<html>
<head>
<meta http-equiv="content-type" content="text/html; charset=UTF-8">
</head>
<body>
<div class="css-ov1ktg">
<div class=" css-qlfk3j">
<div class="rail-wrapper css-a6hloe">
<div class=" css-ac4z6z">(Gematigden...)<br>
</div>
</div>
</div>
</div>
<div id="root">
<div class="css-wp58sy">
<div class="css-fmnleb">
<div class="css-ov1ktg">
<div width="718" class="css-1jllois">
<header class="css-d92687">
<h1 class="css-19v093x">🆕 De overwinning van het
hyperkapitalisme 🖋 Nico Wilterdink</h1>
<div class="css-1x1jxeu">
<div class="css-7kp13n">By</div>
<div class="css-8rl9b7">nederlandseboekengids.com</div>
<div class="css-zskk6u">24 min</div>
</div>
<div class="css-1890bmp"><a
href="https://getpocket.com/redirect?url=https%3A%2F%2Fwww.nederlandseboekengids.com%2F20200921-nico-wilterdink%2F"
target="_blank" class="css-1neb7j1">View Original</a></div>
</header>
<div class="css-429vn2">
<div role="main" class="css-yt2q7e">
<div id="RIL_container">
<div id="RIL_body">
<div id="RIL_less">
<div lang="nl"> <br>
<p><b>Wat kan en moet er in de plaats van het
huidige hyperkapitalisme komen?</b> <a
href="https://www.nederlandseboekengids.com/auteurs#NicoWilterdink"><b>Nico
Wilterdink</b></a> <b>bespreekt de
voorstellen van economen Thomas Piketty,
Branko Milanovic en Joseph Stiglitz.
Kapitalisme blijft in enigerlei vorm
bestaan, verwachten zij.</b> <b>Wat de
mogelijkheid van hervormingen betreft zijn
ze niet allemaal even optimistisch.</b> <br>
<span></span></p>
<hr>
<p>* Abonnees lezen meer. Neem ook een <a
href="https://www.nederlandseboekengids.com/abonnementen/">abonnement</a>!
*</p>
<hr><a rel="noopener noreferrer"
href="http://mindbus.go2cloud.org/aff_c?offer_id=5&aff_id=403&url=https%3A%2F%2Fwww.athenaeum.nl%2Fboek%2F9789044543179%3Futm_source%3D%7baffiliate_id%7d">
<div class="RIL_IMG" id="RIL_IMG_1">
<figure> <img
src="https://pocket-image-cache.com//filters:no_upscale()/https%3A%2F%2Fi2.wp.com%2Fwww.nederlandseboekengids.com%2Fwp-content%2Fuploads%2F2020%2F09%2F9789044543179_klein.jpg%3Fresize%3D150%252C224%26ssl%3D1"
alt="Thomas Piketty, Kapitaal en
ideologie"> <figcaption>Thomas
Piketty, Kapitaal en ideologie</figcaption>
</figure>
</div>
</a><a rel="noopener noreferrer"
href="http://mindbus.go2cloud.org/aff_c?offer_id=5&aff_id=403&url=https%3A%2F%2Fwww.athenaeum.nl%2Fboek%2F9780674987593%3Futm_source%3D%7baffiliate_id%7d">
<div class="RIL_IMG" id="RIL_IMG_2">
<figure> <img
src="https://pocket-image-cache.com//filters:no_upscale()/https%3A%2F%2Fi1.wp.com%2Fwww.nederlandseboekengids.com%2Fwp-content%2Fuploads%2F2020%2F09%2F9780674987593_klein.jpg%3Fresize%3D150%252C228%26ssl%3D1"
alt="Branko Milanovic, Capitalism,
Alone: The Future of the System that
Rules the World"> <figcaption>Branko
Milanovic, Capitalism, Alone: The
Future of the System that Rules the
World</figcaption> </figure>
</div>
</a><a rel="noopener noreferrer"
href="http://mindbus.go2cloud.org/aff_c?offer_id=5&aff_id=403&url=https%3A%2F%2Fwww.athenaeum.nl%2Fboek%2F9780241399231%3Futm_source%3D%7baffiliate_id%7d">
<div class="RIL_IMG" id="RIL_IMG_3">
<figure> <img
src="https://pocket-image-cache.com//filters:no_upscale()/https%3A%2F%2Fi1.wp.com%2Fwww.nederlandseboekengids.com%2Fwp-content%2Fuploads%2F2020%2F09%2F9780241399231_klein.jpg%3Fresize%3D150%252C230%26ssl%3D1"
alt="Joseph E. Stiglitz, People,
Power, and Profits: Progressive
Capitalism for an Age of Discontent">
<figcaption>Joseph E. Stiglitz, People,
Power, and Profits: Progressive
Capitalism for an Age of Discontent</figcaption>
</figure>
</div>
</a>
<p><span>Het neoliberalisme is niet meer wat
het geweest is. Dat wil zeggen, de
vanzelfsprekendheid waarmee de
uitgangspunten van die leer – de
superioriteit van het liberale
kapitalisme, het probleemoplossende
vermogen van de vrije markt, de
verstorende werking van staatsingrijpen –
decennialang werden aangehangen en
nagevolgd, is inmiddels wel verdwenen. De
financieel-economische crisis van 2008, de
voortdurende vergroting van
sociaal-economische ongelijkheid, het
‘migratievraagstuk’, de opkomst van China,
de dreigende klimaatverandering en nu de
coronapandemie hebben deze legitimatie van
het vrijemarktkapitalisme en daarmee dat
stelsel zelf ernstig verzwakt. Maar wat
kan en wat moet ervoor in de plaats komen?
Welke hervormingen zijn nodig, wenselijk,
haalbaar? En welke voorstellen voor
verandering zijn onvruchtbaar, onwenselijk
of zelfs gevaarlijk? De interessantste
ideeën hierover worden momenteel
geformuleerd door beoefenaren van de
discipline die het neoliberale marktdenken
vormgaf, de economie. Economen hebben het
voordeel dat ze precies weten waar ze het
over hebben als ze de eenzijdigheden en
onhoudbare aannames van dat denken laten
zien. Thomas Piketty, Branko Milanovic en
Joseph Stiglitz behoren tot de meest
vooraanstaande en invloedrijke vertolkers
van deze kritiek. Alle drie gaan ze ver
voorbij de conventionele grenzen van hun
vakgebied. Alle drie richten ze zich tot
zowel vakgenoten als een breder publiek.
En bij alle drie staat de thematiek van
economische ongelijkheid centraal. Hun
meest recente boeken sluiten in al deze
opzichten aan op eerder werk, maar zijn
stuk voor stuk ook vernieuwend.</span></p>
<p><span>Hier bespreek ik vooral het
omvangrijkste, uitdagendste en meest
ambitieuze van deze drie werken,</span> <i><span>Kapitaal
en ideologie</span></i> <span>van
Thomas Piketty. Werd deze Franse econoom
op grond van zijn vorige grote boek,</span>
<i><span>Kapitaal in de eenentwintigste eeuw</span></i><span>,
door sommigen al onthaald als ‘de nieuwe
Marx’, het is met dit nieuwe boek dat hij
in zekere zin (maar niet in theoretisch
opzicht, zoals hieronder zal blijken) echt
in de voetsporen van zijn
negentiende-eeuwse voorganger treedt.
Zoals Marx met zijn analyses van het
kapitalisme de noodzakelijke overgang naar
het socialisme wilde bespoedigen, zo
beoogt Piketty honderdvijftig jaar later
ertoe bij te dragen dat het huidige
‘hyperkapitalisme’ overwonnen wordt om
plaats te maken voor een
grensoverschrijdend ‘participatief
socialisme’. (1) En zoals bij Marx de
studie van de economie deel uitmaakte van
een algemene maatschappijtheorie, zo is nu
bij Piketty de economische analyse
verbreed tot een omvattend historisch en
sociaal-wetenschappelijk perspectief.</span></p>
<h4>Theoretische wending</h4>
<p><span>Net als Piketty’s vorige boek – maar
in nog sterkere mate – imponeert</span> <i><span>Kapitaal
en ideologie</span></i> <span>door de
enorme hoeveelheid kwantitatieve gegevens
die erin verwerkt zijn. Tientallen
grafieken en staafdiagrammen geven niet
alleen trends in de verdeling van inkomens
en vermogens weer, maar bijvoorbeeld ook
veranderingen in gezondheidszorg en
onderwijs, de aanhang van politieke
partijen, de percentages adel en
geestelijkheid in pre-industrieel Europa,
de religieuze samenstelling van de
bevolking van India en de omvang van de
slavenbevolking in verschillende perioden
en gebieden. Zoals uit deze voorbeelden
blijkt, is het onderzoek ook naar tijd en
ruimte sterk uitgebreid – van trends in
voornamelijk West-Europa en Noord-Amerika
vanaf de negentiende eeuw tot
ontwikkelingen die zich over vele eeuwen
en de hele wereld uitstrekken.</span> <br>
</p>
<span>Deze verruiming gaat samen met een
opvallende theoretische wending. De
‘fundamentele wetten van het kapitalisme’
uit Piketty’s vorige boek zijn hier
verdwenen. Naar de beroemde formule</span> <i><span>r
> g</span></i> <span>(als het
rendement op kapitaal groter is dan de
economische groei leidt dat onontkoombaar
tot meer vermogensongelijkheid) wordt zelfs
niet gehint, wat de vraag oproept wat de
bedenker ervan daar nu zelf van vindt. (2)
Niet economische wetmatigheden, maar
ideologische en politieke veranderingen
worden nu als basis van ongelijkheid
aangewezen. ‘De ongelijkheid is niet
economisch of technologisch: ze is
ideologisch en politiek,’ stelt Piketty al
meteen in de inleiding. Daarmee keert hij
zich diametraal tegen de marxiaanse stelling
dat de economische ‘onderbouw’ de motor van
maatschappelijke ontwikkelingen is. Ondanks
de ideologische verwantschap en de
vergelijkbare inzet is Piketty in zijn
theoretische uitgangspunten on- of zelfs
anti-marxistisch. Daar zijn goede redenen
voor, maar hij schiet hierin door. Zoals
Marx het idealisme van Hegel op zijn kop
zette, zo draait Piketty het materialisme
van Marx om, zonder overigens een woord aan
de marxistische theorie te wijden. De ene
eenzijdigheid is vervangen door de andere.</span>
<p><span>Dit anti-materialisme toont zich in
de manier waarop Piketty opeenvolgende
ongelijkheidsregimes onderscheidt en de
overgang van het ene naar het andere
regime beschrijft – van de vroegere
standensamenlevingen naar de
‘bezitterssamenlevingen’ van de
negentiende eeuw, vandaar naar de meer
egalitaire samenlevingen in de twintigste
eeuw, en ten slotte naar het mondiale,
door groeiende ongelijkheid gekenmerkte
‘hyperkapitalisme’ aan het einde van die
eeuw. Bij al deze overgangen waren
ideologische en politieke veranderingen
volgens Piketty doorslaggevend.</span></p>
<h4>Driestandenlogica</h4>
<p><span>Piketty’s ‘idealisme’ blijkt wel het
duidelijkst uit zijn interpretatie van de
ongelijkheidsregimes van pre-industriële
samenlevingen. De Europese samenlevingen
van de middeleeuwen tot in de achttiende
eeuw typeert hij als ‘driedelig’ (</span><i><span>ternaire</span></i><span>),
dat wil zeggen, opgebouwd uit drie
standen: de geestelijkheid, de adel en de
‘derde stand’ van werkenden. Die
driedeling correspondeerde met een
ideologische voorstelling die de
ongelijkheid van macht en privileges
legitimeerde als berustend op een
functionele taakverdeling in een van God
gegeven orde. Tegelijk was ze – dat zegt
Piketty er niet duidelijk bij – een
vergaande vereenvoudiging van de
feitelijke verhoudingen. De drie standen
overlapten elkaar in machtskansen en
welstand, en binnen elk ervan waren de
verschillen groot. Dat gold het sterkst
voor de derde stand, die de overgrote
meerderheid van de bevolking uitmaakte
(volgens cijfers in het boek: 94,9 procent
van de volwassen mannelijke bevolking van
Frankrijk in 1380, oplopend tot 97,6
procent in 1780) en die naast schatrijke
kooplieden en machtige stedelijke
magistraten ook ambachtslieden, dagloners
en massa’s arme boeren omvatte.</span> <br>
</p>
<span>Het is merkwaardig dat Piketty hier zo
weinig aandacht voor heeft, alsof
economische ongelijkheid pas echt belangrijk
werd in latere samenlevingen. Ook geeft hij
een eenzijdig en incompleet beeld van de
dynamiek van deze standensamenlevingen. Hij
wijst op de ontwikkeling van de verbrokkelde
feodale structuur in de middeleeuwen naar de
‘absolute’ monarchie van het ancien régime,
maar zegt vrijwel niets over de grote
technologische en economische veranderingen
die in diezelfde periode plaatsvonden: de
uitbreiding van markten, de opkomst van de
geldeconomie, de vorming van steden, de
technologische vernieuwingen die aanzetten
gaven tot de industriële revolutie, en de
gevolgen van al die ontwikkelingen voor de
klassenverhoudingen. Hij concentreert zich
bovendien sterk op Frankrijk, en
veronachtzaamt gebieden als Noord- en
Midden-Italië en de Nederlanden waar die
ontwikkeling heel anders verliep. In de
Nederlandse Republiek bijvoorbeeld was de
stedelijke bourgeoisie al lang en breed de
dominante klasse geworden. Natuurlijk kan
lang niet alles behandeld worden, maar dit
is wel erg selectief.</span> <span>Piketty
meent dat de driestandenstructuur kenmerkend
was voor ‘vrijwel alle oude samenlevingen’.
We mogen aannemen dat hij met deze uitspraak
niet doelt op de samenlevingen die hij in
zijn hele boek buiten beschouwing laat:
jagers-verzamelaarsgroepen en de nog weinig
gedifferentieerde landbouwsamenlevingen die
voorafgingen aan complexe agrarische
samenlevingen met steden, schrift en een
staatsstructuur. Maar ook als we ons bij
‘oude samenlevingen’ tot de laatste
beperken, is het een boude bewering. Als
voorbeelden van driestandensamenlevingen
noemt Piketty, naast Frankrijk, Spanje en
Engeland in de late middeleeuwen en de
vroegmoderne tijd, pre-industrieel Zweden
(hoewel daar vier standen werden
onderscheiden), India (hoewel daar sprake
was van vier hoofdkasten en een grote
categorie kastelozen) en het Chinese
keizerrijk (hoewel de ‘geestelijke’ elite,
de Mandarijnen, daar tevens de klasse van de
bestuurders vormde, die grotendeels
gerekruteerd werd uit de klasse van
landeigenaren). Waarom de standen- of
kastenordening in die verschillende
maatschappijen allemaal in het keurslijf van
dezelfde driedeling moeten worden geperst is
niet helemaal duidelijk. Mogelijk vond
Piketty de ‘logica’ van deze hiërarchische
indeling aantrekkelijk omdat ze spoort met
zijn eigen theorie. Hierin werkt hij met
eenzelfde soort driedeling van ideeën,
politiek en economie, waarin de economie (de
derde stand) ondergeschikt is gemaakt aan de
politiek (de tweede stand) en de ideeën (de
eerste stand, waar de auteur zelf toe
behoort).</span>
<hr>
<div class="RIL_IMG" id="RIL_IMG_4">
<figure> <img
src="https://pocket-image-cache.com//filters:no_upscale()/https%3A%2F%2Fi0.wp.com%2Fwww.nederlandseboekengids.com%2Fwp-content%2Fuploads%2F2020%2F09%2Fleesook-4.jpg%3Fresize%3D46%252C70%26ssl%3D1"
alt=""> </figure>
</div>
<em>Hebben Marx en Engels ons eigenlijk nog
wel iets te melden? Lees ook <a
href="https://www.nederlandseboekengids.com/2018-3-camille-creyghton/">deze
bespreking</a> van drie recente
biografieën, door <strong>Camille Creyghton</strong>.
“Waarom zou je een biografie van Marx of
Engels lezen als ze vandaag niets meer
betekenen? Of, sterker nog, waarom zo’n
zeshonderd pagina’s volschrijven, alleen
maar om dat duidelijk te maken?”</em>
<hr>
<p><span>Hoe dat ook zij, het was volgens
Piketty een ideologisch-politieke
omwenteling, de Franse Revolutie van 1789,
die op het Europese continent de overgang
teweegbracht van de standenmaatschappij
naar het nieuwe ongelijkheidsregime van de
‘bezitterssamenleving’. Formele
standsonderscheidingen werden afgeschaft,
burgerrechten gingen in principe voor
iedereen gelden. In de nieuwe
‘propriëtaristische’ ideologie werd
eigendom gesacraliseerd tot een
onschendbaar, ondeelbaar, absoluut recht,
gerespecteerd en beschermd door de staat.
Formele wettelijke gelijkheid ging samen
met grote en toenemende ongelijkheid van
bezit, zoals blijkt uit grafieken over
trends in de negentiende eeuw. Veel
geleidelijker was de overgang van standen-
naar bezitterssamenleving in het Verenigd
Koninkrijk, waar de politiek nog tot ver
in de tweede helft van de negentiende eeuw
beheerst werd door de aristocratie, en het
Hogerhuis zich pas in 1910 onderschikte
aan het Lagerhuis. Als een curieuze
variant beschrijft Piketty de ontwikkeling
in Zweden, waar tot 1865 het parlement
bestond uit vertegenwoordigers van vier
standen – de adel, de geestelijkheid, de
stedelijke bourgeoisie en de
grondbezittende boeren – om toen plaats te
maken voor een systeem met een uiterst
restrictief, op bezit gebaseerd
censuskiesrecht, waarbij het gewicht van
de stem varieerde met de omvang van het
bezit. Dat systeem functioneerde tot 1911,
waarna het kiesrecht werd uitgebreid en
Zweden langzamerhand veranderde in de
relatief egalitaire samenleving die we nu
kennen.</span></p>
<h4>Groei van de ongelijkheid</h4>
<p><span>Met dat laatste zijn we aangeland bij
een nieuwe fase in de Europese
ontwikkeling, maar voordat Piketty daarop
ingaat voert hij de lezer naar andere
gebieden in de wereld, die geconfronteerd
werden met de Europese machtsexpansie
vanaf de vijftiende eeuw. Dit tweede deel
van het boek bevat indringende
beschrijvingen van slavernij en
kolonialisme, waarin de ongelijkheid tot
maximale hoogten werd opgevoerd. Slavernij
botste volgens Piketty met de ‘logica’ van
de bezitterssamenleving, waarvoor immers
het principe van formele wettelijke
gelijkheid gold. Maar aan de andere kant
werd het gesacraliseerde eigendomsrecht
ook van toepassing verklaard op het bezit
van slaven. Toen in de Amerikaanse
koloniën de slavernij werd afgeschaft, was
het voor politici en bestuurders in
Engeland en Frankrijk vanzelfsprekend dat
de voormalige slavenhouders (in
tegenstelling tot de voormalige tot slaaf
gemaakten) hiervoor naar behoren werden
gecompenseerd. Als schrijnend voorbeeld
van wat dat kon inhouden noemt Piketty de
betalingsverplichtingen die werden
opgelegd aan Haïti, de voormalige Franse
kolonie Saint-Domingue, waar een geslaagde
opstand de slavenhouders verdreven had en
in 1804 de onafhankelijkheid was
uitgeroepen. Toen in 1825 de Franse
regering de nieuwe republiek erkende,
eiste ze in ruil daarvoor
schadeloosstelling voor de voormalige
slavenbezitters. Onder de dreiging van een
nieuwe Franse bezetting gaf de Haïtiaanse
regering hieraan toe, wat inhield dat ze
een bedrag moest betalen dat overeenkwam
met meer dan drie maal de totale nationale
productie. Daarmee werd het land
opgezadeld met een schuldenlast die nog
tot in de jaren vijftig van de twintigste
eeuw op de economie drukte.</span> <br>
</p>
<span>De groei van de ongelijkheid tussen en
binnen landen, die een hoogtepunt bereikte
in de belle époque rond 1900, werd abrupt
afgebroken door het uitbreken van de Eerste
Wereldoorlog. Die vormde volgens Piketty het
begin van wat hij ‘de grote transformatie
van de twintigste eeuw’ noemt, getekend door
verwoestende oorlogen, revoluties en de
Grote Depressie van de jaren dertig, maar
ook, en in samenhang daarmee, door afnemende
klassenongelijkheid. Grotere gelijkheid kwam
tot stand door hervormingen in West-Europa
en Noord-Amerika als antwoord op de
opeenvolgende crises, communistische
omwentelingen in Oost-Europa en Azië, en
dekolonisatie van gebieden in Azië en Afrika
na de Tweede Wereldoorlog. Privé-eigendom
werd strikter gereguleerd of zelfs
afgeschaft, verschillen in bezit en inkomen
werden kleiner. In westerse landen gebeurde
dat onder meer door progressieve
belastingen, waarbij de Verenigde Staten en
het Verenigd Koninkrijk – opmerkelijk genoeg
– het verst gingen, met vanaf de jaren
dertig tarieven in de hoogste inkomensschijf
van 80 tot meer dan 90 procent en bijna even
hoge toptarieven in de successiebelasting.
Na de beide wereldoorlogen begon zo, in de
woorden van Piketty, ‘het gouden tijdperk
van de sociaal-democratie’ (1950-1980).
Inkomensverschillen waren geringer dan ooit,
publieke voorzieningen werden uitgebreid, en
in sommige landen – met name de Duitse
Bondsrepubliek en Zweden – werd
medezeggenschap van werknemers in het
bestuur van ondernemingen ingevoerd.</span>
<span>Maar het sociaal-democratische project
is, aldus Piketty, ‘onvoltooid’ gebleven en
heeft geen antwoord weten te vinden op
nieuwe uitdagingen, zoals de enorme
uitbreiding van het internationale
kapitaalverkeer, die het voor nationale
regeringen steeds moeilijker maakte de
binnenlandse ongelijkheid in de hand te
houden. Overal is sinds de jaren tachtig de
ongelijkheid weer gaan toenemen, zij het in
Europa minder dan in de Verenigde Staten.
Met de val van het Sovjetcommunisme is het
tijdperk van het mondiale ‘hyperkapitalisme’
(1990-2020) ingetreden, waarin weer een
toenemend deel van de inkomens toevalt aan
kapitaalbezitters, en waarin – net als in de
periode van het klassieke kapitalisme rond
1900 – de uiterste grenzen van het
eigendomsrecht worden opgezocht om de
accumulatie van financieel privévermogen te
maximaliseren. Ook dit is, beklemtoont
Piketty, geen onvermijdelijke verandering,
maar een gevolg van politieke keuzes. In
Europa werd in het kader van de EU ruim baan
gegeven aan de markt door opheffing van
binnengrenzen, privatisering en invoering
van een gemeenschappelijke munt, zonder dat
zelfs maar gedacht werd aan harmonisatie van
fiscale en sociale wetgeving en
vergemeenschappelijking van staatsschulden.
In de Verenigde Staten, nog meer dan in
Europa, kreeg een ‘neo-propriëtaristische’
ideologie en politiek de overhand,
gekenmerkt door een heilig geloof in de
meritocratie en gevoed door racistische
vooroordelen over de vermeende profiteurs
van de verzorgingsstaat en een wijdverbreid
wantrouwen tegen de overheid.</span> <span>In
beide gebieden veranderden de
partijpolitieke oriëntaties en verhoudingen.
Uitvoerig laat Piketty aan de hand van
cijfers over stemgedrag zien hoe de aanhang
van linkse partijen overal verschoof van een
overwicht van lageropgeleiden in de jaren
vijftig en zestig naar een groeiend
overwicht van hogeropgeleiden vanaf de jaren
negentig. Partijen ter linkerzijde (de
Democraten in de VS, Labour in Engeland,
sociaal-democraten op het Europese
continent) werden in toenemende mate
partijen van en voor de hogeropgeleiden.
‘Brahmaans Links’, zoals Piketty de aanhang
van deze partijen ironisch betitelt, staat
hier tegenover ‘Zakelijk Rechts’. In
sociaal-economisch beleid verschillen beide
stromingen weinig van elkaar. Gesteld voor
de keuze tussen beide haken steeds meer
kiezers met lagere opleidingen en lagere
inkomens af, of wenden zich tot
nationalistische anti-immigratiepartijen. De
opkomst van dit sociaal-nativisme is volgens
Piketty in hoge mate te wijten aan het feit
dat de sociaal-democratie deze kiezers
steeds minder weet te bereiken.</span>
<p><span>Wat valt hiertegen te doen? Heel
veel, volgens Piketty. Maar voordat ik
daarop inga, bespreek ik in het kort de
boeken van Branko Milanovic en Joseph
Stiglitz, die zowel treffende
overeenkomsten als verschillen met het
werk van Piketty laten zien. Ook deze
auteurs bezien de naoorlogse periode voor
wat betreft West-Europa en Noord-Amerika
in het rooskleurige licht van
welvaartsgroei-voor-iedereen en
betrekkelijk egalitaire,
‘sociaal-democratische’ verhoudingen,
waarbij Milanovic overigens wel wijst op
de groeiende welvaartskloof met arme
landen. Ook zij signaleren de omslag naar
het hardere kapitalisme vanaf de jaren
zeventig en tachtig, waarin de
binnenlandse ongelijkheid weer toeneemt.</span></p>
<h4>Amerikaans en Chinees kapitalisme</h4>
<p><span>Net als Piketty ziet Milanovic in
deze omslag een gedeeltelijke terugkeer
naar het ‘klassieke’ kapitalisme van rond
1900. Maar over de mogelijkheden van
verbetering van de huidige situatie is hij
aanzienlijk pessimistischer. Zijn boek</span>
<i><span>Capitalism, Alone</span></i> <span>geeft
al in de titel aan wat de grondstelling
ervan is: de hele wereld is door en door
kapitalistisch geworden. Het kapitalisme
heeft traditionele stelsels verdrongen en
het communisme weggevaagd. Binnen dit
wereldomspannende kader zijn volgens
Milanovic twee met elkaar rivaliserende
varianten dominant geworden: het ‘liberale
meritocratische kapitalisme’ dat zich het
sterkst heeft ontwikkeld in de Verenigde
Staten, en het ‘politieke kapitalisme’
waar China model voor staat. Speciaal op
dit laatste punt geeft hij een belangrijke
aanvulling op Piketty (afgezien van de
ongelukkige benaming ‘politiek
kapitalisme’, die ten onrechte suggereert
dat andere vormen van kapitalisme niet
‘politiek’ zouden zijn). Terwijl Piketty
het communisme een mislukking noemt,
beschouwt Milanovic dit stelsel – in een
opmerkelijke omkering van het
evolutionaire schema van het marxisme –
als een functionele wegbereider van het
kapitalisme. Het communisme was ‘een
sociaal systeem’, schrijft hij, ‘dat
achterlopende en gekoloniseerde
maatschappijen in staat stelde het
feodalisme af te schaffen, economische en
politieke onafhankelijkheid te herwinnen
en een eigen kapitalisme op te bouwen’.
Dat is om verschillende redenen een
merkwaardige uitspraak: Rusland liep vóór
de revolutie van 1917 weliswaar economisch
achter bij het Westen, maar was niet
gekoloniseerd (ook niet gedeeltelijk,
zoals China), en het zal bovendien niet de
bedoeling van de revolutionaire Russische
of Chinese communisten zijn geweest om hun
samenleving uiteindelijk kapitalistisch te
maken.</span> <br>
</p>
<span>Wel kan worden gezegd dat het communisme
in China buitengewoon succesvol uitpakte
toen het vanaf de late jaren zeventig
hervormingen in de richting van een op
export gerichte markteconomie doorvoerde en
zich daarmee de facto langzamerhand
transformeerde tot een kapitalistisch
stelsel. ‘Succesvol’ betekent vooral:
leidend tot spectaculaire groei van de
productie. Daardoor is in China de afgelopen
decennia de armoede drastisch teruggedrongen
– ondanks een gelijktijdige sterke toename
van ongelijkheid – en het welvaartspeil van
brede massa’s van de bevolking verhoogd.
Hierin ligt, aldus Milanovic, de kracht van
het Chinese model, die berust op de enorme
capaciteit tot grootschalige coördinatie en
inzet van middelen om collectieve doelen te
bereiken – of het nu gaat om reusachtige
hightechinvesteringen, de aanleg van
hogesnelheidslijnen of het uit de grond
stampen van miljoenensteden. (Of het
effectief bestrijden van epidemieën, zou men
daaraan kunnen toevoegen. Tegelijkertijd
toont de uitbraak van het coronavirus een
zwakte van het systeem: gebrek aan openheid,
waardoor misstanden niet tijdig onderkend
worden.) Daar staat volgens Milanovic als
nadeel tegenover dat de legitimiteit van het
regime ook sterk afhankelijk is van het
aanhoudend leveren van materiële
vooruitgang: alleen zolang dat het geval is
zal de meerderheid van de bevolking zich
weinig bekommeren om vrijheidsbeperking en
autoritaire besluitvorming. Een ander nadeel
is een gebrek aan rechtszekerheid in het
economisch verkeer, met als onvermijdelijk
gevolg omvangrijke corruptie. Het
liberaal-meritocratische kapitalisme van
Amerikaanse snit biedt daartegenover meer
rechtszekerheid en meer individuele
vrijheid, en legitimiteit op basis daarvan,
maar brengt minder economische groei en
genereert een zodanige toename van de
ongelijkheid dat de materiële positie van
brede lagen van de bevolking eerder
verslechtert dan verbetert.</span>
<p><span>Gezien de sterke en zwakke kanten van
de twee dominante vormen van kapitalisme
valt volgens Milanovic niet te voorspellen
welke uiteindelijk de overhand zal
krijgen. Maar de vraag die hij niet
systematisch behandelt is welke</span> <i><span>andere</span></i>
<span>vormen van kapitalisme momenteel
bestaan, of zich zouden kunnen
ontwikkelen. De Europese landen
verschillen nog wel van de Verenigde
Staten, maar ontwikkelen zich
onvermijdelijk in Amerikaanse richting,
suggereert hij. Waarom dat zo zou zijn,
wordt niet duidelijk uitgelegd. Zo
ontstaat de indruk dat de wereld slechts
kan kiezen tussen twee kwaden, of – nog
erger – convergeert naar een fusie van
beide systemen. Ondanks de interessante en
inzichtgevende analyses die in</span> <i><span>Capitalism,
Alone</span></i> <span>te vinden zijn,
is dit een toekomstvisie die naar mijn
mening de werkelijkheid al te grof
schematiseert.</span></p>
<h4>De macht van het geld</h4>
<p><span>Heel anders is op dit punt de visie
van de Amerikaanse econoom Joseph
Stiglitz, die zich in</span> <i><span>People,
Power, and Profits</span></i> <span>voornamelijk
richt op zijn eigen land. Net als Piketty
en Milanovic, maar veel uitvoeriger en
indringender, beschrijft Stiglitz de
dramatische toename van de ongelijkheid
die na 1975 in Amerika plaatsvond. De
inkomens van de overgrote meerderheid van
de bevolking stagneerden ondanks
technologische vooruitgang en langere
werktijden, waartegenover het gemiddelde
inkomen van de bovenste 1 procent meer dan
verdrievoudigde. De gezondheid en
levenskansen van armere Amerikanen
verslechterden, zozeer dat de gemiddelde
levensverwachting van de hele bevolking
sinds 2014 is gedaald en steeds verder
onder die van andere welvarende landen is
komen te liggen. Ook de ongelijkheid van
onderwijs- en beroepskansen over
generaties nam toe. In het land van de
onbegrensde mogelijkheden is die nu groter
dan in Europa.</span> <br>
</p>
<span>De toenemende economische ongelijkheid
brengt Stiglitz in verband met toenemende
ongelijkheid in politieke macht: beide
versterken elkaar in een oplopende spiraal.
De ‘macht van het geld’ wordt uitgeoefend
door middel van intensief lobbyen,
grootscheepse financiering van
verkiezingscampagnes, beheersing van
invloedrijke media en denktanks, en
voor-wat-hoort-wat-relaties tussen politici
en grote bedrijven. Het resultaat is een
politiek die sinds het presidentschap van
Ronald Reagan (1981-1989) vrijwel
onafgebroken ten gunste van de</span> <i><span>corporate
rich</span></i> <span>is geweest, met
drastische verlagingen van belastingen op
winsten en hoge inkomens, bezuinigingen op
publieke voorzieningen en uitkeringen,
deregulering van de financiële sector
(resulterend in de grote crisis van 2008),
vergaande monopolievorming (die haaks staat
op de retoriek van vrije concurrentie),
afbraak van vakbondsrechten en bevordering
van onbelemmerd internationaal
kapitaalverkeer. De Republikeinse Partij
spande zich bovendien in om zich van
meerderheden bij verkiezingen voor het
Congres te verzekeren door de grenzen tussen
kiesdistricten regelmatig ten eigen bate te
herzien (</span><i><span>gerrymandering</span></i><span>)
en de registratie van arme kiezers en
kiezers van kleur te bemoeilijken. Maar
terwijl vooral Republikeinen de belangen van
de rijken en de grote bedrijven behartigen,
heeft de lijn van groeiende ongelijkheid
zich ook onder de Democratische presidenten
Clinton en Obama doorgezet. Het aantreden
van Trump heeft het vervolgens allemaal nog
veel erger gemaakt.</span>
<hr>
<div class="RIL_IMG" id="RIL_IMG_5">
<figure> <img
src="https://pocket-image-cache.com//filters:no_upscale()/https%3A%2F%2Fi0.wp.com%2Fwww.nederlandseboekengids.com%2Fwp-content%2Fuploads%2F2020%2F09%2Fleesook2.jpg%3Fresize%3D47%252C70%26ssl%3D1"
alt=""> </figure>
</div>
<em>Lees ook ‘<a
href="https://www.nederlandseboekengids.com/20190614-jaap-goudsmit/">Voorbij
ongelijkheid? Over geluk, geld en
gezondheid</a>‘ van <strong>Jaap Goudsmit</strong>.
Kunnen armoedebestrijding en het tegengaan
van economische ongelijkheid wel aan elkaar
gelijkgesteld worden? Jaap Goudsmit
onderzoekt de gevolgen van ongelijkheid voor
ons sociaal welzijn.</em>
<hr>
<p><span>Uit deze diagnose blijkt waar
Stiglitz de verklaring voor de toegenomen
ongelijkheid zoekt: in de scheef gegroeide
politieke machtsverhoudingen en de daarmee
verbonden ideologie van het
marktfundamentalisme (‘ook wel
neoliberalisme genoemd’), de valse theorie
die stelt dat de economie het beste werkt
als zoveel mogelijk aan de vrije markt
wordt overgelaten. Daarmee is tevens
aangegeven waar de remedie ligt: in
politieke hervormingen, ondersteund door
wetenschappelijke inzichten over de
werking van de economie. Op grond hiervan
lanceert Stiglitz zijn ‘progressieve
agenda’ voor de Amerikaanse politiek en
economie. De democratie dient te worden
‘hersteld’ door de registratie en opkomst
van kiezers te vergemakkelijken,
gerrymandering te verbieden en de macht
van het grote geld terug te dringen – dat
laatste onder meer door financiële
bijdragen aan verkiezingscampagnes te
begrenzen. Sociale rechtvaardigheid moet
worden ‘hersteld’ door zowel
‘predistributieve’ maatregelen die
gelijkheid van kansen bevorderen en de
ongelijkheid van marktinkomens beperken
(tegengaan van discriminatie,
investeringen in openbaar onderwijs) als
redistributieve maatregelen ten gunste van
lagere inkomens (uitbreiding van sociale
voorzieningen en progressievere
belastingen). Verhoogde
belastingopbrengsten maken het mogelijk
publieke voorzieningen uit te breiden op
het gebied van onderwijs, infrastructuur
en gezondheidszorg. Maatregelen tegen
monopolievorming moeten de eerlijke
concurrentie tussen bedrijven bevorderen.
Ook dienen controles op het bedrijfsleven
te worden versterkt om het milieu te
beschermen en klimaatverandering tegen te
gaan. Regelmatig stelt Stiglitz de landen
van Noordwest-Europa ten voorbeeld. Het
gaat hem er niet om het kapitalisme af te
schaffen, maar het beter te laten
functioneren. Amerika zou in zijn ogen een
soort Zweden in het groot moeten worden,
een hoog ontwikkelde verzorgingsstaat die
redelijk egalitaire verhoudingen
garandeert. Dat is in de Amerikaanse
context een behoorlijk radicale
stellingname, waarmee hij zich plaatst in
de linkervleugel van de Democratische
Partij.</span></p>
<p>Participatief socialisme</p>
<p><span>Piketty, die zich vooral op Europa
richt, lanceert vergelijkbare
hervormingsvoorstellen, maar gaat een stuk
verder. Het door hem bepleite
‘participatief socialisme’ houdt een
radicaal afscheid van het huidige
hyperkapitalisme in. Werknemers zouden
vergaande medezeggenschap in bedrijven
moeten krijgen. Een progressieve
vermogensbelasting en verhoogde
successierechten moeten de ongelijkheid
van vermogens omlaag brengen, mede door de
opbrengsten te gebruiken om aan alle
jongvolwassenen een gelijk startkapitaal
uit te keren. ‘Rechtvaardig onderwijs’
dient te worden gerealiseerd door voor
ieder kind eenzelfde aan onderwijs te
besteden bedrag te reserveren en de
ongelijkheid in de toedeling van geld aan
verschillende onderwijsinstellingen
ongedaan te maken. De financiering van
politieke partijen en verkiezingscampagnes
dient geheel losgekoppeld te worden van
privégiften. Dergelijke maatregelen zullen
ertoe bijdragen dat privé-eigendom een
‘sociaal’ en ‘tijdelijk’ karakter krijgt,
en niet meer een onaantastbaar privilege
is dat van generatie op generatie wordt
overgedragen.</span> <br>
</p>
<span>Het probleem met zulke drastische
hervormingen, erkent Piketty, is dat ze
slechts ten dele te realiseren zijn in het
kader van de nationale staat. De grootste
moeilijkheden liggen op het gebied van de
belastingen. Met de internationalisering van
kapitaalbezit en ondernemingen heeft
belastingontwijking een grote vlucht genomen
en kunnen investeerders kiezen voor een land
waar het belastingregime hen het gunstigst
gezind is. Het gevolg is een druk op
nationale regeringen – vooral die van kleine
en middelgrote staten – om in onderlinge
concurrentie belastingen te verlagen en
belastingregels te versoepelen. Noodzakelijk
is dan ook internationale harmonisatie van
belastingen, om te beginnen in de Europese
Unie. Daartoe moeten bevoegdheden op dit
gebied worden overgedragen van de nationale
staten naar de EU, en daarvoor is het
volgens Piketty weer nodig dat er naast het
bestaande Europees Parlement een tweede
parlementair lichaam – een Europese Kamer –
met verdergaande bevoegdheden wordt
ingesteld, deels bestaande uit leden van de
nationale parlementen. Daarnaast dienen voor
de bevordering van sociale rechtvaardigheid
in wijdere, mondiale verbanden
internationale verdragen niet meer primair
gericht te zijn op de grootst mogelijke
mobiliteit van goederen en kapitaal. Alleen
een internationalistische politiek kan de
gelijkheid – binnen en tussen landen –
dienen. Zo’n politiek zal de lagere en
middenklassen ten goede komen en daarmee
onder die klassen massale steun kunnen
krijgen. En alleen zo kan volgens Piketty
het opkomende nationalistisch populisme
ofwel het sociaal-nativisme (de term waar
hij de voorkeur aan geeft) adequaat worden
bestreden.</span>
<p><span>De redenering is duidelijk, en de
voorstellen die Piketty doet om het
hyperkapitalisme te overwinnen en het
nationalistische tij te keren zijn stuk
voor stuk behartigenswaardig. Maar
voorlopig is de kloof tussen die
voorstellen en de huidige politieke
realiteit enorm en zijn de kansen op
verwezenlijking bedroevend gering. De
coronacrisis verandert daar weinig aan.
Weliswaar drijft die de Europese landen
tot meer samenwerking, maar iedere
suggestie om deze een meer duurzaam
karakter te geven roept onmiddellijk
behoudzuchtige nationalistische
tegenreacties op, met Nederland in een
treurige voortrekkersrol. Een eerste
aanzet tot belastingharmonisatie in de EU
in de vorm van bijvoorbeeld een
minimumtarief voor de winstbelasting lijkt
voorlopig ondenkbaar. En stel dat
Piketty’s belastingvoorstellen op Europees
niveau</span> <i><span>wel</span></i> <span>zouden
worden gerealiseerd, dan zou daarmee het
probleem van de internationale
belastingconcurrentie op wijdere schaal
nog niet zijn opgelost. Te verwachten is
zelfs dat dat probleem met de Brexit
alleen maar groter wordt, doordat de
Britse regering de nadelige gevolgen
daarvan zal proberen op te vangen door met
lagere belastingen buitenlands kapitaal
aan te trekken.</span> <br>
</p>
<span>Piketty’s hervormingsoptimisme is
verbonden met zijn anti-determinisme:
maatschappelijke ontwikkelingen liggen niet
vast, schrijft hij bij herhaling, de
geschiedenis laat telkens weer zien dat er
verschillende keuzemogelijkheden zijn,
waarbij ideeën, debatten, overtuigingskracht
en argumenten een beslissende rol spelen.
Dat gold bijvoorbeeld in de tijd van de
Franse Revolutie, en het geldt ook nu.
Ideeën maken het verschil: die overtuiging
motiveert tot constructief nadenken over de
toekomst. Met deze voluntaristische
opstelling keert Piketty zich, terecht,
tegen de marxistische illusie dat nadenken
over de toekomst niet nodig is omdat na de
revolutie alles vanzelf goed zal komen, een
gedachte die in de marxistische praktijk
rampzalig heeft uitgepakt. Vandaar zijn
idealisme in de dubbele betekenis: gedreven
door idealen, en zich baserend op de
gedachte dat ideeën uiteindelijk bepalend
zijn voor de geschiedenis.</span>
<p><span>Daarin schiet hij, zoals ik hierboven
betoogd heb, te ver door. In mijn optiek
berusten ongelijkheidsregimes in eerste en
laatste instantie op machts- en
afhankelijkheidsverhoudingen. De grote
ongelijkheid in de Europese middeleeuwen
bijvoorbeeld vloeide niet voort uit een
door geestelijken bedachte constructie van
drie standen, maar veeleer uit het feit
dat een kleine groep krijgers beschikte
over een monopolie op wapens en daarmee de
boerenbevolking kon overheersen. De
transformatie in Europa rond 1800 van
standen- naar klassensamenleving (of
‘bezitterssamenleving’) is niet los te
zien van de uitbreiding van de
markteconomie en de groeiende macht van de
commerciële en industriële bourgeoisie. De
ongelijkheid in de huidige wereld is niet
een rechtstreeks gevolg van een door
rechtse economen en politici bedachte
ideologie – het neoliberalisme of
neo-propriëtarisme –, maar berust in hoge
mate op het gegeven dat steeds meer mensen
overal ter wereld voor de bevrediging van
hun consumptieve behoeften en hun beroeps-
en inkomenskansen van grote, private,
transnationaal opererende ondernemingen
afhankelijk zijn geraakt.</span></p>
<p><span>Het neoliberalisme, dat die
ontwikkeling rechtvaardigde en
stimuleerde, is nu op zijn retour omdat
ondernemingen veel meer van overheden
afhankelijk blijken te zijn dan lang werd
gedacht. Dat dwingt tot verandering, en
daarin kunnen ideeën als die van Piketty
een belangrijke rol spelen. Maar ideeën
die politiek gewicht krijgen voegen zich
naar belangen. Daarbij gaat het niet
alleen om materiële maar ook om emotionele
en psychologische belangen – behoeften aan
respect, houvast, groepstrots,
‘identiteit’. Piketty onderschat de kracht
en betekenis daarvan, bijvoorbeeld als hij
schrijft dat nationale grenzen
constructies zijn, die verschoven,
verzwakt of opgeheven kunnen worden als
daarmee een eerlijker verdeling van
inkomen, bezit en opleidingskansen kan
worden bereikt. Gegeven de historische
geworteldheid en vanzelfsprekendheid van
nationale wij-gevoelens zal voor een
effectief antwoord op het nieuwe
nationalisme in Europa meer nodig zijn dan
het ontwerpen van plannen voor versterking
en democratisering van Europese
instellingen.</span></p>
<h4>Welke hervormingen?</h4>
<p><span>Ondanks hun verschillen zijn Piketty,
Milanovic en Stiglitz het er wel over eens
dat het kapitalisme – in de zin van een
markteconomie met overwegend privébezit
van de productiemiddelen – in enigerlei
vorm zal blijven voortbestaan. Daar hebben
ze gelijk in, denk ik. Milanovic is hier
het meest uitgesproken over en knoopt er
pessimistische toekomstverwachtingen aan
vast. Piketty en Stiglitz daarentegen
benadrukken de mogelijkheid en de noodzaak
van ingrijpende hervormingen, wat ze
verbinden met de gedachte dat ideeën en
politieke mobilisatie doorslaggevend zijn
bij grote maatschappelijke veranderingen.
Waar dit voor Piketty een algemeen
theoretisch uitgangspunt is, spitst
Stiglitz het toe op recente ontwikkelingen
in Amerika. Veel meer dan zijn Franse
collega stelt hij zich op als vakeconoom
die pretendeert zijn aanbevelingen te
baseren op wetenschappelijke inzichten,
zoals het inzicht dat meer gelijkheid de
economie als geheel ten goede komt.</span>
<br>
</p>
<span>Met zijn beperktere blik maken de
hervormingsvoorstellen van Stiglitz toch een
realistischer indruk; niet alleen omdat ze
gematigder zijn, maar ook omdat ze
betrekking hebben op één nationale staat,
die vanwege zijn omvang en nog altijd
dominante positie in de wereld meer
politieke speelruimte heeft dan de kleine en
middelgrote staten van Europa. Door de
buitengewoon scherpe toename van de
ongelijkheid en de vergaande polarisatie is
de urgentie van drastische verandering in
Amerika ook groter. Het klinkt ook niet zo
vreemd, al heeft het met wetenschap weinig
te maken, dat Stiglitz zijn voorstellen
vergezeld doet gaan van een patriottische
retoriek die inhoudt dat Amerika hiermee zal
terugkeren tot zijn ware bestemming. ‘we are
still (…) a country that believes in
fairness, in equality of opportunity, and in
what the Statue of Liberty represents (…) We
are still a country of people who care about
their neighbors and the less advantaged,’
schrijft hij in het slothoofdstuk
’Reclaiming America’. Het zijn woorden die
uitstekend zouden passen in een speech van
een progressieve Amerikaanse politicus.</span>
<p><span>Het ‘wij’ waar Stiglitz naar verwijst
ontbreekt goeddeels op Europees niveau, en
dat is een van de redenen waarom de
hervormingsideeën van Piketty verder
verwijderd zijn van de politieke praktijk.
Toch verdienen ze serieuze discussie. Ja,
‘meer Europa’ is een noodzakelijke
voorwaarde om de economische ongelijkheid
in dit deel van de wereld terug te
dringen. De brug die Piketty slaat van
theorie naar ideologie, van empirische
analyse naar hervormingsvoorstellen, is
interessant en uitdagend. En wat een
geweldige aanloop neemt hij om tot dit
politieke programma te komen. Wat een
panoramisch overzicht van de geschiedenis
van de ongelijkheid over de afgelopen
eeuwen en wat een rijkdom aan gegevens
worden hier gepresenteerd. Ondanks de
aanvechtbare theoretische uitgangspunten,
de eenzijdigheden en de opvallende
omissies is dit, opnieuw, een
indrukwekkend boek.</span></p>
<h4><strong>Noten</strong></h4>
<p><span>(1) In de Nederlandse vertaling staat
‘participerend socialisme’, wat me minder
gelukkig lijkt. Ook op andere plaatsen in
dit stuk wijk ik af van de Nederlandse
vertaling, die helaas tal van
onnauwkeurigheden en fouten bevat. <br>
</span><span>(2) Indertijd heb ik daar
kritische kanttekeningen bij geplaatst:
Nico Wilterdink, ‘Piketty’s toverformule’,</span>
<i><span>Sociologie</span></i><span>, 10
(2), 2014, 190-202.</span></p>
<br>
</div>
</div>
</div>
</div>
</div>
</div>
</div>
</div>
<div class="css-10y0cgg"><br>
</div>
</div>
</div>
</div>
</body>
</html>