verslag informateurs

Bert Bakker bbakker at USA.NET
Thu May 1 19:31:40 CEST 2003


REPLY TO: D66 at nic.surfnet.nl

Ter informatie: hieronder het verslag van de informateurs, zoals zojuist
verzonden naar de Tweede Kamer.

mr. R.J. Hoekstra
mr. F. Korthals Altes
Informateurs
Postbus 20008
2500 EA ‘s-Gravenhage
Aan de Koningin
Kenmerk: FU 03/066 ‘s-Gravenhage, 1 mei 2003
Op 15 april 2003 heeft u ons verzocht om, gelet op het verslag van mr. J.P.H.
Donner en prof.
dr. F. Leijnse van 12 april jongstleden, binnen zo kort mogelijke termijn te
onderzoeken welke
mogelijkheden er thans zijn voor de vorming van een kabinet van CDA en VVD en
één of meer
andere partijen, dat kan rekenen op een vruchtbare samenwerking met de
Staten-Generaal, op
basis waarvan vervolgens spoedig een dergelijk kabinet kan worden geformeerd.
U heeft zich door ons op de hoogte laten stellen van het verloop van deze
informatie op 22 en 25
april jongstleden.
Bereidheid
Om uitvoering te geven aan uw verzoek zijn wij onze werkzaamheden op 16 april
jl. begonnen
met een gesprek met de heren Donner en Leijnse. Vervolgens hebben wij op 16
april met alle
fractievoorzitters uit de Tweede Kamer afzonderlijk gesprekken gevoerd, waarin
wij hen om
toelichting hebben gevraagd op het advies dat zij voor deze fase van de
informatie aan u hebben
uitgebracht. Daarnaast hebben wij gevraagd of zij bereid zijn om deel te nemen
aan besprekingen
over de vorming van een kabinet met CDA en VVD, en zo ja met welke andere
partij of partijen.
Uit deze gesprekken is het volgende naar voren gekomen. De LPF sluit het
voeren van
besprekingen met CDA en VVD niet uit. Gelet op de onderschrijving door de LPF
van het
Strategisch Akkoord, en het feit dat het huidige kabinet niet als gevolg van
programmatische
maar van persoonlijke meningsverschillen is gevallen, is de LPF van oordeel
dat eerst toenadering
gezocht moet worden door CDA en VVD in de vorm van erkenning dat de LPF zich
sedert 16
oktober 2002 stabiel heeft getoond in het kabinet en in de Tweede Kamer. Zij
meent daarom dat
deze besprekingen vooralsnog eerst met de andere partijen moeten worden
gevoerd. D66 is
bereid om de mogelijkheden te verkennen van een eventuele deelneming aan een
kabinet van
CDA en VVD; zij is niet bereid om deel te nemen aan een coalitie waaraan
vervolgens ook LPF
- 2 -
en/of ChristenUnie en/of SGP deelnemen. De ChristenUnie is bereid gesprekken
aan te gaan
over kabinetsvorming met CDA en VVD. Zij acht het voor de hand liggend dat ook
de SGP aan
deze gesprekken deelneemt, maar niet ook LPF en/of D66. De SGP is eveneens
bereid te
spreken over toetreding tot een kabinet van CDA en VVD, waaraan ook de
ChristenUnie
deelneemt. De overige partijen hebben meegedeeld niet aan een kabinet van CDA
en VVD te
willen deelnemen.
Op 17 april hebben wij onze eerste bevindingen besproken met de
fractievoorzitters van CDA en
VVD afzonderlijk. CDA en VVD hebben meegedeeld dat zij voor de uiteindelijke
samenstelling
van een kabinet de vraag naar stabiliteit en vertrouwen als belangrijkste
overweging zien. In dit
verband hebben zij de voorkeur eraan gegeven om de gesprekken te voeren met
D66,
ChristenUnie en SGP. Op die dag hebben wij tevens gesproken met de voorzitters
van de Eerste
en Tweede Kamer en met de vice-president van de Raad van State .
Op 19 en op 22 april hebben wij met CDA en VVD - die gelet onze opdracht in
ieder geval
betrokken zijn bij het onderzoek naar de mogelijkheden tot vorming van een
kabinet -
gezamenlijk gesproken over contouren van het te voeren kabinetsbeleid. Deze
partijen hebben
vastgesteld dat er tussen hen geen onoverkomelijke inhoudelijke of andere
beletselen zijn om te
komen tot de formatie van een kabinet waarvan zij beide deel uit maken, en dat
gesprekken met
D66, ChristenUnie en SGP kunnen worden gehouden.
Op 22 april heeft de LPF herhaald dat CDA en VVD, gegeven hun opstelling, naar
haar mening
eerst gesprekken moeten aangaan met de andere partijen. Wij hebben vervolgens
de gesprekken
met hun instemming gericht op D66, ChristenUnie en SGP, naast CDA en VVD.
Vervolgens
zijn wij op 22 april begonnen met gezamenlijke gesprekken van CDA en VVD met
achtereenvolgens D66, de ChristenUnie en ten slotte de SGP. Op 23, 24, 28 en
29 april zijn onze
gesprekken met CDA, VVD en D66 gezamenlijk voortgezet; en op 24 en 25 april
onze
gesprekken met CDA, VVD, ChristenUnie en SGP gezamenlijk.
Beleidsvragen
In de gesprekken van CDA en VVD met D66, ChristenUnie en SGP hebben wij
gevraagd welke
beleidsvragen moeten worden besproken voordat kan worden geconcludeerd of er
beletselen zijn
om te komen tot de formatie van een kabinet waarvan deze partijen deel uit
maken. In al deze
gesprekken is het door het kabinet te voeren financieel-economisch beleid
besproken. In de
gesprekken met CDA, VVD en D66 heeft D66 met prioriteit de thema’s van
democratische en
bestuurlijke vernieuwing, intensiveringen in onderwijs, onderzoek en kennis
alsmede het natuuren
milieubeleid, waaronder intensiveringen, en het Europees en buitenlands beleid
aan de orde
gesteld.
- 3 -
In de gesprekken van CDA en VVD met ChristenUnie en SGP kwamen de immateriële
en
(medisch-)ethische vraagstukken aan de orde, alsmede artikel 23 Grondwet, het
drugsbeleid, het
asielbeleid, het milieubeleid, het plattelands- en landbouwbeleid,
ontwikkelingssamenwerking, de
Europese samenwerking, het gezinsbeleid en elementen van het
arbeidsmarktbeleid.
Bureaucratie en regelgeving
CDA, VVD en D66 zijn van mening dat het kabinet de beperking van de
bureaucratie en de
vermindering van de regeldruk tot prioriteit moet maken. Dit betreft de
regelgeving zowel voor
de publieke sector als voor burgers en bedrijven
(administratievelastenverlichting). Partijen
nemen als uitgangspunt de eigen verantwoordelijkheid van burgers, bedrijven
en
maatschappelijke organisaties. Daarbij horen vraagsturing en keuzevrijheid.
Financieel beleid
Alle betrokken partijen onderschrijven de mening dat het kabinet eerst en
vooral een antwoord
op de financieel-economische noden zal moeten geven en dat daartoe ingrijpende
maatregelen
onvermijdelijk zullen zijn. De mate waarin de partijen die potentieel samen
een kabinet vormen
dergelijke maatregelen voor hun verantwoordelijkheid zullen nemen, vormt een
belangrijke
toetssteen voor de noodzakelijk geachte stabiliteit van het kabinet en voor
vruchtbare
samenwerking met de volksvertegenwoordiging.
In de gesprekken van CDA en VVD met D66 zijn voorts de volgende conclusies
getrokken. Het
financieel-economische beleid zal moeten bijdragen aan herstel van de
overheidsfinanciën – in
beginsel begrotingsevenwicht in 2007 - en aan de structurele groei van de
economie en van de
werkgelegenheid. Daartoe geldt als uitgangspunt dat in de komende
kabinetsperiode ten opzichte
van 2003 per saldo geen collectieve lastenverzwaring of -verlichting zal
plaatsvinden. Ook om
deze reden is beheersing van de premies (lasten) voor ziektekosten van groot
belang, en wel door
de eigen verantwoordelijkheid van burgers aanmerkelijk te vergroten
(pakketverkleining, eigen
betalingen met behoud van de poortwachtersfunctie van de huisarts).
Voorts is een meerjarige matiging van de loonkosten over de gehele linie
vereist. De overheid zal
haar verantwoordelijkheid nemen door de arbeidsvoorwaardenruimte voor de
salarissen in de
collectieve sector te begrenzen tot het inflatieniveau. Op werkgevers en
werknemers in de
marktsector wordt een appèl gedaan eveneens de loonkosten niet harder te
laten stijgen dan de
inflatie, zulks in samenhang met inspanningen van de overheid om de
economische- en de
kennisinfrastructuur te verbeteren. De sociale uitkeringen zullen in de pas
lopen met de
loonontwikkeling, er van uitgaande dat de marktsector eveneens tot de beoogde
loonmatiging
komt. Het kabinet spant zich in voor een evenwichtige ontwikkeling van de
inkomensverhoudingen. De te treffen ombuigingen zullen zo veel mogelijk moeten
worden
gericht op het bevorderen van arbeidsparticipatie, onder andere door
aanpassingen van
regelingen voor vervroegd uittreden en pensionering en van regelingen in de
sociale zekerheid
(arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, bijstand). De overige ombuigingen die
nodig zijn om de
- 4 -
overheidsfinanciën op orde te brengen, zullen vooral worden gezocht in
efficiency van de
publieke sector en beperking van overheidssubsidies.
Bij het uitgaven- en lastenbeleid staan de speerpunten van het kabinetsbeleid
centraal:
- bevordering van structurele groei en werkgelegenheid;
- onderwijs, onderzoek en kennis (substantiële intensivering);
- veiligheid (inclusief preventie en defensie);
- terugdringen armoedeval en (in relatie daarmee) een evenwichtig
inkomensbeleid voor
huishoudens;
- natuur en milieu (inclusief een verdere vergroening van het
belastingstelsel);
- landbouw en plattelandsontwikkeling (inclusief ecologische hoofdstructuur en
agrarisch
en particulier natuurbeheer);
- mobiliteit en bereikbaarheid (wegen en openbaar vervoer).
Sluitstuk van een stabiel financieel beleid zijn de begrotingsregels.
Uitgegaan wordt van een
voorzichtig trendmatige groei van 2¼ % BBP gemiddeld per jaar. Er geldt een
scheiding tussen
inkomsten en uitgaven. Voor de uitgaven geldt een onderscheid in drie sectoren
(rijksbegroting,
sociale zekerheid, zorg). Voor elke sector wordt een reëel uitgavenplafond
vastgesteld. Elke
sector behoort eventuele overschrijdingen binnen het uitgavenplafond te
compenseren.
Inkomstenmeevallers komen ten gunste van aflossing van het begrotingssaldo.
Inkomstentegenvallers komen ten laste van het EMU-saldo, met dien verstande
dat nadere
maatregelen worden getroffen indien tegenvallers het in het kader van het
Stabiliteits- en
Groeipact noodzakelijke structurele reductietraject van 0,5% per jaar en/of de
feitelijke grens van
een EMU-tekort - om redenen van prudentie te stellen op - 2½ % als
signaalwaarde - bedreigen.
Overige relevante beleidsvraagstukken
In de gesprekken met CDA, VVD en D66 hebben wij geconstateerd dat
fractievoorzitters
overeenstemmen over de noodzaak van bestuurlijke vernieuwing. Versterking van
het huidige
stelsel van representatieve democratie is daarvoor noodzakelijk, inclusief
versteviging van de
politieke partijen en hun wetenschappelijke instituten, alsmede door
verbetering van de
voorbereiding en uitvoering van overheidsbesluitvorming. Effectiviteit,
slagkracht en “luisterend
vermogen” van de overheid moeten worden vergroot. Dat vraagt om een
takenoperatie, waarin
regelgeving, staand beleid en organisatie van de rijksdienst onder de loep
worden genomen,
gepaard gaande met financiële taakstellingen. De nieuw optredende
minister-president zal
leiding geven aan een regiegroep democratische vernieuwing uit het kabinet,
die een grondig en
gericht onderzoek zal instellen naar de verschillende modaliteiten van de
versterking van de
positie van de minister-president, diens bevoegdheden en diens democratische
legitimatie,
waaronder de argumenten voor en tegen van een eventuele rechtstreekse
verkiezing. De regering
doet daarna zo spoedig mogelijk beargumenteerd verslag van haar bevindingen
aan de Staten-
Generaal, waar mogelijk vergezeld van concrete voorstellen.
- 5 -
Voor een betere werking van de parlementaire democratie is dualisme een
noodzakelijke
voorwaarde. Daartoe kan een herziening van het kiesstelsel een belangrijke
bijdrage leveren.
Fractievoorzitters zijn het eens dat een nieuw kiesstelsel dient te blijven
binnen de
grondwettelijke voorwaarden van evenredige vertegenwoordiging en het vaste
aantal van 150
Tweede-Kamerzetels. Uitgangspunt van verandering is een sterkere nadruk op het
eigen mandaat
van de individuele volksvertegenwoordiger. Daartoe zal worden bezien hoe een
deel van de zetels
via districten aan kandidaten kan worden toegewezen. Een ander deel zou
toegewezen kunnen
worden via landelijke lijsten die door de partijen worden vastgesteld. De
uitslag van het aantal per
partij behaalde zetels wordt bepaald door het totale aantal in het gehele land
uitgebrachte
stemmen per partij. Op deze manier wordt verzekerd dat partijen en hun
ondersteunende
kiezersgroepen op dezelfde grondslag van evenredige vertegenwoordiging als in
het huidige
stelsel in de Tweede Kamer zijn vertegenwoordigd. Het stelsel gaat uit van
ofwel één stem (die
districtsgewijs wordt uitgebracht) ofwel twee stemmen, één op de landelijke
lijst en één op een
districtskandidaat naar voorkeur. De stem op de landelijke lijst is dan
bepalend voor de
zetelverdeling in de Tweede Kamer. De partijen stellen, binnen de zelfgekozen
procedures,
kandidaten voor de districten. Dit kunnen enkelvoudige of meervoudige
districten zijn. Bij de
voorbereiding van voorstellen worden ook andere varianten betrokken die het
eigen mandaat van
volksvertegenwoordigers benadrukken. Partijen achten het gewenst dat in deze
kabinetsperiode
het nieuwe kiesstelsel wordt ingevoerd. Daartoe zal het noodzakelijke voorstel
tot wijziging van
de kieswet binnen 12 maanden na het aantreden van het kabinet om advies aan de
Raad van State
wordt aangeboden.
Fractievoorzitters concluderen met betrekking tot het correctief
wetgevingsreferendum dat het
oordeel van beide kamers in tweede lezing wordt afgewacht. Fractievoorzitters
zijn het erover
eens dat de intrekking van het wetsvoorstel tot intrekking van de tijdelijke
referendumwet wordt
bevorderd, zodat de tijdelijke referendumwet zijn gelding blijft behouden tot
de daarin
opgenomen expiratiedatum (1 januari 2005). Het blijft mogelijk dat in
gemeenten referenda
worden gehouden.
De drie fractievoorzitters verenigen zich voorts op de conclusie dat bij
aanvaarding van de
deconstitionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester in tweede
lezing, die door
partijen wordt gesteund, binnen 12 maanden na aantreden van het kabinet een
wetsvoorstel om
advies aan de Raad van State wordt aangeboden ter invoering van de
rechtstreeks gekozen
burgemeester. Belangrijke randvoorwaarden voor de invoering zijn een passende
regeling van de
bevoegdheden van de burgemeester in relatie tot de wethouders en de
gemeenteraad, zijn
bevoegdheden op het terrein van de politie, en een herziening van de
verantwoordelijkheid voor
het korpsbeheer.
CDA, VVD en D66 stellen vast dat boren naar gas in de Waddenzee niet is
toegestaan.
Aangenomen dat daar vooralsnog geen economische, budgettaire en
energiepolitieke noodzaak
voor is en er nog onvoldoende inzicht bestaat in de ecologische gevolgen
daarvan, wordt verder
gestreefd naar een moratorium van 10 jaren met betrekking tot het boren naar
gas onder de
Waddenzee. Zo zulks evenwel nodig is, kan vanuit de bestaande locaties
Paesens/Moddergat en
- 6 -
Lauwersoog, waar met het oog daarop reeds aanzienlijke investeringen zijn
gepleegd, geboord
worden, met inachtneming van de Natuurbeschermingswet. Dit zal dan
plaatsvinden onder
strikte controle en begeleiding met het oog op het verkrijgen van inzicht in
de mogelijke
ecologische gevolgen daarvan, waarbij het boren wordt gestopt indien van
nadelige ecologische
gevolgen blijkt. Eventuele adviezen van de Overlegraad Olie en Gas (OOG),
waarin
milieuorganisaties, mijnbouwindustrie en overheid participeren, zullen door
het kabinet zwaar
gewogen worden. Ten aanzien van de Biesbosch willen partijen een moratorium
van 10 jaar
instellen. De kerncentrale Borssele zal worden gesloten wanneer de economische
en veilige
levensduur geëindigd is.
CDA, VVD en D66 achten een regeling nodig voor een beperkte, nader af te
bakenen groep
asielzoekers in procedure die om niet aan hen toe te rekenen redenen nu langer
dan vijf jaar in
procedure zijn, en aan wie niet op voorhand de tijdelijkheid van verblijf is
meegedeeld, mits
aanzuigende werking en nieuwe procedures in verband met de definitie van de
groep worden
vermeden.
Partijen hebben zich ook uitgesproken voorstander te zijn van het realiseren
van een
levensloopregeling. Deze kan worden uitgewerkt als keuzemogelijkheid naast het
spaarloon.
Tot slot hebben deze partijen stilgestaan bij het Europees en buitenlands
beleid en hebben zij
afgesproken daarover nog verder van gedachten te wisselen. Afgesproken is dat
Nederland in de
Europese Unie zal streven naar scherpe normstelling ten aanzien van milieu en
diervriendelijkheid. Nederland zal geen stringenter beleid voeren dan de
Europese normen
voorschrijven, tenzij een specifiek Nederlands probleem een specifieke
oplossing vergt.
In de gesprekken – eerst afzonderlijk en daarna gezamenlijk – met
ChristenUnie en SGP is
gebleken dat de intrekking van de Wet afbreking zwangerschap, de Wet
levensbeëindiging op
verzoek, de Wet openstelling huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht en
de Wet adoptie
door paren van hetzelfde geslacht alsmede de ongedaanmaking van de opheffing
van het
bordeelverbod hun doelstelling blijft. Wel onderschrijven zij het inzicht dat
intrekking in de
komende kabinetsperiode, mede gelet op de samenstelling van de
Staten-Generaal, niet tot de
mogelijkheden behoort. Dit heeft hen tot het standpunt gebracht dat in elk
geval elke vorm van
uitbreiding achterwege dient te blijven. Dit standpunt betreft ook de
wetgeving op medischethisch
gebied (onder andere de Wet houdende regels inzake handelingen met
geslachtcellen en
embryo's), het drugsbeleid, de genetische modificatie en octrooïering van
menselijke organen.
Voor ChristenUnie en SGP is minimaal van belang dat bij handhaving van de
bestaande
wetgeving de evaluaties waartoe reeds besloten is, doorgang vinden en dat op
de betreffende
terreinen ten minste een aantal (flankerende) maatregelen wordt genomen. Wat
de Wet afbreking
zwangerschap betreft dient bij de beter te handhaven zorgvuldigheidscriteria
bijzondere aandacht
te worden besteed aan het voorhouden van alternatieven voor
zwangerschapsafbreking,
waaronder adoptie. In verband met de levensbeëindiging op verzoek hebben
ChristenUnie en
SGP om extra geld en meer aandacht voor palliatieve zorg, onder meer in de
opleidingen,
- 7 -
verzocht. Nu ChristenUnie en SGP over aanwijzingen menen te beschikken dat,
anders dan
destijds door de voorstanders van afschaffing van het bordeelverbod werd
verwacht, de
vrouwenhandel en jeugdprostitutie niet of in geringe mate zijn afgenomen, zou
de aanpak van
deze misdrijven hogere prioriteit dienen te krijgen. Gemeenten zouden ruimere
vrijheid moeten
krijgen in hun beleid de vestiging van bordelen te beperken of te
verhinderen.Van de in de Wet
houdende regels inzake handelingen met geslachtscellen en embryo's geboden
mogelijkheid tot
opheffing van het tijdelijke verbod op therapeutisch kloneren c.q. het
‘kweken van embryo’s’ zou
geen gebruik moeten worden gemaakt. Ambtenaren van de burgerlijke stand zouden
zich moeten
kunnen beroepen op gewetensbezwaren tegen het sluiten van huwelijken tussen
personen van
gelijk geslacht en in geval van een dergelijk beroep vrijgesteld dienen te
worden van het sluiten
van dergelijke huwelijken.Door de ChristenUnie is voorts meegedeeld dat zij
zeer hecht aan
enkele maatregelen op het terrein van het asielbeleid, waaronder in elk geval
een specifiek pardon.
CDA en VVD achten de wensen met betrekking tot de handhaving van de
zorgvuldigheidsnormen bij zwangerschapsafbreking en de gevraagde aandacht voor
palliatieve
zorg en de opleiding daarvoor, gerechtvaardigd. CDA en VVD zijn het erover
eens dat geen
gebruik gemaakt zal moeten worden van de mogelijkheid het verbod op te heffen
op het speciaal
tot stand brengen en gebruiken van embryo's voor wetenschappelijk onderzoek en
andere
doeleinden dan het tot stand brengen van zwangerschap. CDA en VVD steunen de
wens tot
intensivering van het opsporings- en vervolgingsbeleid bij het delict
mensenhandel en het
tegengaan van jeugdprostitutie. De VVD-fractie is bereid tot een ruimere
vrijheid voor
gemeenten om in hun beleid ter zake van ruimtelijke ordening rekening te
houden met bestaande
bordelen, ook in de regio waarin de betrokken gemeente ligt. Het CDA
ondersteunt deze
gedachte reeds. Ten slotte onderschrijven CDA en VVD de uitgangspunten van de
toenmalige
staatssecretaris van Justitie Cohen, meegedeeld in beide kamers van de
Staten-Generaal,
inhoudend dat zorgvuldige omgang met gewetensbezwaarde ambtenaren van de
burgerlijke stand
met zich brengt dat in onderling overleg in plaats van de gewetensbezwaarde
een andere
ambtenaar van de burgerlijke stand een huwelijk tussen personen van hetzelfde
geslacht voltrekt,
mits in elke gemeente de voltrekking van een dergelijk huwelijk mogelijk
blijft.
CDA en VVD achten het gewenst afspraken over deze onderwerpen in de geest van
het
voorafgaande te maken, ook wanneer ChristenUnie en SGP niet bij de vorming van
het kabinet
betrokken zijn. D66 heeft zich bij deze opvatting aangesloten, aangezien
partijen het erover eens
zijn dat het kabinet geen voorstellen zal ontwikkelen tot intrekking van de
desbetreffende wet- en
regelgeving.
- 8 -
Gevolgtrekkingen
In de besprekingen tussen de voorzitters van de fracties van het CDA en de VVD
met die van de
ChristenUnie en de SGP is aan de orde geweest of vorming van een kabinet
waarvan de leden uit
vier partijen afkomstig zouden zijn, tot de mogelijkheden zou behoren. De
voorzitter van de
VVD-fractie acht het voorgestane integratiebeleid, dat onder andere gericht is
op aanvaarding van
waarden als scheiding tussen kerk en staat en gelijkwaardigheid van en gelijke
rechten voor een
ieder, ongeacht geslacht of seksuele geaardheid, onverenigbaar met deelneming
in het kabinet,
van een partij die deze waarden zelf niet onvoorwaardelijk onderschrijft, ook
al accepteert deze
partij wel de Grondwet en de wetten waarin deze waarden zijn neergelegd.
De gesprekken met ChristenUnie en SGP zouden aldus niet kunnen leiden tot een
kabinet dat
wordt gevormd door partijen die tezamen een meerderheid in de Staten-Generaal
vormen. Gelet
op artikel 67-2 van de Grondwet, dat meerderheidsbesluitvorming voorschrijft,
is steun van
partijen die samen niet meer dan 75 zetels in de Tweede Kamer tellen,
onvoldoende. Bij de
besprekingen moest derhalve rekening gehouden worden met een variant die voor
de VVD niet
onaanvaardbaar zou zijn: binding van de SGP-fractie aan een regeerakkoord,
zonder
vertegenwoordiging van de SGP in het kabinet. De SGP heeft het antwoord op de
vraag of zij tot
zodanige steun – het gaat om steun, niet om gedogen – bereid zou zijn
opengelaten, maar heeft
haar bereidheid en voorkeur voor het op kabinetsniveau dragen van
medeverantwoordelijkheid
voor het te voeren beleid uitdrukkelijk uitgesproken. Informateurs achten
deelneming van
partijen die tezamen over meer dan 75 zetels in de Tweede Kamer beschikken op
zichzelf de
voorkeur verdienen, maar achten binnen het kader van hun opdracht deelneming
van deze vier
partijen aan het kabinet niet een strikte voorwaarde, mits door steun aan het
kabinetsbeleid wordt
voldaan aan de voorwaarde van vruchtbare samenwerking.
Op 29 april hebben wij gesproken met de voorzitters van de fracties van CDA,
VVD,
ChristenUnie en SGP. In dit gesprek heeft de fractievoorzitter van de VVD zijn
voorkeur voor
D66 bevestigd en de fractievoorzitter van het CDA heeft uitgesproken dat, mede
gelet op de
voorkeur van de VVD, de CDA-fractie ook van mening is dat de gesprekken moeten
worden
voortgezet met VVD en D66.
Op dezelfde dag zijn de besprekingen tussen CDA, VVD en D66 voortgezet,
waarbij mededeling
is gedaan van de keuze waartoe CDA en VVD zijn gekomen. De fractie van D66
bleek mandaat
te hebben verleend voor verdere besprekingen voor een te vormen te kabinet van
CDA, VVD en
D66. Tijdens dit gesprek is - gelet op de wenselijkheid nog op een aantal
beleidsterreinen tot
concretisering en verdieping te komen alvorens tot formatie over te gaan - een
nadrukkelijke
voorkeur bij de voorzitters van genoemde fracties gebleken voor een voortgezet
onderzoek van
de informateurs, gericht op de totstandkoming van een programgrondslag voor
zodanig kabinet.
- 9 -
Op 29 april hebben wij de voorzitter van de fractie van de LPF onze
bevindingen medegedeeld
en op basis daarvan jegens hem uitgesproken, dat ons onderzoek niet de
conclusie zal bevatten
dat alsnog gesprekken met de LPF zullen worden gevoerd.
De fractievoorzitters van CDA, VVD en D66 geven er nadrukkelijk de voorkeur
aan dat wij ons
onderzoek voortzetten en richten op nadere concretisering en verdieping van de
besproken
onderwerpen ten behoeve van de spoedige totstandkoming van de programgrondslag
voor een
kabinet van CDA, VVD en D66 dat kan rekenen op een vruchtbare samenwerking met
de
Staten-Generaal, opdat daarna op de kortst mogelijke termijn een dergelijk
kabinet kan worden
geformeerd. Wij adviseren u dienovereenkomstig.
Met gevoelens van bijzondere hoogachting,
F. Korthals Altes R.J. Hoekstra

**********
Dit bericht is verzonden via de informele D66 discussielijst (D66 at nic.surfnet.nl).
Aanmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SUBSCRIBE D66
Afmelden: stuur een email naar LISTSERV at nic.surfnet.nl met in het tekstveld alleen: SIGNOFF D66
Het on-line archief is te vinden op: http://listserv.surfnet.nl/archives/d66.html
**********



More information about the D66 mailing list