen binnen bereik.
Over pakweg enige tientallen jaren zullen we heel anders denken over vaste
waarden als 'land' of 'natie' dan nu. We zullen ons minder met mensen
verbonden voelen door taal en bodem, maar meer door gemeenschappelijke
activiteiten en doelen. Ons speelterrein zal in ieder geval Europa
beslaan, maar voor veel zaken zal het afgezonderde gebied dat 'Nederland'
heet nog steeds ons doen en laten bepalen, en ons een gemeenschappelijke
identiteit geven.
Wat betekent dat voor onze samenleving?
Gaan we als angsthazen versteend in de aanstormende koplampen van de
globalisering staren? Daar is geen reden toe. Dat oude sectoren zich
verplaatsen of zelfs verdwijnen is van alle tijden. Leerlooiers en
touwslagers zijn al honderd jaar uit het straatbeeld verdwenen. We zullen
ook minder landbouw hebben, omdat we ons voedsel veel meer van ver gaan
halen. Juist de armere landen kunnen we het beste helpen door ze de kans
te geven hun waar bij ons te verkopen. In dit deel van Europa moeten we
ons met andere zaken gaan bezighouden. Ook omdat we in de Europese Unie
andere landen en volkeren gaan verwelkomen die willen meedoen en groeien.
Dat maakt Europa sterker, maar het vereist wel dat Europa democratischer
wordt. We moeten er voor zorgen dat in het vergrote Europa het Europese
bestuur beslist over de zaken die Europa als geheel aangaan, maar dat de
mensen in de regio alle instrumenten krijgen om hun samenleving 'om de
hoek' naar eigen goeddunken kunnen inrichten.
De snel ontwikkelende wereld biedt ons juist veel kansen. Wij weten al hoe
we moeten reageren. Niet door grenzen te sluiten, producten te weigeren of
anderen te verbieden hier hun diensten aan te bieden. Wij in Europa zijn
goed in kennis en creativiteit. De grondstoffen waarmee we in de
samenleving van straks hier het geld verdienen kunnen niet meer het gas
onder de grond, zuivel of kasgroente, of metalen of plastic onderdelen
zijn.
Het moet kennis en creativiteit zijn. In onze wereld van over enkele
decennia zal het aantal hoger opgeleiden nog weer hoger zijn. We moeten ze
voorzien van kennis van nieuwe technologieen, in de natuurwetenschappen,
de biochemie, medische wetenschap en de farmacie, in de media, kennis van
financiele producten, organisatiebestuur en managementtechnieken. Kortom,
terwijl in andere landen goederen en diensten worden geproduceerd, gaan
Nederlanders de kennis voortbrengen waarmee die zaken worden gemaakt, en
ontwerpen wij hoe de bedrijven en processen eruit moeten zien. In de
samenleving van straks komt de welvaart niet meer van de lopende band, en
daar mogen we blij om zijn.
En niet alleen in de marktsector moeten we proberen toonaangevend te zijn.
Uitgevers van (nieuwe) media, programmamakers op tv en online, operazangers
en popmuzikanten kunnen binnen en ook buiten de oude landsgrenzen
gezichtsbepalend zijn. De kern van onze beroepsbevolking zal bestaan uit
een creatieve klasse. Nederlandse kenniswerkers spelen al een hoofdrol in
de technologieen en markten van de toekomst, zoals de wereld van de digitale
video, computergames en de wereldmarkt voor navigatiesystemen. Of neem
Nederlandse banken en verzekeraars die een voortrekkersrol spelen in markten
wereldwijd met nieuwe financiele diensten, of de mondiale media waar creatieve
producenten en mediaspecialisten met hun vondsten een wereldpubliek vermaken.
Wat gaan we er aan doen?
Daarop voortbouwend gaan we zo veel mogelijk mensen stimuleren en helpen
om nieuwe kennis en creativiteit te ontwikkelen, nieuwe producten en
diensten te bedenken en daarmee nieuwe ondernemingen te bouwen die de
wereldmarkten kunnen veroveren.
In onze samenleving van straks moeten we zorgen dat het onderwijs daarom
ingericht is op de ontwikkeling van die creatieve klasse. We hebben een
onderwijssysteem nodig dat nauw samenwerkt met bedrijven, en dat zo
precies weet in welke kansrijke kennisgebieden studenten opgeleid moeten
worden. De overheid zal de nieuwe bedrijven niet oprichten en de
technologieen niet kiezen, maar moet het onderwijs zo goed maken dat onze
slimme en talentvolle jongeren dat gaan doen. Dat ze, eenmaal afgestudeerd
de samenleving kunnen bedienen met de noodzakelijke nieuwe technieken,
producten en diensten die leiden tot nieuwe welvaart. Dat betekent niet
dat wetenschappelijk onderzoek, waarnaar in de marktsector niet direct
vraag bestaat, verwaarloosd zal worden. De overheid zal dat flink moeten
stimuleren.
Met het verdwijnen van het industriele tijdperk verdwijnen de klassieke
verschillen tussen werknemer en werkgever. En tel het vervagen van
landsgrenzen daarbij op dan zien we in onze samenleving van straks een
heel ander soort werknemer, die met andere risico's op de arbeidsmarkt te
maken krijgt en daarmee om weet te gaan. Niet een lichamelijk handicap of
massaontslag, maar achterblijvende kennis en het niet meer kunnen bijbenen
van nieuwe technieken zijn de risico's die we lopen. We moeten dus ons
leven lang blijven leren, geholpen door faciliteiten waarmee de overheid
dat ondersteunt.
Van het werkende individu zal meer verwacht worden, hij of zij zal vaker
in een overgang zitten tussen werken, leren en niet werken. Maar hij of
zij kan daar beter op voorbereid zijn dan de mensen nu, en zich daardoor
beter kunnen weren op de arbeidsmarkt. Wie onverhoopt zonder werk en
inkomen komt te zitten, kan rekenen op een snelle terugkeer in het
onderwijs dat haar of hem weer klaarstoomt voor een volgend project op de
arbeidsmarkt.
Maar uiteraard zijn er tal van redenen denkbaar waardoor zelf een
voldoende inkomen verwerven niet lukt. Sociaal-liberalen zijn dan niet
bereid om het individu aan zijn lot over te laten. Armoede betekent immers
onvrijheid en beperking. Daarom garanderen we ook in de samenleving van
straks een fatsoenlijk bestaansminimum. We moeten er voor zorgen dat
mensen niet gevangen gehouden worden in een demotiverend systeem maar ze
stimuleren om het beste uit zichzelf te halen en op actieve wijze deel te
nemen aan de samenleving.
Nu al kiezen steeds meer mensen ervoor hun kwaliteiten als zelfstandigen
op de markt aan te bieden. Dat zal in de toekomstige samenleving nog meer
gebeuren. Verschillen tussen werkgevers en werknemers vervagen. Het
dichtgetimmerde arbeidscontract, met zekerheden voor het leven en dat ook
nog eens wordt volgehangen met kralen en spiegels uit de poldercao, wordt
minder de norm. Werknemers die dat kunnen en willen gaan sommige risico's
die nu nog louter op het bord van de werkgever liggen, zelf dragen.
Bedrijven die collectieve overeenkomsten voor een grote groep werknemers
willen afsluiten kunnen daar prima over onderhandelen met die werknemers
zelf, bijvoorbeeld met hun vertegenwoordigers in de ondernemingsraden.
Maar bedrijven die dat niet willen en ook CAO's van anderen niet willen
navolgen staat het vrij om een eigen weg te gaan. Hetzelfde geldt voor
werknemers die een dienstverband willen aangaan: hoe dat eruit gaat zien
schrijft het collectief niet dwingend voor. Ook hier geldt dat de
keuzevrijheid van individuen boven alles gaat. Maar voor die mensen die
niet in staat zijn om voldoende voor zichzelf op te komen blijft de
solidariteit bestaan. Zij zullen zich altijd vertegenwoordigd zien door
sterke belangenbehartigers die in staat zullen worden gesteld om
uitstekende collectieve arbeidsvoorwaarden af te spreken.
In al deze ontwikkelingen is het cruciaal dat mensen die minder opleiding
hebben genoten op de veel flexibeler arbeidsmarkt in de dienstverlening
genoeg werk kunnen vinden. Hoogopgeleide kenniswerkers en zelfstandige
professionals, al dan niet verbonden in tweeverdienerrelaties, zullen veel
dienstverlening vragen voor zaken als kinderopvang, onderhoud en
verzorging. In die welvarende samenleving zal er nog meer behoefte zijn
aan winkelpersoneel, verzorgers, kapsters, koks en obers in de horeca,
bouwvakkers en werknemers in de entertainmentsector. We zullen de
mogelijkheden voor mensen om zich op deze manier actief te begeven op de
arbeidsmarkt stimuleren door laag betaald werk zo weinig mogelijk te
belasten, beperkende regels op te heffen en de armoedeval tussen het
bestaansminimum en betaald werk te minimaliseren.
--------------------------------------------------------------------------
2. De samenleving vergrijst en verkleurt. Wie gaan het doen?
Wat gaat er gebeuren?
In 1940 stonden tegenover elke gepensioneerde meer dan vier werkenden. In
onze samenleving van straks zal dat nog geen anderhalve werkende per
gepensioneerde zijn. Een probleem? Alleen als we bij de pakken neer gaan
zitten. Het biedt juist kansen. Want we hebben het wel over onszelf: die
ouderen van straks dat zijn wij.
Meer ouderen in onze samenleving van straks betekent dat een grotere groep
inwoners een hoog besteedbaar inkomen zal hebben. En dat zullen ze
gebruiken voor hun specifieke behoeften. Door een uitstekende gezondheidszorg
die deze mensen zelf voor een groot deel kunnen financieren praten we hier
niet over een hulpbehoevende groep. Integendeel, het is een kapitaalkrachtige
groep consumenten die jarenlang goed heeft verdiend en gespaard en die heel
bewust overweegt waar ze haar geld aan uitgeeft.
Maar ook ambitieuze mensen uit andere regio's kunnen gebruik maken van de
mogelijkheden die de vervagende grenzen bieden. Ze kunnen de gaten die
hier vallen opvullen. In onze samenleving van straks zullen ook nog meer
mensen dan nu in eerste, tweede of derde generatie van andere herkomst
zijn. Maar we moeten er voor zorgen dat zij veel sneller dan nu een plaats
kunnen vinden in onze samenleving, de juiste kennis en vaardigheden zullen
opdoen en hun plek op de arbeidsmarkt gaan vinden. Zodat onze kinderen en
kleinkinderen dan het onderscheid tussen 'andere' en 'autochtone' herkomst
minder snel maken.
Wat betekent dat voor onze samenleving?
Het betekent bijvoorbeeld nieuwe kansen voor de medische sector, een
kennisintensief terrein waar Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven
een voorhoederol in zullen spelen. Hier zal innovatie gedreven worden door
de marktvraag. Met de juiste stimulansen kunnen gezondheidszorg, farmacie
en medische bedrijven veel hoogwaardige werkgelegenheid scheppen en een
groeiende exportsector gaan vormen. En ook de dienstverlenende sectoren
gaan groeien; er zullen daar meer banen ontstaan. Niet alleen voor zorg in
en rond het huis of in de zorginstelling, maar zeker ook voor de horeca,
detailhandel, cultuur, entertainment- en toeristische sectoren kunnen
nieuwe kansen ontstaan omdat een grote groep consumenten met vrije tijd en
geld daarom vraagt.
In onze samenleving van straks zijn deze ouderen niet afgeschreven. We
gaan ervoor zorgen dat ze volop mee kunnen en willen doen, ook op de
arbeidsmarkt. Op maat gesneden zorg en ondersteuning, scholing om de
kennis bij te spijkeren, dat alles maakt dat ouderen straks fysiek en
mentaal in staat gesteld zijn om hun bijdrage te kunnen leveren. En die
ondersteuning betekent ook nieuwe vraag en economische activiteit. In de
zorg, in het onderwijs, en ook bijvoorbeeld op de woningmarkt waar de
vraag naar een passend woningaanbod zal groeien. Ouderen kunnen zelf
kiezen wat ze nodig hebben. Ze kunnen zelfs als ze dat willen langer
doorwerken.
Deelnemen aan alle processen in de samenleving is goed voor ons allen en
voor het individu. In onze samenleving van straks moeten we het slinkende
arbeidspotentieel door de vergrijzing opvangen. Dat kan door participatie
van mensen die vroeger altijd meer drempels hadden te overwinnen om mee te
kunnen doen. Niet alleen ouderen, maar ook vrouwen of mensen met een
andere afkomst. Het is nodig dat de overheid alle obstakels voor
bijvoorbeeld de participatie van vrouwen zal wegnemen.
In die samenleving van over enkele decennia is het woord allochtoon uit
ons vocabulaire geschrapt, en beschouwen we iedereen die ervoor heeft
gekozen hier te wonen als Nederlander en Europeaan. Maar een samenleving
kan alleen functioneren als we het met elkaar eens zijn over de
fundamentele normen en waarden van onze samenleving. Vrijheid voor en
gelijkwaardigheid van ieder mens, ongeacht opvattingen, geloof, seksuele
geaardheid of herkomst. Lichamelijke integriteit, de geweldloze oplossing
van belangenconflicten en een respectvol gehanteerde vrijheid van
meningsvorming en uiting, inclusief respect voor onze democratische
rechtsstaat. En iedereen die dan hier leeft verklaart die universeel en
zonder meer bovengeschikt aan tegenovergestelde waarden. Daar hebben we in
West-Europa eeuwen voor gestreden en voor wie die waarden niet onderschrijft
is, zonder aanzien des persoons, geen plek in onze samenleving.
Iedereen die dit onderschrijft, ook hij of zij die niet de klassieke oer-
Hollandse achtergrond heeft, moet de beste kansen krijgen om een positie
in onze samenleving te verwerven.
Wat gaat we er aan doen?
Maar hij of zij zal er ook wat voor moeten doen. Zonder initiatieven van
de mensen zelf zal er geen vooruitgang zijn. Kennis vergaren is de beste
manier voor iedereen, ook zij die beginnen met een achterstand, om een
volwaardige plek te verwerven in de samenleving. Onderwijs en scholing is
daarmee de beste aanjager van integratie. Als iets de integratie drijft is
het de ontmoeting van (jonge) mensen, ontmoetingen die leiden tot begrip,
vriendschap en zelfs liefde. En als er een plek is waar die vriendschappen
en liefdes voor het leven ontstaan is het de school, hogeschool of
universiteit. Met steeds meer jongeren die naar hogere opleidingen gaan
neemt de kans op een samenleving die niet scheidt maar verbindt toe. Als
jonge mensen hun etnische en culturele verschillen laten voor wat ze zijn
en besluiten samen verder door het leven te gaan is integratie een feit.
Daarom willen we in onze samenleving van de toekomst de hoogste prioriteit
geven aan het betrekken van alle kinderen, van jongs af aan in het
onderwijs. De sleutel ligt in de eerste plaats bij de ouders, die we gaan
stimuleren mee te doen om het beste uit hun kinderen te halen. Ook hier
moet onze sociaal-liberale aanpak leidend zijn: vrijheid voor ouders
betekent ook verantwoordelijkheid nemen door die ouders, zeker als zij ook
rechten willen doen gelden op de vruchten die de samenleving voortbrengt.
Ouders die het nalaten zullen het voelen, ouders die meedoen zullen zien
dat hun kinderen het gaan maken in onze complexe samenleving van de
toekomst. Omdat ouders het moeten doen, moet jeugdbeleid, gericht op de
jongsten die al een achterstand dreigen op te lopen, altijd ook de ouders
erbij betrekken en verantwoordelijk houden.
Om dat alles mogelijk te maken zal onderwijs en welzijnsbeleid nog meer
dan nu de grootste investeringen van de overheid vragen. De investeringen
zullen gericht zijn op een grotere diversiteit in het onderwijsaanbod,
zodat ieder individu een op zijn of haar talenten afgestemde opleiding kan
volgen. De informatiesamenleving bedient, hoe massaal hij ook is, op
allerlei gebieden mensen op het kleinste niveau en kan in elke
kennisbehoefte tegemoetkomen.
Het onderwijsaanbod mag niet meer bestaan uit een paar richtingen, die al
vroeg gekozen moeten worden en die vaak eenrichtingsstraten blijken te
zijn. Falen hoeft niet te leiden tot uitval. Jeugdige ongedurigheid hoeft
niet te qetekenen dat ontwikkelingsmogelijkheden definitief afgesneden
worden. Laatbloeiers krijgen dezelfde kansen als vroegrijpe studiebollen.
Een leven lang leren wordt een vanzelfsprekendheid. Iedereen die in een
zekere fase van zijn leven toe is aan een andere keuze in zijn loopbaan en
nieuwe kennis wil verwerven, krijgt in het onderwijssysteem van straks
alle kansen. Kennis verwerven zal als altijd inspanning kosten, maar wie
dat opbrengt krijgt van de overheid alle steun. Wie minder goed met het
hoofd kan leren, maar wel goed met de handen, krijgt de kans om via
praktijkonderwijs zich te scholen voor een kansrijke positie op de
arbeidsmarkt, desnoods telkens weer als het nodig is, een werkzaam leven
lang.
Een breed geschakeerd onderwijsaanbod maakt kleinere, persoonlijkere
opleidingen, scholen en instituten mogelijk waar het team van docenten
weer zelf het onderwijs kan vormgeven en met hun vakmanschap weer glans
geeft aan de opleiding. Met name het beroepsonderwijs en lager theoretisch
onderwijs kan daarvan profiteren en jongeren veel beter weten vast te
houden en te begeleiden naar de volgende stap op de arbeidsmarkt. En het
hogere onderwijs gaat zonder de last van het ouderwetse gelijkheidsideaal
talenten scouten en stimuleren om te excelleren.
Op deze manier zullen we straks niet bang hoeven te zijn dat er te weinig
mensen in de kracht van hun leven zullen zijn die kunnen werken aan een
welvarende samenleving. De samenleving die we dan hebben zal iedereen, van
jong tot oud, man of vrouw, nieuwkomer of autochtoon van generaties,
stimuleren om mee te doen.
--------------------------------------------------------------------------
3. De wereld wil meer, de natuur kent zijn grenzen. Hoe nu verder?
Wat gaat er gebeuren?
Oliemaatschappijen zoeken steeds fanatieker naar het zwarte goud, steken
er meer geld in, landen beconcurreren elkaar steeds vaker om de aanvoer
ervan, maar vroeg of laat komen we erachter: de makkelijke energiebronnen
olie en gas zijn gewoon op. En dat geldt niet alleen daarvoor, ook andere
grondstoffen worden schaarser. Metalen, hout, en zeker ook water, het
levenselixer van onze planeet. Grote bevolkingsconcentraties overal op de
wereld dreigen door watertekorten in nood te komen en zullen fanatiek,
soms agressief, op zoek gaan naar nieuwe wateraanvoer.
Het zal de stabiliteit op de wereld niet ten goede komen en voor
internationale spanningen zorgen. Maar bovenal worden we door deze
schaarstevraagstukken weer met de neus op de feiten gedrukt: een duurzame
samenleving, een duurzame economie vergt onze uiterste inspanning. Een
simpele oplossing is er niet: er zal ook over enkele decennia bijvoorbeeld
nog niet een goedkope, alom aanwezige energiebron zijn die de huidige
heeft vervangen.
De ontwikkelingen rondom olie en gas, nu al zo duidelijk zichtbaar, zijn
exemplarisch voor het groeiende schaarsteprobleem van alle grondstoffen.
Honderden miljoenen mensen elders op de wereld die nu nog een bescheiden
energievraag hebben, zullen straks even gretige verbruikers zijn als wij.
De groeiende economieen in Azie, waar veel meer mensen leven dan hier,
zullen een groter deel van de beschikbare bronnen en grondstoffen opeisen.
Het zal de machtsbalans op de wereld veranderen. De Verenigde Staten
smeden nu al vaker allianties in het Oosten dan met hun oude bondgenoten
hier. De nieuwe machtscentra China en India zullen de geopolitieke balans
ingrijpend veranderen, waarbij Europa meer aan de zijlijn dreigt komen te
staan.
Wat betekent dat voor onze Europese samenleving?
Het is een illusie om te denken dat we het energievraagstuk en andere
schaarsteproblemen lokaal kunnen oplossen. Neem de tientallen miljarden
die nu al nodig zijn voor het onderzoek naar kernfusie, misschien een
oplossing in de verre toekomst. Die kunnen niet meer door een enkel land
worden opgebracht. Dat vergt internationale samenwerking, samen
financieren, elkaar delen van projecten gunnen en nationale belangen opzij
schuiven.
Hier is Europa nodig, en soms meer dan dat. Sommige landen zullen voor de
alleingang kiezen, en anderen gaan beconcurreren. Dat kan tot spanningen
leiden, maar het is onze sociaal-liberale taak om hen te overtuigen mee te
blijven doen, bijvoorbeeld in Europees verband. Europa moet zijn rol in de
nieuwe geopolitieke verhoudingen opeisen, en op een andere manier dan de
andere grootmachten dat wellicht zullen (blijven) doen. We moeten
allianties smeden, investeren in economie en groei in landen die
achterlopen maar ook willen meedoen en zorgen dat zij volwaardige partners
van ons kunnen worden. Wij moeten er voor zorgen dat overal op de wereld
zelfbewuste, welvarende en vrijheid opeisende middenklassengroepen
ontstaan. Een sterk Europa, dat zich niet dominant of zelfs bedreigend,
maar als meebouwende partner opstelt, is misschien wel een
vertrouwenwekkender alternatief dan grootmachten die vooral powerplay
spelen.
De Europese Unie kan zo in die geopolitiek rondom grondstoffen een
hoofdrol spelen. Bestuurlijke vragen rondom de productie en distributie
van energie in Europa worden straks in Brussel opgelost, vragen rondom de
relatie met landen om ons heen waar we brandstoffen van betrekken
eveneens. Daar ligt een misschien nog wel grotere uitdaging voor de
Nederlandse politiek: te zorgen dat Europa in de toekomst krachtdadig en
zelfbewust in de wereld haar belangen kan verdedigen. De eenwording van
Europa lijkt nu te stagneren, maar we kunnen het ons niet veroorloven dat
in de wereld van straks Europa verdeeld is, zeker niet over de
vraagstukken van energievoorziening en schaarste.
In onze samenleving van straks is het nodig dat we het buitenlandse beleid
van de lidstaten meer dan ooit harmoniseren en met een stem belijden. Wij
sociaal-liberalen moeten ervoor ijveren dat dat inzicht in de politiek
hier maar ook in andere Europese lidstaten zal doorbreken. Dat moet alle
lidstaten ertoe brengen om straks een sterk Europa een hoofdrol te laten
krijgen in de duurzame energievoorziening van de Europese samenlevingen.
Wat gaan we aan het schaarsteprobleem doen?
Auto's, vliegtuigen en energiecentrales, feitelijk alle energieverslinders,
zijn cruciaal voor het draaiende houden van onze samenleving. Zuiniger omgaan
met energie helpt, maar zonder energie kan nooit. Mobiliteit, de mogelijkheid
voor individuen om zich naar wens en behoefte te verplaatsten, is cruciaal in
een samenleving die iedereen wil laten meedoen en die de welvaart zo goed
mogelijk voor iedereen bereikbaar wil houden. Die mobiliteit mag dus niet
afnemen.
Dat betekent niet dat in onze samenleving van straks autogebruik en
wegennet ongebreideld gegroeid zullen zijn. Door de vergrijzing neemt de
bevolkingsdruk eerder af dan toe, en zullen we niet meer de groeicijfers
van autogebruik en vervoer kennen die we de afgelopen decennia zagen.
De uitdaging is enorm maar in onze samenleving van straks moeten we hem
aangaan. We hoeven geen helderziende te zijn om te voorspellen dat alle
auto's op andere, schonere brandstoffen zullen rijden. De uitdaging is om
niet alleen de auto's, maar ook de verwarmingsketels, de vliegtuigen, de
fornuizen en de energiecentrales op andere minder snel uitgeputte bronnen
te laten werken. De noodzaak om andere bronnen te zoeken biedt ook de kans
om een economie te bouwen die natuur en milieu niet meer aantasten op die
onverantwoordelijke manier die we onszelf zo lang dachten te kunnen
veroorloven.
Om die nieuwe energiedragers op een duurzame wijze bij consumenten en
bedrijven te krijgen is wel een initiërende en stimulerende rol van de
overheid nodig. Die moet de zoektocht en ontwikkeling van nieuwe, duurzame
energiedragers, vooral in het eerste deel van het traject waar de
wetenschap en onderzoek een hoofdrol spelen, steunen en hier en daar zelfs
initiëren. De overheid is dat ook aan de samenleving verplicht in de
komende transitiefase waarin nieuwe, duurzame energiebronnen de rol van
fossiele brandstoffen gaan overgenomen, juist omdat diezelfde overheid
voorlopig nog de inkomsten heeft uit gas en olie.
We gaan ervoor zorgen dat duurzame energiedragers, bijvoorbeeld
biobrandstoffen en waterstof, in de samenleving van straks overal
voorhanden zijn, bijvoorbeeld door de overheid haar steentje te laten
bijdragen aan de ontwikkeling van transportinfrastructuur en tankstations.
De overheid gaat zorgen voor de doorbraak van het klassieke kip-ei
probleem, het creeren van voldoende massa om nieuwe technologieen
geaccepteerd te krijgen. De overheid zal dat niet doen door de ontwikkeling
van nieuwe energiebronnen of andere grondstoffen op haar te nemen, want die
taak blijft aan marktpartijen.
Burgers en bedrijven moeten vervolgens de handschoen oppakken en
investeren in oplossingen op basis van die vernieuwingen. In veel betere
netwerken van openbaar vervoer bijvoorbeeld, en goede autowegen die deels
door de gebruikers zelf gefinancierd worden.
De overheid moet die ontwikkeling stimuleren en daar waar nodig zelf
meebouwen aan goed openbaar vervoer en het wegennet. Particulieren,
bedrijven en overheid moeten straks in gezamenlijke inspanning hun
steentje hebben bijgedragen aan de oplossingen. Individuen zullen bewust
kunnen kiezen uit vervoersmogelijkheden die de omgeving weinig of niet
aantasten.
In onze samenleving van straks moeten we het schaarsteprobleem met elkaar
oplossen. En elkaar, dat is meer dan wij Nederlanders hier, dat is met
landen en volken vlak bij ons in Europa, en verder weg in een wereld die
door de globalisering altijd dichtbij is.
--------------------------------------------------------------------------
4. Het is nooit af.
Ook in de toekomst zullen er problemen zijn die om een oplossing vragen.
Maar we willen ons nu al inspannen om ervoor te zorgen dat de problemen
van vandaag dan opgelost zijn. Wij willen dat mensen hun vrijheden
gebruiken en visies ontwikkelen om die oplossingen zelf te vinden. En waar
nodig zal een sterke overheid ons daarbij bijstaan, zonder dat die
overheid ons zal belemmeren.
In die samenleving moeten we de grote uitdagingen waarmee we nu
geconfronteerd worden, zoals de globalisering, de vergrijzing, de
verkleuring van de samenleving en de vraagstukken rondom duurzaamheid en
milieu aangaan. We moeten álle mensen toerusten om volop mee te kunnen
doen in die grote wereld, door ze met het beste onderwijssysteem dat er is
tot creatieve en kennisrijke mensen te maken, die zelf hun bestaan vorm
kunnen geven.
Zij zullen hun werkzame leven minder dan ooit in fabrieken of op het land
doorbrengen, maar besteden aan creatieve activiteiten waarmee ze nieuwe
producten en diensten ontwikkelen en verkopen op de wereldmarkten. We
kunnen dan veel meer dan nu zelf kiezen waar en hoe we willen wonen,
werken en recreëren, zeker als we ons best ervoor doen dat natuur en
milieu daardoor niet aangetast worden. We moeten ervoor zorgen dat zij
voor dat alles gebruik kunnen maken van de belangrijkste grondstof voor
onze welvaart, energie, zonder dat die nog langer een bedreiging vormt
voor klimaat en leefomgeving. We willen dat de mensen dan een overheid
aantreffen die hen niet in de weg staat, hen niet bevoogdend toespreekt
maar die hen bijstaat waar nodig, en daarnaast vooral veel vrijheid en
ruimte biedt.
Kortom, een samenleving waar mensen nog beter dan nu zijn toegerust om die
meest aantrekkelijke, uitdagende en welvarende gemeenschap te scheppen die
ons voor ogen staat. Laten we met iedereen die zich hierin herkent een
brede sociaal-liberale beweging vormen. Een kwestie van denken, durven,
doen.
--------
(c) 2006 D66
**********
Dit bericht is verzonden via de informele D66 discussielijst (D66 at nic.surfnet.nl).
Aanmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SUBSCRIBE D66 uwvoornaam uwachternaam
Afmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SIGNOFF D66
Het on-line archief is te vinden op: http://listserv.surfnet.nl/archives/d66.html
**********
More information about the D66
mailing list