innovatieve achterstand

Udo Kock kock at TINBINST.NL
Tue Jun 29 16:30:06 CEST 1999


Hoewel Henk terecht opmerkte dat de informatie in Metro wat te beknopt is
voor een goede discussie, is het onderwerp interessant en belangrijk genoeg
voor deze lijst. Wellicht dat onderstaand artikel, dat vandaag in NRC
Handelsblad staat, een goede aanzet voor discussie is.

Groeten,

Udo Kock


Universiteiten hoeven niet méér geld

NRC Handelsblad, 29 juni 1999
door Bas van der Klaauw en Udo Kock 


Het afgelopen decennium is er veel veranderd aan de Nederlandse
universiteiten. Met name de manier waarop het wetenschappelijk onderwijs en
onderzoek gefinancierd wordt is herhaaldelijk aangepast. De nota 'Wie
oogsten wil, moet zaaien' over het onderzoeks- en wetenschapsbeleid, die
minister Hermans een dezer dagen presenteert, zal wederom leiden tot
veranderingen in de financiering van universiteiten. De recente
ontwikkelingen zijn de kwaliteit zeker ten goede gekomen. Ook de nota van
Hermans is een stap in de goede richting, er komt meer geld voor
vernieuwend onderzoek en de carrièremogelijkheden van jonge onderzoekers
worden verbeterd. Het proces van vernieuwing gaat echter te langzaam en het
is te bescheiden. Er gaat niet zozeer te weinig geld naar de
universiteiten, maar het beschikbare geld wordt nog steeds op een verkeerde
manier verdeeld. 

Hoewel tegenwoordig een deel van het onderzoeksgeld voor universiteiten
door KNAW en NWO wordt verdeeld op basis van onderzoeksvoorstellen, zijn
studentenaantallen nog steeds de belangrijkste bron van inkomsten voor
faculteiten. Sinds 1990 toen de studieduur in stappen werd beperkt en de
tempobeurs is ingevoerd zijn middelbare scholieren minder geneigd zich in
te schrijven voor een universitaire opleiding. Het aantal aanmeldingen liep
tussen 1990 en 1997 met 20% terug. Daarentegen is het aantal nieuwe
aanmeldingen bij het HBO in deze periode continu gegroeid. Middelbare
scholieren kiezen steeds vaker voor zeker en dus voor het HBO in plaats van
de universiteit. 

De lagere studentenaantallen aan de universiteiten hadden tot gevolg dat de
inkomsten van universiteiten daalden. Om aan deze ontwikkeling het hoofd te
bieden zijn universiteiten het hoger onderwijs gaan imiteren om zo ook in
de grotere pool met potentiële HBO studenten te kunnen vissen. Een
treffende illustratie is een recente advertentie van de Hogeschool van
Amsterdam. Puntsgewijs worden de voordelen van een 'gloednieuwe voltijd
HEAO' opgesomd. Niet 'buffelen voor allerlei aparte vakken' maar kennis en
vaardigheden verwerven voor bijvoorbeeld een carrière als bedrijfsanalist.
De nadruk ligt op het uitwerken van praktijkvoorbeelden en het oefenen van
de toekomstige beroepspraktijk in een 'virtuele adviesorganisatie'. De
advertentie wordt geïllustreerd met een foto van het leven als
afgestudeerde: gezeten op de motorkap van een (lease) sportwagen, met
mobiele telefoon in de hand, succes agenda op schoot en naast je een
laptop. Niets mis mee. Maar wel met het feit dat na deze HBO opleiding pur
sang in nog geen jaar tijd in een academische titel kan worden behaald. De
universiteiten hebben onder druk van de dalende studentenaantallen hun
eisen en programma's aangepast en zijn opgeschoven in de richting van het
HBO. 

De grotere instroom van studenten met HBO interesse en niveau heeft een
vervlakking van het universitair onderwijs tot gevolg. Omdat deze studenten
meer interesse hebben in de praktijk dan in de wetenschap is de
kruisbestuiving tussen onderwijs en onderzoek verdwenen. Veel goede
onderzoekers hebben daarom weinig behoefte aan het geven van onderwijs. Het
resultaat van dit alles is een natuurlijk selectieproces waarin de minder
goede wetenschappers worden opgescheept met veel onderwijsverplichtingen.
Studenten die wel academische interesses hebben zijn de dupe. Het onderwijs
is van slechte kwaliteit en zij krijgen niet de kans te leren van goede
onderzoekers. Hierdoor zullen op den duur steeds minder studenten na afloop
van hun studie de capaciteit en interesse hebben voor een academische
carrière. Dit openbaart zich nu al in een tekort aan promovendi.

Door het huidige financieringssysteem hebben faculteitsbestuurders meer
belang bij het aannemen van een pr-functionaris dan bij het aannemen van
een goede onderzoeker. Het resultaat is dat het gros van bijvoorbeeld de
Nederlandse economische faculteiten, ondanks de verbeteringen in de
afgelopen jaren, internationaal weinig aanzien geniet. Het is positief dat
Hermans de rol van NWO bij het verdelen van onderzoeksgeld wil vergroten,
maar door de huidige input-financiering via studentenaantallen te handhaven
blijft het fundamentele probleem onaangeroerd. De financiering van
faculteiten moet minder afhankelijk worden van studentenaantallen en meer
van onderzoeksprestaties. Faculteiten hoeven dan niet koste wat kost
studenten aan zich te binden. De kwaliteit van het onderwijs kan hierdoor
omhoog en het doen van goed onderzoek wordt gestimuleerd. 

In de nota wordt terecht de noodbel geluid over de positie van jonge
onderzoekers. Voor een mager salaris wordt door veel jonge onderzoekers met
een tijdelijk contract 50 uur per week hard gewerkt. Met z'n drieën gezeten
in een hok van vier bij zes meter artikelen schrijven op een deels met
eigen onderzoeksinkomsten gefinancierde computer. Als na een paar jaar het
proefschrift af is of het contract af loopt, is contractverlenging, tegen
nagenoeg even magere arbeidsvoorwaarden, voor slechts een klein deel
weggelegd. Geen wonder dat de universiteiten op dit moment grote moeite
hebben potentiële top academici aan zich te binden. 

Door de geringe doorstroming zijn er nauwelijks carrièremogelijkheden voor
jonge onderzoekers. Er zijn te veel slechte senior medewerkers die worden
gehandhaafd omdat er geen mogelijkheid is ze terug te zetten in de
hiërarchie. Ze worden bezig gehouden met al dan niet voor hen gecreëerde of
opgewaardeerde bestuurstaken. Taken waar ze niet voor zijn opgeleid en ook
nooit bewust voor hebben gekozen. De soms verstikkende bureaucratie op de
universiteiten, waarover Hermans zicht terecht zorgen maakt in z'n nota,
wordt mede hierdoor veroorzaakt. 

Idealiter wordt het wetenschappelijk personeel beloond op basis van
prestatieloon, zoals dat de komende jaren ook wordt ingevoerd in het
middelbaar onderwijs. Het praktische bezwaar hiervan is dat het publiceren
van een artikel soms enkele jaren duurt. Bovendien is de kwaliteit van
docenten moeilijk te meten. Een systeem met tijdelijke contracten
ondervangt deze bezwaren. Voor jonge gepromoveerde onderzoekers, postdoc's,
 is dit nu al de meest voorkomende mogelijkheid het verblijf aan de
universiteit met twee a vier jaar te verlengen. Nog beter is het
Amerikaanse job market systeem, dat ook op sommige Nederlandse faculteiten
wordt toegepast. Op de job market bieden universiteiten vaste aanstellingen
aan voor de duur van ongeveer vijf jaar ('tenure track'). Tijdens de job
market concurreren recent gepromoveerden met een aflopend contract om de
beschikbare plekken. Job markets stimuleren de mobiliteit en daardoor is er
meer directe concurrentie, hetgeen de kwaliteit van het onderzoek ten goede
komt.

Een soortgelijk systeem is ook voor hoogleraren en ander senior
wetenschappelijk personeel aan te bevelen. Momenteel is de positie van
slecht functionerende hoogleraren nagenoeg onaantastbaar. Tijdelijke
contracten kunnen dit doorbreken. Aan het begin van zo'n tijdelijk contract
moet de inhoud en omvang van onderwijs- en bestuurstaken worden omschreven.
De resterende tijd kan worden besteed aan onderzoek. Contractverlenging is
alleen aan de orde als de prestaties voldoende zijn. Voor sommige
hoogleraren betekent dit dat zij hun leerstoel verliezen. 

De roep om meer geld voor universiteiten wordt steeds luider. Naar onze
mening is meer geld niet nodig, maar is een beter verdeling van de
bestaande middelen toereikend. Het onderscheid tussen HBO en WO moet worden
verduidelijkt. Universiteiten moeten minder de nadruk leggen op praktijk en
vaardigheden dan het HBO, zonder deze aspecten overigens te verwaarlozen.
Het geven van hoogwaardig academisch onderwijs en het doen van onderzoek
moet de kernactiviteit van de universiteit worden. Een noodzakelijke
voorwaarde hiervoor is het gedeeltelijk verschuiven van de
financieringsgrondslag van universiteiten van studentenaantallen naar
onderzoeksprestaties. Bovendien moet het personeelsbeleid ingrijpend
gemoderniseerd worden. Geen enkele bedrijfstak kan zich namelijk de
combinatie van vergrijzing, lage productiviteit en beperkte
kwaliteitscontrole veroorloven. De aanzet van Hermans om hier iets aan te
doen is een mager begin. 


Bas van der Klaauw en Udo Kock zijn verbonden aan de economische faculteit
van de Vrije Universiteit en het Tinbergen Instituut.



At 09:37 AM 6/29/99 +0200, you wrote:
>Beste lijst-lezers,
>
>in de 'Metro' van vandaag staat een kort artikeltje met bovenstaande kop.
>De inleiding van het artikel luidt:
>
>     De Nederlandse overheid en het bedrijfsleven lijken steeds minder geld
>     over te hebben voor wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen.
>     Dat leidt tot een verminderde concurrentiekracht ten opzichte van andere
>     landen.
>
>Combineer dit met de geluiden over achteruitgang van de kwaliteit van het
>Nederlandse ondwerwijs, en je kan niet anders dan concluderen dat het niet
>best gaat. Nederland moet het nog altijd hebben van z'n hoog opgeleide
>beroepsbevolking, van een vooraanstaande positie op het gebied van ICT
>(denk aan de opvattingen van dhr. Wijers hierover ...).
>
>Hoe denken de mede-lijsters hierover ? Wat kunnen we hieraan doen ?
>
>m.vr.gr.
>
>Bas van Gils
>
>--
>Bas van Gils, student of Information Management and   ||    LINUX
>Technology at Tilburg University, The Netherlands.    ||    the dawn of
>http://stuwww.kub.nl/people/b.vangils                 ||    a new era
>
>The author of this E-mail requests that you regard this as a private message.
>Please do NOT distribute it! Thank you very much in advance...
>
========================================

Udo Kock

Email:  kock at tinbinst.nl
WWW:    http://www2.tinbinst.nl/~kock

Werk:   Vrije Universiteit
        Faculteit Economie
        Hoofdgebouw, kamer 2e-68
        De Boelelaan 1105
        1081 HV  Amsterdam
        telefoon: 020 - 44 461 56 
        fax: 020 - 44 460 05

Prive:  Madelievenstraat 37
        1015 NV  Amsterdam
        telefoon: 020 - 42 771 42
        fax:  020 - 42 771 42

========================================



More information about the D66 mailing list