Botsende Meningen en democratie

Hein van Meeteren heinwvm at CHELLO.NL
Fri Oct 15 11:15:33 CEST 2004


REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl

Aangezien de zelfgenoegzaamheid op deze lijst af en toe de intolerante
kop opsteekt, hier een gejat essay uit buurland Belgia, van de
Liberales-club:

Essay

Botsende meningen zijn het fundament voor de democratie - Ignaas Devisch

Nog niet eens dertig jaar geleden was het duidelijk waarrond politiek
draaide: de strijd om ideeën. Je had een aantal dominante ideologieën
die om de zoveel jaar om de macht streden. Om die strijd te winnen,
waren de verkiezingen al bij al van ondergeschikt belang. De ideologieën
hadden een dermate grote greep op de samenleving dat de meeste kiezers
als een soort van automatische piloot telkens opnieuw het vakje van de
‘juisten’ invulden. De zuilen bepaalden het perspectief van waaruit je
de maatschappij benaderde. Zij hadden een dubbele functie. Elk op zich
ondersteunden ze de individuele leden van de samenleving ‘van de wieg
tot aan het graf’ en samen vormden ze het fundament dat nodig was om tot
een stevig geordende samenleving te komen. De politiek had van daaruit
een verhouding met groepen en niet zozeer met individuen. Individuen
werden gerepresenteerd door de zuilen die natuurlijk naderhand vooral
zichzelf representeerden. De kloof tussen burger en politiek was toen
oneindig veel groter dan nu. Natuurlijk maakt de strijd om ideeën het
wezen van een democratie uit. Het probleem was natuurlijk dat die strijd
zich zelden in het parlement afspeelde. Politiek werd bedisseld op
‘canapés’ en beslecht via ‘wafelijzers’ om de verschillende breuklijnen
en landsgedeelten in een maatschappelijk evenwicht te houden.

Politiek zoals hierboven kort beschreven was bij wijze van spreken een
objectief gebeuren. Het vertrok vanuit een onweerlegbaar fundament van
waaruit alles logisch voortvloeide en duidelijk aangaf waarheen de
samenleving moest evolueren: naar God, naar Marx’ vrije maatschappij,
naar de koning. In onze samenleving was die waarheid gelukkig
gedeeltelijk gedemocratiseerd, zodat we kunnen spreken van een ‘gematigd
objectivisme’. Pure objectiviteit vindt eigenlijk men alleen terug in
een dictatuur. Daar zijn de waarheid en het doel van de politiek
vastgelegd door één allesbepalende ideologie, zij het dat die waarheid
vaak de waarheid van één persoon is. Objectivisme kan daarom evengoed
uitmonden in louter subjectivisme. Zij delen immers één belangrijk
kenmerk: de ideologische waarheid is niet voor discussie vatbaar en dus
nooit weerlegbaar.


Progressief en conservatief

Vandaag zijn de zuilen niet verdwenen, maar hun maatschappelijke,
bindende functie is dat wel. Het automatische verzuilde levenstraject
van voorheen bestaat niet langer en we kiezen voortaan in eigen persoon
voor wie we stemmen. We gaan uit van ons grillige en zo subjectief
mogelijk verlangen van het moment. Vast staat vooral dat er maar zeer
weinig meer vast staat. Alles beweegt en niemand heeft er eigenlijk vat
op. Die voortdurende flux is boeiend, maar tegelijk problematisch omdat
ze niet te stoppen lijkt en geen ankerpunten biedt. Dat zorgt blijkbaar
voor angst. Angst om job en lief te verliezen, angst om het huis niet
meer te kunnen afbetalen, angst zichzelf en de ander niet langer te
kennen, angst om veel te veel.

Afhankelijk van het perspectief is de bovenstaande evolutie positief dan
wel negatief. Vanuit een progressief liberaal standpunt zijn er vooral
positieve geluiden op te vangen. Doordat het individu een rechtstreeks
contact heeft met de politiek, is onze samenleving duidelijk
democratischer georganiseerd. Het zogenaamde middenveld waar een zekere
Verhofstadt ooit zo tegen fulmineerde, vormde een buffer tussen die
beide in en werkte bevoogdend naar het individu. Vandaag kiezen wij zelf
onze waarden en normen en dus ook onze politieke kleur. Wij steunen die
personen die wij op dat ogenblik interessant, sexy of leuk vinden,
kiezen zelf hoe we handelen en dragen persoonlijk de
verantwoordelijkheid voor de kansen die het politiek bestel ons biedt.
Het individu als moreel subject, zo luidt het verder in die analyse, is
nu pas voor het eerst ‘bevrijd’ en daar kan de democratie alleen maar
wel bij varen. Aan die democratie en aan onszelf om daar te leren mee
omgaan. Angst valt dan te verklaren als het tijdelijke ongemak dat wij
vertonen bij zoveel ‘snelle’ evoluties.

Vanuit een moralistisch conservatief perspectief luidt het verhaal net
omgekeerd. Wij zijn losgeslagen, zo luidt het. We modderen maar wat aan
en enig engagement is ons vreemd. We zijn individualisten die alleen in
zichzelf geïnteresseerd zijn. Het hoger belang van de samenleving of
gemeenschap zal ons worst wezen. Of het beleid nu goed is of slecht, het
lijkt allemaal geen rol te spelen. Wij kiezen voor wat wij willen. Om
aan die chaos te ontsnappen, moeten we dringend een morele restauratie
organiseren, zo gaat deze analyse verder. Meer wellevendheid, meer
opvoeding, meer respect voor de openbare ruimte, dat soort ‘waarden’
moeten jongeren dringend opnieuw aangeleerd krijgen of het loopt met de
samenleving helemaal fout. Terug naar de gemeenschap dus, terug naar de
tijd waarin het individu nog in vastgelegde kaders functioneerde en werd
aangeleerd wat goed en fout was. Alleen dan komt het opnieuw goed.

Natuurlijk lopen die beide perspectieven behoorlijk door elkaar. Niet
dat links en rechts niet langer bestaan. Een al te luie afwijzing
daarvan is vandaag ons deel, maar zowel progressieven als conservatieven
nemen stukken over uit beide analyses. Dat is niet eens zo
verwonderlijk. Wat de beide perspectieven delen is minstens het
volgende. Ze gaan er ten eerste allebei vanuit, goedkeurend of niet, dat
we vandaag te maken hebben met het primaat van het individu. Niet de
groep maar de individuele persoon is wat telt. Ten tweede laten ze
allebei het perspectief van de economie zo goed als buiten schot. Het op
kapitalistische leest geschoeide mondiale marktmodel staat voorop en
dient als blauwdruk voor andere maatschappelijke terreinen zoals
nutsvoorzieningen en onderwijs. Enkel aan de beide uithoeken van het
politieke spectrum kan men nog kritiek horen hierop, maar ‘kritiek’ als
zodanig is, samen met vele andere fenomenen, een uitgeholde
aangelegenheid geworden. De waarheid, het fundament van waaruit ze
opereert, bestaat niet langer. Kritiek heeft geen enkele status meer.

Subjectivisme

Vanuit deze en vele andere gegevens lijkt de conclusie onvermijdelijk de
volgende te zijn: we hebben het stadium van het gematigd objectieve
verlaten en we opteren momenteel vrij massaal voor het subjectivisme. In
die constellatie telt elke mening evenveel. Niemand die nog durft te
pretenderen de waarheid uit te spreken. Zij die nog een poging
ondernemen, worden als ideologisch omschreven en uitgerangeerd. Wat telt
is alleen wat zich in onze kop afspeelt en of iets nu klopt met de
feitelijke realiteit is vaak bijkomstig. Om een voorbeeld te geven. Een
aantal jaren terug liep een cameraploeg rond in Antwerpen met de vraag
hoeveel vreemdelingen er in ‘t stad wonen. De meesten overschatten het
aantal ruimschoots, maar wat vooral opviel is dat velen aan hun eigen
cijfer bleven vasthouden, ook al werd hen daarna het enige echte en
juiste cijfer meegedeeld. “D’r zain hier viel mier Marokkonen menier!”
De feiten zijn wat ze zijn, maar ik blijf bij ‘mijn mening’. Punt andere
lijn.

Ook de politieke en parlementaire debatten verlopen vaak in die sfeer.
Men verdraait de feiten en vertelt halve of hele leugens. Niemand kan
wat, want dé waarheid bestaat niet langer. Criminaliteitscijfers zijn
daar een mooi voorbeeld van. Iedereen komt steevast met andere cijfers
voor de dag en niemand die nog de positie of de autoriteit kan innemen
om te oordelen wat waar is en wat niet. Indien ieders waarheid evenveel
telt, dan is elk tegenargument even (on-)geldig, ook al weerlegt het de
leugens van anderen. Niemand die nog een weg uitkan in deze situatie van
veralgemeend relativisme. De conclusie van velen is dat het bijgevolg
‘allemaal zever’ is en dat zij niets of niemand nog geloven, tenzij, zo
blijkt uit de verkiezingsuitslag, enkel zij die dezelfde conclusies
uitspreken en zich tegen de politiek als zodanig keren.

De status van de waarheid

Het hierboven geschetste subjectivisme of relativisme zo je wil, raakt
de kern van ons huidig maatschappelijk bestel. Willen we enigszins
helderheid verschaffen over een aantal recente maatschappelijke en
politieke evoluties, dan moeten we dit zeker in rekening brengen bij de
analyse ervan. Het betreft een vrij fundamentele aangelegenheid en zowel
de weg die onze samenleving inslaat als de politieke onzekerheid van het
moment, hebben daar alles mee van doen.

Het lijkt er sterk op dat we in ons afscheid aan het gematigd
objectieve, vrij driest tewerk zijn gegaan. Was de politiek voorheen
gefundeerd in een waarheidsdenken, dan is de enige waarheid die
overblijft, dat er niet langer waarheden bestaan. Deze paradoxale
situatie zorgt er niet alleen voor dat politiek en democratie een
bijzonder precaire aangelegenheid zijn geworden die zich volop in dat
subjectivisme hebben vastgereden. Dit subjectivisme is bovendien een
pervers nevenverschijnsel van democratisering.

Dat betekent concreet het volgende. Elke stem telt uiteraard en in een
democratie moet ieders stem gehoord worden. Dat wij in vergelijking met
een aantal decennia terug in een democratischer samenleving leven, is
vanuit een formeel perspectief een juiste stelling. Het volk heeft meer
contact met het beleid en het beleid zoekt meer contact met het volk. Of
die toename aan ‘formele democratie’ (de betere toegang tot de politieke
instellingen) heeft geleid tot een betere democratische cultuur die de
uitwisseling van meningen stimuleert en richting geeft in functie van
een toekomstig beleid, is een heel andere kwestie. Een veralgemeend
subjectivisme gaat ervan uit dat alle meningen evenveel tellen. Iedereen
verwacht bijgevolg zijn opinie of probleem in het beleid terug te
vinden. Omdat niemand ooit zijn of haar mening volledig gerepresenteerd
weet in het beleid, kunnen de ontgoocheling en het onbehagen alleen maar
toenemen. Want indien ik mijn standpunt niet vertolkt zie in het beleid,
is er iets mis met dat beleid, zo luidt de logische conclusie dan.
Bijgevolg is elke vorm van beleid, hoe goed of hoe slecht ook, steeds
een potentieel en ‘geldig’ alibi om zich tegen de politiek te keren.

Dit alles maakt anti-politiek zo ongrijpbaar en nooit met één maatregel
uit te roeien. Het politieke onbehagen verplaatst zich voortdurend en op
een lukrake manier van klacht naar klacht. Nog voor aan de ene klacht is
verholpen, staat er al een tweede klaar. Teveel van dit, te weinig van
dat, de hysterisch aandoende klachtenstroom houdt principieel nooit op,
juist omdat de verwachting is gecreëerd dat onze klachten steeds geldig
zijn en dus dringend moeten en zullen worden opgelost door ‘dé politiek’.

Subjectivisme brengt op termijn een democratie aan de rand van de
afgrond. Een democratische samenleving kan zich nu eenmaal niet funderen
op subjectivisme en relativisme, voor de goeie reden dat er in een
toestand van veralgemeend relativisme niets meer te funderen valt. Als
alles altijd waar is en dus absoluut onzeker en alle meningen kriskras
elkaar kruisen zonder meer, kan niemand welke richting dan ook aangeven
en komen we terecht in een situatie van pure vormeloosheid. Als alles
altijd even geldig is, is er nooit meer iets juist, of is alles tegelijk
fout én juist tegelijk. Als mijn opinie, los welke feitelijkheid ook,
evenveel telt als een objectief cijfer, kun je geen samenleving
besturen. Dan kom je terecht in een psychotische werkelijkheid en is elk
beleid, goed of slecht, altijd nutteloos en hopeloos en resulteert het
alleen maar in meer onbehagen. Dit onbehagen leidt vervolgens tot
heimwee naar een periode waarin de dingen wel nog ‘objectief’ duidelijk
waren, naar een politiek die dat frivole gezwets achter zich laat en een
sterk leiderschap in het vooruitzicht stelt.

Gebrek aan democratische cultuur

Het ziet er naar uit dat onze democratie in een zware crisis verkeert.
Wat er van haar overblijft is een uitgehold, louter formeel kader van
democratische instellingen dat niet wordt ondersteund door een cultuur
die zich daar rond centreert en aan democratische opvoeding of ‘Bildung’
doet. Dat komt in alle hardheid tot uiting in het feit dat wij tot nu
toe geen enkel antwoord hebben kunnen bieden aan partijen of bewegingen
die de democratische spelregels gebruiken om de democratie intern uit te
hollen en desnoods van binnenuit op te heffen. Wij moeten toegeven dat
zij inderdaad van die spelregels misbruik maken, maar veel verder komen
we niet. We zien al dan niet lijdzaam toe hoe de democratie zichzelf aan
het vernietigen is en onder het mom van democratisering zich langzaam
maar zeker volledig aan het relativisme overgeeft.

Zij lijkt daarin gesteund te worden door de ideologie van onze tijd.
Steeds meer maatschappelijke sectoren zoals onderwijs en tewerkstelling
organiseren hun eigen failliet. Zij staan voor het louter ‘aanbieden van
kansen’ of ‘leren leren’ en werken daarmee de veralgemening van het
subjectivisme in de hand. ‘Woorden' als ‘kritiek’, ‘culturele opvoeding’
of ‘emancipatie’ staan vandaag nergens meer voor. Zij zijn samen met de
ideologieën waaraan ze vasthingen, verdwenen of kunnen alleen nog maar
in een louter gratuite geste worden gebezigd. Ze zijn haast
betekenisloos geworden.

Niettemin worden wij meer dan ooit opgevoed of ‘gebildet’, maar dan op
een perfide wijze. De klassieke opvoedingsidealen zijn weggeslagen, maar
op de maatschappelijke plaats waar zij zich bevonden, heeft zich een
listige ideologie genesteld. Deze stelt zich naar buiten toe bescheiden
op en biedt naar eigen zeggen alleen maar kansen aan. Zij wil ons doen
geloven dat de ‘neutrale’ staat niet langer tussenbeide komt en het
individu zoveel mogelijk vrijheid verleent om zijn of haar eigenste
‘zelf’ te ontplooien, desnoods ten koste van de ander.

Diezelfde ideologie oefent haar maatschappelijke autoriteit nochtans uit
op de meest heimelijke manier. De zogenaamde neutraliteit resulteert in
een samenleving die het individu er gewoon toe dwingt zich terug te
plooien op zichzelf en zijn subjectivisme. In die constellatie hoeven we
niet verbaasd te zijn dat individuen zich steeds meer van de samenleving
afkeren. Hoe anders zouden we zijn dan op onszelf gericht, wanneer men
ons vertelt dat wij economisch vooral onze eigen boontjes moeten doppen?
Voor wat anders zouden wij leven dan voor onze ‘eigen brokken’, wanneer
de brokken steeds schaarser worden en wij allen tegen elkaar worden
opgezet om er zelf zoveel mogelijk van binnen te halen.

Deze veralgemeende economische “war of every man against every man” (cf.
Thomas Hobbes in zijn bekende boek Leviathan), dat is de ideologie van
vandaag die ons zo hardnekkig wil laten geloven dat alle ideologieën
voorbij zijn en dat er geen waarheid meer bestaat. Juist in de
vastberaden prekerigheid over haar eigen bescheidenheid, legt ze haar
eigen perfide strategie bloot. Omdat ze geen ideologie meer zou zijn,
ontloopt ze handig elke vorm van kritische bevraging. Iemand die alsnog
een poging daartoe onderneemt, krijgt het adjectief ‘intellectueel’,
‘ideologisch’ of ‘ivoren toren’ wijsheid mee. Er is nu eenmaal dé
economie waarin we onze kansen moeten ontplooien en daar zou de
‘neutrale’ staat alleen het kader voor scheppen. Wie kan daar nu tegen zijn?

Een subjectieve democratie

Om te overleven heeft een democratische samenleving een ander
perspectief nodig, het perspectief van wat ik het subjectieve zou willen
noemen. Het subjectieve verschilt principieel van het objectieve en het
subjectivistische. Het subjectieve gaat er vanuit dat je een samenleving
alleen maar kan besturen vanuit ‘eindige waarheden’. Dat zijn waarheden
die met elkaar in botsing treden, weerlegbaar en voor discussie vatbaar
zijn, maar ook geldig zijn tot zolang het tegendeel bewezen is. Het
parlement als democratische praatbarak is het forum voor die botsing van
waarheden, van waaruit vervolgens een genuanceerd en weloverwogen beleid
tot stand komt. Een beleid dat uiteraard soms goed en soms slecht is,
maar ook hierover zullen en moeten de meningen verschillen. Dat
meningsverschil is constitutief voor de democratie. Omdat het niet
objectief vaststelbaar is waarheen de samenleving dient te evolueren,
moet ‘het volk’ zijn uiteenlopende visies hierover met elkaar
confronteren op een manier die verhelderend en voor rede vatbaar is.
Indien daarentegen alles geldig is en een overtuiging niet voor rede
vatbaar en dus onweerlegbaar is, kan een democratie geen kant meer uit.
Dan blijven we hangen in het subjectivisme, met als groot gevaar dat dit
leidt tot het hervallen in een of andere vorm van objectivisme (de
waarheid is wat die ene partij of leider zegt wat ze is).

Een ‘subjectieve democratie’ komt niet zomaar tot stand. Zij is
afhankelijk van een goed onderhouden en maatschappelijk gedragen
democratische cultuur en niet enkel van formele democratische
instellingen. Daarom is er vandaag dringend nood aan een grondige
reflectie over de democratie. Wij moeten ons fundamenteel bezinnen over
wat ik met Claude Lefort ‘het politieke’ noem. Dat staat voor de
grondbeginselen van een samenleving, de fundamenten van waaruit men een
samenleving kan of moet denken: macht, soevereiniteit, representatie, ga
zo maar door. Nooit meer dan in onze tijd is de vraag naar de democratie
zo nodig geweest. Niet alleen omwille van de totale onduidelijkheid die
er op dat vlak heerst – het kader van waaruit wij samen leven, is nog
maar voor weinigen onder ons bevattelijk. Het denkwerk over de
democratie is vooral nodig omdat ‘denken’ als zodanig vandaag onder
verdenking staat. De onmogelijkheid om vandaag nog aan ‘Bildung’ te
doen, fnuikt de democratische discussie. De democratie is wezenlijk over
zichzelf en haar eigen grenzen nadenken. Zij heeft daarom nood aan een
intelligente politiek en ze is gegrond in een continue zelfreflectie.

Die reflectie vertrekt vanuit democratische instellingen, maar kan nooit
tot stand komen zonder een democratische cultuur in alle geledingen van
de bevolking. Het gaat om een cultuur die het subjectivisme achter zich
laat, die onderwijs en andere sectoren naar behoren organiseert en niet
nalaat de democratie dag in dag uit bovenop de agenda te plaatsen.
Opiniëring en reflectie zijn dan maar enkele van de democratische
opgaven, naast vele andere: politieke bewustwording, onderwijs, leren
omgaan met de ander, een minimale vorm van publieke ruimte creëren,
overleggen, protesteren, socialiseren, arbeid scheppen, taken verdelen,
de res publica voor ogen houden, enzoverder, enzovoort.

Dat een aantal ideologieën en de erbij horende verzuiling zijn
weggevallen en dat daarmee de formele democratie is toegenomen, lijkt
mij potentieel een zeer goeie zaak. Dat daarmee ook politiek als een
zaak van handelen én van hard nadenken binnen een maatschappelijk
gedeelde en geïnstitutionaliseerde discussie niet langer als belangrijk
wordt ervaren, lijkt me bijzonder nefast. Als de democratie vandaag
ergens nood aan heeft, dan is het wel aan een op intelligente reflectie
gestoeld handelen. Want laat ons dat misverstand nu eindelijk eens uit
de weg ruimen: denken staat handelen niet in de weg. Zinvol politiek
handelen komt enkel tot stand vanuit de meest kritische en aangehouden
reflectie in een betekenis die de recente betekenisloosheid van die
woorden overstijgt. Alleen dwaze en op termijn suïcidale politiek, zij
ze uit linkse of uit rechte hoek, eist om het handelen te laten primeren
op het denken.

Ignaas Devisch

Dr. Ignaas Devisch is docent moraal en filosofie aan de
Arteveldehogeschool Gent



mailto:ignaasdevisch at tiscali.be

**********
Dit bericht is verzonden via de informele D66 discussielijst (D66 at nic.surfnet.nl).
Aanmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SUBSCRIBE D66 uwvoornaam uwachternaam
Afmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SIGNOFF D66
Het on-line archief is te vinden op: http://listserv.surfnet.nl/archives/d66.html
**********



More information about the D66 mailing list