AOW-spaarfonds

Henk Elegeert hmje at HOME.NL
Wed Oct 6 12:57:06 CEST 2004


REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl

Fritz van Rikxoort wrote:
> REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl
>
> Je gooi alles op de grote hoop en bent slecht geinformeerd, Ger,

Vooralsnog blijkt dat niet.

http://www.economie.nl/archief/red-4443.shtml

"
Redactioneel 24-9-2004, nr. 4443

Gerechtvaardigd asociaal
ESB 24-9-2004
Door: Jaime ter Linden

Het Kabinet kondigt in de Miljoenennota (MN) aan door te
gaan met drastische hervormingen van de verzorgingsstaat
door sociale voorzieningen af te bouwen en de participatie
te bevorderen. De maatregelen zijn nodig om de financiën en
de sociale voorzieningen in Nederland houdbaar te maken.
Naast de controversiële plannen die voor en tijdens deze
Prinsjesdag zijn aangekondigd, denkt het kabinet er ook over
om in de toekomst de pensioenleeftijd te verhogen (MN 2005:
50). Ook in de zorgsector zijn de voorgenomen
beleidsmaatregelen eigenlijk niet meer dan een opmaat voor
verdere bezuinigingen (zie het artikel van Schut in deze
editie).

Het Kabinet kiest - hoe pijnlijk ook - voor structurele
hervormingen die de betaalbaarheid van de (verzorgings)staat
ook op langere termijn waarborgen. De voortvarendheid
waarmee een en ander wordt aangepakt - getuige de zinspeling
op de verhoging van de pensioenleeftijd - is nodig en roept
vooral vraagtekens op over het beleid van voorgaande
kabinetten. De huidige problemen waren ver van tevoren te
voorzien; onderliggende demografische kengetallen zijn nu
eenmaal ruim van tevoren bekend.

De haast waarmee het kabinet dergelijke maatregelen
implementeert, roept veel weerstand op. Hoewel de discussie
zich het afgelopen jaar vooral heeft afgespeeld tussen
homogeen geachte groepen (kabinet, werkgevers en werknemers)
met het failliet van het poldermodel tot gevolg, wijst de
Raad van State nu op potentiële fricties binnen een groep:
de werknemers (Raad van State, 2004). De Raad stelt dat de
"onevenwichtigheid in de lastenverdeling tussen jongere
werknemers (tot 50 jaar), oudere werknemers (tussen 50 en 65
jaar) en de reeds gepensioneerden" de "solidariteit tussen
deze groepen" op het spel dreigt te zetten. Zalm erkent dit
door te benadrukken dat jongere generaties een duidelijk
perspectief moeten behouden. "De kans dat zij profiteren van
voorzieningen waar ze nu voor betalen, is gering. We moeten
niet alleen naar de zeer vocale ouderen luisteren"
(persconferentie ministerie van Financiën, 17/9/2004).

Het kabinet kiest expliciet voor een langetermijnperspectief
waarbij een balans wordt gezocht tussen de behoeften van
oudere, jongere én toekomstige generaties. In die zin kan
dit kabinetsbeleid als duurzaam worden beschouwd. Hiertoe
moet het kabinet beleidsmaatregelen nemen die nu
onherroepelijk intergenerationele spanningen oproepen. Het
langetermijnperspectief is te prijzen, maar om succesvol te
zijn, doet het kabinet er verstandig aan het
kortetermijnperspectief - waarin spanningen tussen
generaties aan de horizon rijzen - goed in beeld te houden.
Als het failliet van het poldermodel de opmaat is voor
breder maatschappelijk verzet tegen de kabinetsplannen,
dreigt het noodzakelijke draagvlak onder het beleid te
worden ondermijnd. Juist dit draagvlak kan de achilleshiel
worden van dit kabinet. De uitdaging voor het kabinet is om
de plannen nu goed te verkopen.

Vanuit dit perspectief is Zalms reactie (van 16/9/2004) op
het advies van de Raad van State ronduit teleurstellend. Hij
verengt zijn reactie op de problematiek van
intergenerationele spanning tot twee beleidsvoornemens,
namelijk het ontmoedigen van vervroegde uittreding en de
introductie van de levensloopregeling. Daarbij benadrukt hij
dat de opmerkingen van de Raad van State "een ondersteuning
[zijn] van verschillende maatregelen die in de Miljoenennota
worden aangekondigd".

Zo zal de Raad van State het waarschijnlijk niet hebben
bedoeld. Een dergelijk vraagstuk van intergenerationele
rechtvaardigheid moet integraal bekeken worden (WRR, 1999:
330) en niet per sector, zoals Zalm doet. Bovendien zijn de
gevolgen van de beleidsvoornemens op de verschillende
generaties simpelweg onvoldoende duidelijk om gerust te zijn
op het uitblijven van intergenerationele spanningen. De MN
bevat immers geen paragraaf met generatierekeningen, aan de
hand waarvan duidelijk kan worden wat de lusten en lasten
per generatie zijn van het voorgenomen beleid.1 Uit een
integrale doorrekening van de intergenerationele
welvaartseffecten kan bijvoorbeeld blijken dat de jongeren
van nu met een systematisch lager niveau van voorzieningen
te maken krijgen dan oudere generaties, terwijl zij wel de
vergrijzingslasten dragen. Juist dit inzicht kan een
ondersteuning voor het beleid opleveren. De huidige plannen
kunnen tot wezenlijke welvaartsverschuivingen tussen
generaties leiden. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk in
hoeverre de verhoging van de pensioenleeftijd en het
afschaffen van de fiscale faciliëring van vervroegde
uittreding tot wezenlijke welvaartsverschuivingen leidt
tussen generaties van (ex-)werknemers. Ook de bezuinigingen
in de zorg leiden mogelijk tot flinke welvaartseffecten,
waarbij de ene groep minder wordt gedupeerd dan de andere.
Jongere generaties zullen over een langere levensloop worden
geconfronteerd met hogere eigen bijdragen en een
'uitgekleed' pakket dan ouderen.

Inzicht in de intergenerationele lusten- en lastenverdeling
zou een rechtvaardiging kunnen vormen voor het huidige
kabinetsbeleid.2 Juist dit kabinet, dat haar beleid
verdedigt met een beroep op het langetermijnperspectief en
de belangen van toekomstige generaties, zou de impliciete
oproep van de Raad van State om generatierekeningen te maken
serieuzer moeten nemen dan Zalm nu doet. Het is een kans
voor het kabinet, dat haar moeilijkste opgave waarschijnlijk
ziet in het verkopen van het beleid. Een intergenerationele
effectrapportage kan inzicht bieden aan alle belanghebbenden
in de mate van rechtvaardigheid van het beleid. Soms kunnen
asociale kortetermijnmaatregelen op lange termijn juist
rechtvaardig zijn. Inzicht in de langetermijnconsequenties
van het beleid kan spanningen tussen generaties op korte
termijn voorkomen en daarmee het draagvlak instandhouden.
Dat laatste is een voorwaarde voor het welslagen van het beleid.



Literatuur

Bovenberg, A.L., H.J.M. ter Rele (1997) De vergrijzing en
het begrotingsbeleid. ESB, 18 juni 1997, 488-492.
CPB (2000) Ageing in the Netherlands. CPB special
publication, Sdu, Den Haag.

Van Kempen, E.J. (1996) Betaalt de baby de 'boom'? ESB, 4
september 1996.

Raad van State (2004) Adviesaanvraag ontwerp-Miljoenennota
2005. no. W06.04.0286/IV, Den Haag.

WRR (1999) Generatiebewust beleid, rapport aan de Regering
55. Sdu Uitgevers, Den Haag, 1999.

    1. Zie voor uitleg over generatierekeningen bijvoorbeeld
Bovenberg en Ter Rele (1997) of Van Kempen (1996).
    2. Het stellen van deze rechtvaardigheidsvraag is
uiteraard niet nieuw en heeft relatief recent in
beleidsadviserende kringen nog volop in de aandacht gestaan
(zie onder andere WRR, 1999; CPB, 2000).
"

**********
Dit bericht is verzonden via de informele D66 discussielijst (D66 at nic.surfnet.nl).
Aanmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SUBSCRIBE D66 uwvoornaam uwachternaam
Afmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SIGNOFF D66
Het on-line archief is te vinden op: http://listserv.surfnet.nl/archives/d66.html
**********



More information about the D66 mailing list