<html>
<head>
<meta http-equiv="content-type" content="text/html; charset=UTF-8">
</head>
<body>
<p><img
src="https://visiolink-persgroep.akamaized.net/v1/data/trouw/1094/www/assets/a326668704i0010_max1024x.jpg"
alt="https://visiolink-persgroep.akamaized.net/v1/data/trouw/1094/www/assets/a326668704i0010_max1024x.jpg"
class="shrinkToFit" width="116" height="255"></p>
<p><br>
</p>
<div class="content-body no-drop-caps">
<p>Na publiekslievelingen als Annie Schmidt, Godfried Bomans,
Simon Carmiggelt en Kees van Kooten is nu ook Gerrit Komrij
(1944-2012) bijgezet in de dundrukreeks van uitgeverij Van
Oorschot. Het zet een flink uitroepteken achter zijn
knuffelbaarheidsgehalte en dat zou je hogere ironie mogen
noemen. Als Komrij ergens voor paste, dan wel voor de rol van
publiekslieveling. Provoceren, schoppen tegen heilige huisjes,
stangen en jennen, hij deed het maar al te graag, allereerst
omdat hij het vond passen bij wat hij als een missie zag, maar
ook omdat hij stiekem veel plezier beleefde aan zijn fraai
gestileerde scheldkanonnades.<br>
<br>
Naar eigen zeggen vond hij een leven waarin men alleen maar
zoete broodjes bakt en elkaar met lauwe thee begiet niet de
moeite waard. Wat dat betreft was hij een waardig opvolger van
Lodewijk van Deyssel en W.F. Hermans, taalvirtuozen die van het
kwetsen een kunst hadden gemaakt.<br>
<br>
In één opzicht steeg Komrij boven hen uit: zijn publiek was vele
malen groter dan dat van zijn voorgangers. Zijn epigonen, die
nog tijdens zijn leven in steeds grotere getale een stek als
columnist of criticus kregen, moeten Komrij dankbaar zijn, want
hij was het die het beledigen salonfähig maakte en er een breed
forum voor wist te creëren, helaas met het gevolg dat het middel
aan kracht heeft ingeboet.</p>
<div class="h3">Gleuvenbrigade</div>
<p>Als columnist van Vrij Nederland en NRC Handelsblad werd Komrij
een Bekende Nederlander. In die media mocht hij ongeremd zijn
gal spuwen over alles wat hem niet zinde. De ultieme vergaarbak
vormt een representatieve dwarsdoorsnee van de mikpunten in dat
klaag- en kankerrepertoire: het armzalige peil van de
vaderlandse literatuur en het televisieaanbod, de gruwelen van
de moderne architectuur, de bemoeienis dan wel de
onverschilligheid die kunst en cultuur van overheidszijde
ondervonden, het christendom in zijn diverse
verschijningsvormen, de new age-achtige spiritualiteit, de
homoscene en, last but not least, ook het feminisme, betiteld
als 'de onwelriekende gleuvenbrigade'. Naderhand wilde Komrij
wel kwijt dat hij met die weinig vleiende aanduiding enkel had
gemikt op de militante vleugel, waar je wel eens geluiden vernam
als zouden 'alle mannen op staande voet gecastreerd dienen te
worden'. Gelukkig was dat soort feminisme inmiddels van de
aardbodem verdwenen.<br>
<br>
Ruim tien jaar voordat Pim Fortuyn, Geert Wilders, Theo van Gogh
en Ayaan Hirsi Ali zich begonnen te roeren had Komrij al zo zijn
bedenkingen bij de komst van migranten uit moslimlanden. In de
nu herdrukte noodkreet 'Morgen heten we allemaal Ali' lezen we:
'De Turken zullen ditmaal niet voor Wenen blijven staan. De
westerse wereld zal als een rijpe vrucht in de schoot van het
mohammedanisme vallen.'<br>
<br>
Het waren dergelijke schimpscheuten die de verdenking wekten dat
Komrij, alias Mohammed Rasoel, achter het islamofobe
schotschrift De ondergang van Nederland (1990) zat. Hij ontkende
het auteurschap uit alle macht en begon, naast een vendetta in
de NRC, ook een gerechtelijk proces tegen de taalwetenschapper
Teun van Dijk die hem, zonder overtuigend bewijs, als de
ghostwriter van Rasoel had aangewezen.<br>
<br>
Al dat opiniërende en opruiende proza, dat Komrij behalve de
P.C. Hooftprijs ook de status van publieke intellectueel
bezorgde, zou je haast doen vergeten dat hij zichzelf in de
eerste plaats als dichter zag. Om ook de dichter Komrij recht te
doen, hebben de samenstellers van dit dundrukdeel gekozen voor
een hybride compositie die voor driekwart bestaat uit tirades en
voor een kwart uit poëzie. Hoe accorderen die twee genres binnen
het geheel van Komrij's nalatenschap?</p>
<div class="h3">Achterhoekse wortels</div>
<p>Laten we nog eens naar dat proza kijken. Eerlijk is eerlijk,
het blijft vermakelijk en dwingt ook bewondering af, nu het zo
duidelijk put uit de hogeschool van de schrijfkunst. Maar het
valt niet te ontkennen dat dankzij de tomeloze overdrijving veel
is blijven steken in loze retoriek en ijdel vertoon.<br>
<br>
Aan de onderwerpen lag het niet, want daarmee was Komrij zijn
tijd vaak ver vooruit, zoals zijn kruistocht tegen de islam laat
zien. Een tweede voorbeeld stamt uit 1988 en behelst zijn
protest tegen de herleving van de Victoriaanse moraal inzake
seksualiteit. Aanleiding was de befaamde Bolderkar-affaire,
waarbij peuters op last van de kinderbescherming uit huis werden
geplaatst en vaders door de zedenpolitie van hun bed gelicht,
alles omdat het de leidster van een crèche in de bol was
geslagen. In tijden van #MeToo lijkt me de strekking van het
betoog nog steeds geldig.<br>
<br>
De ultieme vergaarbak opent met een stuk waarin Komrij zijn
ongemak met het al te persoonlijke herleidt tot zijn
Achterhoekse wortels, maar niettemin constateert dat die angst
geleidelijk plaatsmaakte 'voor wat meer spanning tussen
terughoudendheid en lyriek, tussen zelfspot en bekentenis'.
Juist als lyricus was hij de terughoudendheid zelf, en blonk hij
uit in zelfrelativering, zoals weer eens blijkt uit de gedichten
die hier zijn geselecteerd. Hoewel hij zich ooit vereenzelvigde
met een hond die diep in de nacht soms even jankt 'omdat een
geheime pijn zijn strot toeknijpt', hield hij toch ferm vast aan
dit vierregelig devies: 'Eer plant men bomen op de weg, / Eer
zal men kakken in zijn hoed, / Dan dat ik u mijn ziel blootleg,
/ En zeg wat ik thans lijden moet'.<br>
<br>
In Komrij's beleving restte de dichter aan het einde van de
twintigste eeuw weinig anders dan het veinzen van emoties en het
spelen van de paljas. Het ultieme gedicht kon niet meer zijn dan
een lege doos, een fraai geblazen zeepbel die aan het eind wel
uiteen moet spatten. Geloof in inspiratie en roeping was
flauwekul, poëzie diende enkel het vermaak en het enige wat
daarbij echt telde was het vakmanschap, ook wanneer het leidde
tot zoiets banaals als het ABC van poepen en winden laten.<br>
<br>
Toch kon geen goocheltruc verhullen dat er in sommige van die
lege dozen een dubbele bodem zat. Als die nu alsnog openklapt,
krijg je zicht op een apocalyptische wereld, bevolkt door
demonen die je naar believen kunt duiden als de schijngestalten
van Komrij's obsessies.<br>
<br>
In 'De favoriet' wordt zo'n demon opgeroepen:<br>
<br>
Een beest met parelmoeren schubben<br>
<br>
Dat scharen draagt, tentakels en daarbij<br>
<br>
Een harnas van oud roest, een koekoeksjong<br>
<br>
Dat iedere passant zou willen lubben<br>
<br>
Met messen, scherper dan een mensentong,<br>
<br>
En dat zich enkel aaien laat door mij.</p>
<p><br>
</p>
<p><br>
Gerrit Komrij<br>
<br>
De ultieme vergaarbak<br>
<br>
Van Oorschot,<br>
<br>
316 blz.<br>
<br>
€ 27,50<br>
<br>
Verschijnt 12 november</p>
<p>--<br>
</p>
</div>
<p>Uit Tijdgeest 7/11<br>
</p>
<p><br>
</p>
</body>
</html>