[D66] ‘Straf de armen! Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid’
Antid Oto
protocosmos66 at gmail.com
Mon Apr 2 11:54:46 CEST 2012
http://www.uitpers.be/artikel_view.php?id=1578
Neoliberale revolutie: gespierde ‘strafstaat’ en overvolle gevangenissen
door Birgit Vanhoutte
Loïc Wacquant, ‘Straf de armen! Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid’,
EPO, Berchem, 2006, 360 blz., 25 euro, ISBN-10 90 6445 402 7.
Met ‘Straf de armen’ richt de Franse socioloog Loïc Wacquant de schijnwerpers op
een aspect van de neoliberale revolutie en de huidige mondialisering, waaraan
het mediabedrijf (en helaas ook de menswetenschappen) zelden veel aandacht
besteden. Het neoliberalisme teert op een strafeconomie (met een explosief
stijgend aantal gevangenen en gevangenissen) en vergeet daarbij één van zijn
geliefdste dogma’s: ‘minder staat’.
In de Verenigde Staten is deze uiterst verontrustende trend dertig jaar geleden
ingezet. West-Europa volgde een vijftiental jaar later en is aan een snelle
inhaalbeweging bezig. ‘Minder staat’ zo luidt het neoliberale dogma als het om
openbare dienstverlening aan de bevolking gaat, om maatschappelijk beleid,
armoedebestrijding, behoud en uitbreiding van de welvaartstaat. Op al deze
domeinen onttrekt de staat zich meer en meer aan zijn verantwoordelijkheden.
Niet op het vlak van politie en justitie. Daar luidt het devies: ‘steeds meer
staat’. Loïc Wacquant noemt dit fenomeen de ‘strafstaat’.
In de Verenigde Staten is de ‘strafstaat’ de derde belangrijkste werkgever (met
708.200 personeelsleden), na het uitzendbureau Manpower (1.610.200 werknemers)
en Wal-Mart Stores (728.000), de grootwarenhuisketen met bedenkelijke sociale
reputatie. De Amerikaanse gevangenissen telden bij het begin van de
eenentwintigste eeuw 1.931.850 ‘inwoners’ en vormden hiermee de vierde grootste
‘stad’ van de VS. Qua ‘bevolkingsaantal’ wordt het gevangeniswezen voorafgegaan
door Chicago (2.721.547 inwoners), Los Angeles (3.555.638 inwoners) en New York
(7.380.906 inwoners). In 2000 stonden niet minder dan 6,5 miljoen Amerikanen
onder gerechtelijk toezicht. 1,3 miljoen Amerikanen zaten toen effectief in de
gevangenis (46% van hen zwarten – terwijl de Afro-Americans slechts 12% van de
totale bevolking vertegenwoordigen), 621.000 Amerikanen zaten opgesloten in één
van de huizen van bewaring (41% zwarten), 3,8 miljoen Amerikanen waren
veroordeeld met uitstel (34% zwarten) en 726.000 Amerikaanse staatsburgers waren
voorwaardelijk vrij (44% zwarten).
De VS zijn de absolute koploper op het vlak van de massale opsluiting van eigen
burgers. Rond de eeuwwisseling zaten er 648 per 100.000 inwoners achter de
tralies. ‘The land of the brave and the free’ (dixit Randy Newman) liet zelfs
een door George W. Bush verguisde dictatuur en politiestaat als Wit-Rusland ver
achter zich (dat land telt 500 gevangenen per 100.000 inwoners - ter
vergelijking, op hetzelfde ogenblik zaten in België 82 op 100.000 inwoners in de
gevangenis, of een totale gevangenispopulatie van 8.342). Loïc Wacquant, een
leerling van de in 2002 overleden Franse socioloog Pierre Bourdieu, analyseert
het fenomeen van de neoliberale strafstaat en klaagt het in alle scherpte aan.
Samenwerking staat en privé…
De ‘opsluitingsrage’ van de Amerikaanse justitie was de voorbije decennia zo
driest dat de federale en lokale overheid over onvoldoende cellen beschikten. De
Amerikaanse ‘strafstaat’ zag zich verplicht een deel van zijn gevangeniswezen
uit te besteden aan de privé-sector. In 1987 telden de privé-gevangenissen 3.100
‘bedden’. Dat aantal was vijf jaar later opgelopen tot 20.700 en tegen de
eeuwwisseling tot 145.000. Loïc Wacquant: "Zeventien bedrijven, waarvan vijftien
Amerikaanse en twee Britse, bieden een totaal beheerspakket aan de gevangenissen
aan (full-scale management). Zeven ervan zijn beursgenoteerde bedrijven op de
New York Stock Exchange of op de Nasdaq: Correction Corporation of America,
Wackenhut, Correctional Services Corporation (vroeger Esmor), Cornell
Corrections, Avalon Community Services, Correctional Systems en Securicor (met
hoofdzetel in Londen)". Eind 1998 realiseerden "deze zeven bedrijven een totaal
zakencijfer van om en bij de twee miljard dollar." "Met 83 instellingen en een
capaciteit voor 68.300 gedetineerden eind 1999, had Corrections Corporation of
America 49% van de markt in handen. Daarop volgde Wackenhut met een aandeel van
27% en 26.700 plaatsen verdeeld over 39 strafcentra. En dan een handvol
bedrijven die elk goed waren voor 3 à 6% van de sector". "Aanvankelijk waren
deze bedrijven geconcentreerd in de zuidelijke staten, die om historische
redenen (die teruggaan tot de slavernij) veel restrictiever zijn op het vlak van
de sociale diensten, maar veel expansiever wat de strafsector betreft. Vandaag
breidt de gevangenisindustrie zich uit over heel het land. Zeventwintig van de
vijftig lidstaten, plus het district Columbia en Puerto Rico, doen vandaag een
beroep op huizen van bewaring en strafinstellingen met winstoogmerk. Eind 1999
bevond het gros van de 156 instellingen (tegen 102 het jaar daarvoor) zich in
Texas (waar ze over 30.000 plaatsen beschikken), in Californië (11.500),
Oklahoma (10.400), Georgia (9.500), Tennessee (7.300), Arizona (6.900), Florida
(5.500), New Mexico (5.300) en Mississippi (4.700). Uiteindelijk is de
Amerikaanse gevangenisindustrie ook de internationale toer opgegaan. Wackenhut
en Corrections Corporation zijn uitgewaaierd naar de andere Angelsaksische
landen, waar regeringen van neoliberale strekking aan de macht zijn. Hun
filialen bezitten twee derden van de ‘bedden’ in de vijftien privé-instellingen
in Australië (7.500 plaatsen), tien in Engeland (7.200), twee in Schotland (500
plaatsen), twee in Zuid-Afrika (6.000) en telkens één in Suriname en
Nieuw-Zeeland (met respectievelijk 700 en 400 plaatsen).
Loïc Wacquant citeert D.R. Crants, de grote baas van Corrections Corporation of
America. Hij spiegelde zijn aandeelhouders veel lekkers voor: "Als we moed en
creativiteit aan de dag blijven leggen bij de inzet van ons kapitaal en onze
mensen, zullen wij de speerpunt blijven van de toename van de
privé-gevangenissen en zal de waarde van ons beursaandeel voor onze
aandeelhouders blijven stijgen."
Drijvende gevangenissen
Toch is het de modale Amerikaanse belastingbetaler die diep in de zakken mag
tasten voor de ijver van de strafstaat en de goed geoliede samenwerking tussen
strafstaat en privé-sector. Wacquant doet het verhaal van de drijvende
gevangenissen in New York, de kampioen van het opgeklopte ‘veiligheidsdenken’,
die het door alle neoliberalen gekoesterde begrip ‘nultolerantie’ heeft
uitgevonden. Tussen 1986 en 1992 verdubbelde het aantal gedetineerden in de
achttien New Yorkse gevangenissen. In 1992 zaten er 21.500 mensen in de
gevangenis, dat is evenveel als in Scandinavië en de Benelux samen. De stad
kampte echt met ‘piekmomenten’ en schafte zich vijf schepen aan, die op de
Hudson als drijvende gevangenissen werden gemeerd. Eén van die drijvende
bajessen was de in Louisiana gebouwde Vernon C. Bain, een stalen platbodem van
200 meter lengte, 50 meter breedte, met vier dekken, die plaats boden aan 700
gevangenen. Kostprijs: 161 miljoen dollar. Twee andere gevangenisschepen waren
omgebouwde ferryboten van de rederij Staten Island en nog twee andere waren
afgedankte transportschepen van de Britse marine, die nog tijdens de
Falklandsoorlog in 1982 hadden gediend. Al snel bleek dat New York het onderhoud
van deze gevangenisschepen niet kon blijven ophoesten. Dus ging de overheid op
zoek naar kopers. En dat bleek een haast onmogelijke opdracht. In 1997 legde een
van deze schepen, de Bibby Resolution, na een reis van drieduizend kilometer aan
in Portland Harbour in de buurt van Cornwall, waar het prompt werd opgedoopt tot
‘Her Majesty’s Prison Weare’. Het voormalige transportschip van de Britse marine
werd teruggekocht door het bestuur van het Britse gevangeniswezen. Het schip
werd een drijvende gevangenis voor 500 gedetineerden ‘met een laag risico’. "De
Bibby Resolution was een godsgeschenk voor de Europese reder die het schip in
New York voor minder dan een miljoen dollar had opgekocht om het voor acht
miljoen door te verkopen aan de Britten. De echte dupe van deze
maritieme-strafrechtelijke farce was de stad New York die het schip had
aangekocht en uitgerust voor meer dan 41 miljoen dollar"….
‘Veiligheidsdenken’ en strafstaat
Loïc Wacquant noemt de VS het laboratorium van de neoliberale revolutie. En een
van de rechtstreekse gevolgen van deze revolutie is het ongebreidelde,
ongenuanceerde en eenzijdige ‘veiligheidsdenken’, dat inmiddels naar Europa is
overgewaaid. "De ervaring van de Verenigde Staten met hun ‘oorlog tegen de
misdaad’ is het voorbije decennium het onontkoombare referentiepunt geworden
voor alle regeringen van de Eerste Wereld," aldus Wacquant, "de theoretische
bron en de praktische inspiratie van een overal strenger wordende
strafwetgeving. In alle ontwikkelde landen is die evolutie tastbaar: het aantal
gevangenen is zowat overal spectaculair toegenomen." De opkomst van de
"Amerikaanse strafstaat tijdens de drie voorbije decennia is echter geen
antwoord op de stijgende misdaad – die globaal constant bleef en op het einde
van deze periode zelfs wat daalde - maar wel op de algemene ontwrichting van de
maatschappij. Die wordt veroorzaakt door een staat die aan al zijn sociale
verplichtingen en zijn verantwoordelijkheid voor de grootstedelijke problematiek
verzaakt en door de verplichte bestaansonzekere arbeid, die voor de arme
Amerikanen de nieuwe norm van burgerschap is geworden."
Loïc Wacquant herinnert ons aan de definitie die Max Weber in zijn ‘Wirtschaft
und Gesellschaft’ gaf van een moderne staat. "Weber omschreef de ‘basisfuncties
van de staat als volgt: wetten opstellen, respect afdwingen voor veiligheid en
verworven rechten, gewapende verdediging tegen buitenlandse agressie, het beheer
van volksgezondheid en onderwijs, de behartiging van de sociale en culturele
belangen van de burgers." De strafstaat naar Amerikaans model met zijn
‘veiligheidsdenken’ geeft absolute prioriteit aan de taken van politie en
gerecht en aan de bevoegdheid van de openbare macht om ‘onaangepaste’ en
‘ongehoorzame’ bevolkingsgroepen en stadswijken in het gareel te krijgen. En "de
op straf gerichte aanpak van de straatcriminaliteit in de achterstandswijken,
die geacht wordt de misdaad stap voor stap terug te dringen met een algemene
mobilisatie van het strafapparaat, krijgt veel applaus, niet alleen op de banken
van de rechtse partijen, maar ook, en met verbazend enthousiasme, van linkse
politici…"
Wacquant vat de essentie van de strafstaat zo samen: "Onderaan de sociale ladder
dient opsluiting om de overtollige delen van de arbeidersklasse op te slaan en
fysiek te neutraliseren, met name de leden van gestigmatiseerde groepen die in
de armoede zijn beland en volharden in de ‘openlijke rebellie’ tegen hun sociale
omgeving - een definitie van W.E.B. Du Bois in The Philadelphia Negro, een eeuw
geleden. Een sport hoger vervult het netwerk van de staat met zijn politie,
gerecht en strafinstellingen een functie die tegelijk economisch en moreel is.
Het legt de discipline van de gedesocialiseerde loonarbeid op aan de betere
lagen van de arbeidersklasse en aan die delen van de middenklasse, die het
moeilijk hebben en in de bestaansonzekerheid terechtkomen. Dat gebeurt meer
bepaald bij jonge mannen uit de lagere klassen. De prijs die zij betalen voor
een ontsnappings- of verzetsstrategie wordt alsmaar hoger en daardoor belanden
ze in de illegale sectoren van de straateconomie. Tot slot en vooral, want dit
geldt voor de samenleving in zijn geheel, vervult het eindeloze en ongebreidelde
activisme van het strafinstituut een symbolische missie: een nieuwe bevestiging
van het gezag van de staat en de hervonden wil van de politieke elite om
duidelijk de heilige grens af te bakenen (en er respect voor af te dwingen)
tussen verdienstelijke burgers en groepen met afwijkend gedrag, tussen ‘goede’
en ‘slechte’ armen, tussen degenen die het ‘verdienen’ om ‘gered’ of
‘geïntegreerd’ te worden (via aanmoediging of onder dwang) in het circuit van
precaire loonarbeid en degenen die voortaan en voor eens en altijd op de index
terechtkomen en worden uitgesloten."
‘Veiligheidsdenken’ en sociale onveiligheid
Hoe valt de steile opmars van het ‘veiligheidsdenken’ te verklaren? Wie nagaat
wat er de voorbije tien jaar in de ontwikkelde landen ‘strafbaar’ wordt gesteld,
ziet zoals Loïc Wacquant aantoont, dat er een nauw verband bestaat tussen de
opkomst van het neoliberalisme als ‘ideologisch project en regeringspraktijk’,
dat alles onderwerpt aan ‘de vrije markt’ en de ‘individuele
verantwoordelijkheid’ en een ‘strafgericht veiligheidsbeleid’. Dat strafbeleid
is "toegespitst op de straatcriminaliteit en op bevolkingsgroepen die uit de
boot vallen van de nieuwe economische en morele orde, die ontstaat onder het
imperium van het financierskapitaal en de flexibele loonarbeid". Wacquant
onderscheidt in de Verenigde Staten en ook in Europa een zestal
gemeenschappelijke kenmerken van het ‘veiligheidsdenken’ en de expansieve groei
van de strafstaat. Ten eerste wil dit beleid komaf maken met ‘het tijdperk van
de tolerantie’. Er wordt een frontale aanval ingezet op ‘straatcriminaliteit’,
"dingen die net niet strafbaar zijn, waarvan men de oorzaken bewust buiten
beschouwing laat" en waarbij in één adem wordt gezegd "dat de overheid haar
vermogen heeft hervonden of hernieuwd om de zogenaamde ‘probleembevolking’ en
‘risicowijken’ voor eens en altijd te doen plooien voor de gemeenschappelijke
norm." Ten tweede wordt er een hele resem wetten goedgekeurd en worden alle
mogelijke technologische spitsvondigheden uit de kast gehaald:
buurtbewakingscomités, privébewakingsfirma’s, een strakke hervorming en
modernisering van de politiediensten (met nieuwe samenwerkingsverbanden tussen
de strafstaat en andere overheidsdiensten zoals scholen, ziekenhuizen, sociale
diensten), nieuwe gesofisticeerde wapens voor de politie, invoering van het
snelrecht, daderprofilering, elektronische armbanden, databanken met
vingerafdrukken en genetische gegevens, computergestuurde gevangenissen en
detentiecentra voor specifieke doelgroepen (uit te wijzen buitenlanders,
jongeren…), enzovoort. Ten derde is er de grote consensus tussen media,
politieke partijen en ordehandhavers. "Zij gooien alles schaamteloos op één hoop
en dikken het strafbeleid telkens weer aan met paniekzaaierij en catastrofale
berichten over ‘onveiligheid’." Ten vierde is er het complexloze pleidooi voor
steeds meer repressie. Dat "stigmatiseert jongeren uit verkommerde volkswijken,
werklozen, bedelaars, drugsverslaafden, daklozen, straatprostituees, migranten
uit de vroegere kolonies van het Westen en uit het tot puin herleide
sovjetimperium. Ze worden allemaal gedoodverfd als de natuurlijke verspreiders
van de epidemie van kleine overtredingen die het dagelijks leven verpesten. Ze
zijn de dragers van het ‘stedelijk geweld’ dat ons naar de rand van de chaos
voert." Ten vijfde leidt dit ‘veiligheidsdenken’ tot een heel andere opvatting
van het gevangeniswezen. De gevangenis is niet langer gebaseerd op een op
"reïntegratie gerichte, therapeutische filosofie", ze is een gigantische
opslagplaats voor ‘sociaal afval’. En steeds meer mensen vliegen achter de tralies.
"Of daardoor het aantal overtredingen afneemt wordt nooit aangetoond," stelt
Loïc Wacquant, "tenzij in ronkende verklaringen. En hoe hoog het financiële en
maatschappelijke kostenplaatje is en welke gevolgen dit alles heeft voor de
burgers, vraagt men zich liever niet af." En ten zesde is er de cultus van de
angst, die vertaald wordt in de manie (van media en politiek) om alles door
elkaar te halen: criminaliteit, armoede en immigratie zijn stilaan synoniemen.
"Constant heerst er verwarring tussen onveiligheid en ‘het gevoel van
onveiligheid’. Dat is handig om angsten te kanaliseren naar de figuur van de
straatdelinquent (met donkere huid). Die angsten worden veroorzaakt door
verschillende factoren: de ontwrichting van het systeem van de loonarbeid, de
crisis van het patriarchale gezin, de erosie van de traditionele
machtsverhoudingen tussen de geslachten en leeftijdscategorieën, de ontmanteling
van de arbeiderswijken en een veralgemeende competitie op school. Tegen deze
achtergrond kan het strafbeleid niet alleen rekenen op een nooit geziene
politieke consensus, maar ook op een ruime instemming van de publieke opinie,
over alle klassengrenzen heen. Hoe kan dat ook anders als de linkse
regeringspartijen van alle postindustriële landen zich bekeerd hebben tot een
rechtse behavioristische en moraliserende visie op het probleem?"
"Wie nog vragen durft te stellen bij de ‘zekerheden’ van het allesoverheersende
eenheidsdenken over veiligheid, krijgt onvermijdelijk het etiket opgeplakt van
halfzachte dromer of medeplichtige ideoloog die de harde realiteit van het
hedendaagse stadsleven niet onder ogen wil zien."
De realiteit is echter anders en dat is precies de sterkte van ‘Straf de armen’.
De auteur toont glashelder aan dat het ‘veiligheidsdenken’ nauwelijks wat
vandoen heeft met ‘misdaadbestrijding’, maar alles met een ‘nieuw beleid van
sociale onzekerheid’.
Oorlog tegen de armen
De Verenigde Staten en bij uitbreiding het neoliberalisme hebben de ‘oorlog
tegen de armoede’ vervangen door een ‘oorlog tegen de armen’. "De armen zijn de
zondebokken van alle kwalen van het land," schrijft Loïc Wacquant. "Zij moeten
nu maar voor zichzelf instaan, anders worden ze gestraft en vernederd. Van hen
wordt verwacht dat ze terugkeren naar het rechte pad van de precaire arbeid. Ze
moeten hun sociale eisen afzwakken, zodat ze minder belastinggeld afromen."
Een en ander zit ingebakken in het Amerikaanse staatsbestel. De VS hebben een
duale staat met een maatschappelijk beleid dat is opgesplitst in twee streng
afgebakende terreinen. Aan de ene kant is er de social insurance, die de
werkloosheid, ziekte en pensioen regelt voor al wie een vaste (en goed betaalde)
baan heeft. Het tweede terrein wordt aangeduid met de smadelijke term welfare:
noodlijdende individuen en gezinnen kunnen een beroep doen op steun van de
staat, maar moeten zich dan wel onderwerpen aan zeer strenge voorwaarden. En de
welfarestaat wordt stelselmatig afgebouwd. Wacquant: "De Amerikaanse staat is
het schoolvoorbeeld van de ‘minimale welvaartstaat’. De overheid verleent
slechts steun als gevolg van het in gebreke blijven van de arbeidsmarkt of van
het gezin" "De staat komt geval per geval tussenbeide, via programma’s die
alleen voorbehouden zijn aan bestaansonzekere categorieën van wie men vindt dat
ze steun ‘verdienen’: ex-werknemers die momenteel buiten de arbeidsmarkt vallen,
zwaar gehandicapten en invaliden, en onder welbepaalde en heel beperkte
voorwaarden moeders met jonge kinderen. Het officiële cliënteel bestaat dus
hoofdzakelijk uit ‘afhankelijke’ mensen uit de volksklassen, arbeiders,
werklozen, bestaansonzekere werknemers en gekleurde gezinnen die geen impact
hebben op het kiessysteem en dus geen middelen hebben om hun schamele rechten te
beschermen. De VS kampen met een paradox. Ze doen zich graag voor als een
samenleving waar kinderen verafgood worden, maar ze hebben geen gezinsbeleid of
onderwijspolitiek, zodat één kind op vier (en één zwart kind op twee) onder de
officiële ‘armoededrempel’ leeft. De VS beweren meer dan elke andere samenleving
veel uit te geven aan gezondheidszorg, terwijl 45 miljoen mensen (van wie 12
miljoen kinderen) geen ziekteverzekering hebben. De VS zijn een samenleving waar
arbeid heilig is, terwijl ze over geen enkele nationale instelling beschikken
voor opleidingen of arbeidsbemiddeling. Dit komt doordat de
‘liefdadigheidsstaat’ zich als eerste doel stelt de mechanismen van de markt te
versterken, met name door de marginale bevolkingslagen de strenge
arbeidsdiscipline van de gedekwalificeerde loonarbeid op te leggen."
Een raciale en een klein restje ‘sociale’ staat
En tenslotte hebben de VS een raciale staat. "De structuur en de werking van de
overheid zijn van onder tot boven doordrongen van de absolute noodzaak om de
streng bewaakte sociale en symbolische grens tussen ‘blanken’ en ‘zwarten’ te
bestendigen en te vrijwaren. De grens dateert nog uit de tijd van de slavernij,
werd nadien verankerd in het systeem van de segregatie op het platteland in het
Zuiden en later in de gettovorming in de grote industriële steden van het
Noorden. Het begrip ‘ras’ heeft een verpletterend gewicht en is ontdaan van de
notie ‘etniciteit’. Het ‘ras’ fungeert als sociaal principe, als een visie die
verdeelt en het mogelijk maakt de onoplosbare tegenstelling tussen het
democratisch ideaal van de natuurlijke rechten van het individu en het
voortduren van een kasteregime ideologisch en praktisch weg te werken." Dit zijn
voor Loïc Wacquant allemaal elementen, die verklaren waarom de ‘sociale staat’
zo snel ontmanteld wordt en de ‘strafstaat’ zich nog sneller ontwikkelt op de
puinhopen van de sociale staat.
Loïc Wacquant wijdt twee van de negen hoofdstukken van zijn boek ‘Straf de
armen’ aan de ontmanteling van het kleine restje ‘sociale staat’ in de Verenigde
Staten. Het leger van de working poor (mensen met een baan, vaak zelfs twee
banen, die er toch niet in slagen aan de armoede te ontsnappen) is de voorbije
drie decennia constant groter geworden, terwijl op de hulpprogramma’s voor
armen, behoeftigen en werklozen steeds meer werd beknibbeld. Deze trend werd
ingezet door de aartsreactionaire, republikeinse president Ronald Reagan die in
1981 aan de macht kwam en werd ook een uiterst belangrijke factor voor het
succes van de ‘neodemocraten’ onder president William Jefferson Clinton (1993-2001).
Enkele frappante cijfers. De AFDC-uitkering is bestemd voor behoeftige moeders.
Alhoewel het AFDC-programma nauwelijks 1% van de federale begroting
vertegenwoordigde, heeft elke regering sinds de democratische president Jimmy
Carter (1977-1981) telkens weer gesnoeid in deze uitkering. In 1970 kreeg een
gezin van vier personen zonder een ander inkomen een AFDC-uitkering van 221
dollar per maand. In 1996 was de reële waarde hiervan gedaald tot 110 dollar. In
1973 kon 81% van de arme kinderen in de VS terugvallen op een maandelijkse
AFDC-uitkering. Vijftien jaar later kreeg nog slechts 40% van hen de financiële
bijstand waar ze recht op hadden en in 1996 kreeg één arm gezin op twee niet
langer deze uitkering.
In het begin van de jaren ’90 stopten verschillende vroegere industriestaten
(Pennsylvania, Ohio, Illinois en Michigan) van de ene dag op de andere met het
General Assistance-programma. Meer dan een miljoen steuntrekkers kwamen in de
totale armoede terecht. In Michigan was dit sociale uitkeringsprogramma in 1985
nog goed voor 342 miljoen dollar. In 1991 was dit nog maar 217 miljoen dollar en
in 1993 schafte de Republikeinse gouverneur John Engler het programma in één
klap af. Ter vergelijking: de staat Michigan betaalt jaarlijks 1,32 miljard
dollar voor de opsluiting van 44.000 gevangenen.
In 1975 dekte de werkloosheidsverzekering (dank zij de Social Security Act uit
1935) 76% van de werknemers die hun baan kwijt raakten. In 1990 was dit gedaald
tot één op twee. De jaren negentig werden het decennium van de algemene
doorbraak van de precaire loonarbeid (de hamburgerjobs) en een niet te stuiten
toename van het aantal daklozen. In 1995 had één op drie werknemers in de VS een
deeltijdse, precaire baan. Eén op drie Amerikaanse gezinnen behoorde tot de
housing poor (werkende mensen, die niet in staat zijn hun huishuur en
basisbehoeften te betalen) en het aantal daklozen was opgelopen tot vier
miljoen. In 1994 bedroeg het officiële aantal armen in de VS 40 miljoen of 15%
van de bevolking. Eén blank gezin op tien en één Afro-Amerikaans gezin op drie
zaten in de armoede. Dit is een officieel cijfer dat de echte omvang van het
fenomeen verhult. De door de federale overheid vastgelegde ‘armoedegrens’ wordt
berekend op basis van een bureaucratische formule uit 1963, die gebaseerd blijkt
te zijn op gegevens over de gezinsconsumptie uit 1955…
Gevangenis vervangt het getto
Loïc Wacquant toont aan dat vooral de Afro-Amerikanen verstrikt geraken in de
netten van de strafstaat. De etnische samenstelling van de gevangenispopulatie
is op een halve eeuw tijd volkomen omgekeerd. Na de Tweede Wereldoorlog was het
aantal gevangenen in de VS voor 70% blank. Vandaag is dat minder dan 30%. En het
toenemend aantal zwarte gevangenen is een recent fenomeen. De verhouding tussen
blanke en zwarte gevangenen werd pas de jongste vijfentwintig jaar drastisch
omgegooid. In 1980 was één op vier gevangenen een blanke, rond de eeuwwisseling
was dat één op acht. "Het aantal gevangenen wordt duidelijk bepaald door een
klassenverhouding." aldus Wacquant. "Uit de cijfers blijkt alvast dat een
meerderheid van Afro-Amerikanen uit het (sub)proletariaat op een bepaald
ogenblik in hun leven een celstraf zal oplopen van langer (en vaak véél langer)
dan een jaar."
"Met alle gevolgen vandien: ontwrichting van gezinnen, geknakte loopbanen,
juridische problemen, zoals de opschorting van sociale rechten en burgerrechten,
tijdelijk of blijvend verlies van stemrecht". Zo kon in 1997 zowat één op zes
zwarte mannen niet aan de verkiezingen deelnemen omdat ze veroordeeld waren voor
een misdrijf waarop minimum één jaar gevangenisstraf staat. In Alabama,
Connecticut, Florida, Iowa, Mississipi, Nieuw-Mexico, Texas, Washington en
Wyoming had één op vijf zwarten geen stemrecht meer. "Amper vijfendertig jaar
nadat de burgerrechtenbeweging de zwarte Amerikanen eindelijk toegang had
verschaft tot het stemhokje en een hele eeuw na de afschaffing van de slavernij,
ontneemt het strafsysteem hen dit recht op grond van juridische beslissingen,
waarvan de grondwettelijkheid uiterst twijfelachtig is, " stelt Loïc Wacquant.
"In de tien staten waar veroordeelden levenslang hun stemrecht kunnen verliezen,
gaat het om een flagrante overtreding van internationale, door de Verenigde
Staten geratificeerde mensenrechtenconventies."
Getto en gevangenis vertonen sterke gelijkenissen. "Het getto is een ‘sociale
gevangenis’, terwijl de gevangenis als een ‘gerechtelijk getto’ functioneert.
Bei!de hebben ze als taak een gestigmatiseerde bevolking op te sluiten om zo hun
materiële en/of symbolische dreiging voor de samenleving te neutraliseren.
Vandaar dat het getto en de gevangenis sociale verhoudingen en culturele vormen
ontwikkelen die verbazend veel gelijkenissen en parallellen vertonen."
De Verenigde Staten hebben in hun geschiedenis meerdere ‘bijzonder instellingen’
(peculiar institutions) gehad om de Afro-Amerikanen van een identiteit te
voorzien, ze in toom te houden en te controleren. De eerste was de slavernij (de
methode van de plantage-economie). Daarna kwam het Jim Crowsysteem met zijn
legaal regime van discriminatie en segregatie (de methode van de
landbouweconomie in het Zuiden) en tenslotte was er het zwarte getto (de methode
van het industriële Noorden). Deze drie peculiar institutions hadden tenminste
nog een positieve economische functie: ze disciplineerden en wierven zwarte
arbeidskrachten aan. De gevangenis heeft die functie niet eens. Gevangenissen
zijn een opslagplaats voor weerspannige, onhandelbare, bestaansonzekere delen
van de zwarte arbeidersklasse. Loïc Wacquant: "Het komende decennium zal ons
zeggen of de gevangenis een aanhangsel of een bijgebouw van het getto wordt, dan
wel de rol van het getto zal overnemen om zo de vierde ‘peculiar institution’
van de Verenigde Staten te worden."
Een Europese kopie
De ‘veiligheidsneurose’ die de VS al drie decennia in de ban houdt is inmiddels
ook gemeengoed in Europa geworden, net zoals de eenzijdige strafgerichte,
repressieve aanpak van politie en justitie. ‘Veiligheid’ (security, sécurité,
seguridad, Sicherheit) heeft alleen nog maar een criminele betekenis. In het
laatste deel van zijn boek beschrijft Loïc Wacquant hoe het Amerikaanse
‘veiligheidsdenken’ ook Europa heeft veroverd en hoe ‘rechtse’ en ‘linkse’
neoliberale regeringen in de Oude Wereld de Amerikaanse recepten klakkeloos
overnemen. Wacquant is Fransman en brengt dan vooral de evolutie in Frankrijk
gedetailleerd in beeld. Bijzonder boeiend is het hoofdstuk ‘Wetenschappelijke
mythes van het nieuwe veiligheidsdenken’. Daarin toont hij aan dat de moderne
‘criminologische’ begrippen als nultolerantie of politietheorieën als de ‘Broken
Windows Theory’ of de ‘Breaking Balls Theory’ gebaseerd zijn op mythen die de
toets van de wetenschap niet kunnen doorstaan. Nochtans worden ze in landen als
Groot-Brittannië en Frankrijk gretig overgenomen. En in Frankrijk gebeurde dat
onder impuls van zeer dubieuze, extreemrechtse figuren, die zich als
veiligheidsexperts en zelfs als criminologen voordoen en niet één diploma op zak
hebben. Deze lui monopoliseren het debat en zelfs ernstige kranten als Le Monde
vallen ervoor in katzwijm. Deze adepten van het Amerikaanse veiligheidsdenken
worden op handen gedragen door extreemrechts en rechts, maar ook door
neoliberaal ‘links’, zoals dat zich vandaag bijvoorbeeld voordoet in de gedaante
van de Britse premier Tony Blair of de Franse en Duitse sociaal-democratie. Loïc
Wacquant besluit zijn boek met een indrukwekkend pleidooi om "de valstrik van
het veiligheidsdenken te vermijden".
"Criminaliteit is in alle samenlevingen een te ernstig probleem om het over te
laten aan valse specialisten en echte ideologen of erger nog aan politie en
politici die snel munt willen slaan uit het probleem zonder het correct te
beoordelen of echt te beheersen. De veranderende criminaliteit maakt de
sociologie allesbehalve overbodig, integendeel ze vereist een nieuwe
sociologische benadering."
Of nog: "de gedereguleerde loonarbeid wordt door sommigen voorgesteld als een
soort natuurlijke noodzaak (ook overgewaaid uit de VS), als een dochter van een
‘globalisering’ die niet altijd wenselijk maar hoe dan ook onontkoombaar is.
Maar het gaat hier allerminst om een fataliteit."
"Het echte alternatief voor het afglijden naar de – zachte of harde –
bestraffing van de armoede, blijft de opbouw van een Europese sociale staat die
naam waardig. Drie en een halve eeuw na het ontstaan van de eerste gevangenissen
blijft de vooruitgang van de sociale en economische rechten nog steeds het
efficiëntste middel om ze weer naar de achtergrond te dringen…"
(Uitpers, nr. 84, 8ste jg., maart 2007)
More information about the D66
mailing list