<html>
<head>
<meta http-equiv="content-type" content="text/html; charset=UTF-8">
</head>
<body>
<div class="css-ov1ktg"><br>
</div>
<div id="root">
<div class="css-3cvb8h">
<div class="css-12lf39s">
<div class="css-ov1ktg">
<div width="718" class="css-s84953">
<header class="css-d92687">
<h1 class="css-1z36ek">Vilém Flusser: Is er een toekomst
voor het schrijven</h1>
<div class="css-1qe21z8">
<div class="css-7kp13n">By</div>
<div class="css-7ol5x1"><span class="css-acjdas">Pieter
de Nijs</span></div>
<div class="css-8rl9b7">instituutvoorbeeldtaal.nl</div>
<div class="css-zskk6u">8 min</div>
</div>
<div class="css-1890bmp"><a
href="https://getpocket.com/redirect?url=http%3A%2F%2Fwww.instituutvoorbeeldtaal.nl%2Fartikelen%2Fvilem-flusser-is-er-een-toekomst-voor-het-schrijven%2F"
target="_blank" class="css-1neb7j1">View Original</a></div>
</header>
<div class="css-429vn2">
<div role="main" class="css-q7xgeq">
<div id="RIL_container">
<div id="RIL_body">
<div id="RIL_less">
<div lang="nl">
<p>Op 17 december jl. spraken Kiene
Brillenburg-Wurth en Dirk Vis over ‘de
toekomst van het schrijven’ in Pakhuis De
Zwijger. Op deze avond kwam ook het werk van
de filosoof Vilem Flusser aan de orde, met
name de ideeën die hij verwoordde in zijn
essay <em>Die Schrift. Hat Schreiben
Zukunft</em>?</p>
<p>In het onderstaande een poging tot
verduidelijking van de gedachten die Flusser
in zijn boek naar voren bracht.</p>
<div class="RIL_IMG" id="RIL_IMG_1">
<figure> <img
src="https://pocket-image-cache.com//filters:no_upscale()/http%3A%2F%2Fwww.instituutvoorbeeldtaal.nl%2Fwp-content%2Fuploads%2F2013%2F12%2FFlusser-Foto2.jpeg"
alt="" width="352" height="358"> </figure>
</div>
<p>De titel van het boek van Vilém Flusser
(voor het eerst in 1987 in het Duits
gepubliceerd als Die Schrift, Hat Schreiben
Zukunft?) suggereert veel. Flusser
(1920-1991) schreef zijn boek ongeveer 30
jaar geleden – dus ruim vóór de opkomst van
internet en nieuwe media, maar de gedachten
die hij in zijn ‘essay’ naar voren brengt
blijken anno 2013 onverholen profetisch.</p>
<p>Flusser vraagt zich af wat er zal gebeuren
met het denken en in de communicatie wanneer
geschreven taal overstemd raakt door
digitale expressiemiddelen. ‘Schrijven, in
de vorm van het plaatsen van letters en
andere schrifttekens achter elkaar, heeft
weinig of geen toekomst. Informatie wordt
tegenwoordig effectiever doorgegeven met
andere codes dan met geschreven tekens.’ Zo
opent Flusser zijn essay, want het gaat hier
om een gedachte-experiment. ‘Ik schrijf over
het schrijven als communicatiemiddel’ – een
paradoxale activiteit, zo geeft Flusser toe,
maar is denken in ándere vormen dan in
letters achter elkaar wel mogelijk?</p>
<p>De mens las al voor hij schreef. De
interpretatie van de natuur en van de
seizoenen, van de menselijke arbeid en
sociale relaties werd uit de ervaringen
ervan afgelezen, maar niet neergeschreven.
Het vormen van tekst was een volgende stap
in het leesbaar maken van onze ervaring en
kennis. De werkelijkheid werd pas
schrijfbaar toen de mens ging schrijven.
Daarmee werd de leesbaarheid een nieuw
object geboden: het schrift. Met het schrift
ontstond pas de schrijver, terwijl de mens
al lang kon lezen. De komst van het schrift
vormde een nieuwe werkelijkheid, waarvan de
leesbaarheid in het lezen wordt opgevolgd.
Het lezen van een schrijfbare en geschreven
werkelijkheid vormt met het schrijven van
een leesbare werkelijkheid de unieke
tweespaltige geschiedenis van onze moderne
kennis, van onze esthetische faculteiten en
van onze communicatie.</p>
<p>Schrijven, stelt Flusser – van het Latijnse
<i>scribere</i> – betekende ooit letterlijk
<i>inkrassen</i>. Oorspronkelijk was
schrijven dus een activiteit waarbij een
boodschap in een object werd ingekrast.
In-formatie betekende ook letterlijk een <i>vorm</i>
<i>inbrengen</i> op of in een object of
oppervlak, met als doel het ingebrachte te
bewaren voor later. Schrijven als zodanig
maakte een ontsnapping mogelijk uit het
aloude mythische en in wezen circulaire
(prehistorische) denken: schrijven hield in
dat het denken in een lineaire – en dus
historische – gedachtegang kon worden
gevangen. ‘Schrijven is een vertaling van de
tweedimensionale oppervlak van beelden naar
de eendimensionale lineaire code (…); vanuit
het beeldende naar het conceptuele; vanuit
scènes naar processen, vanuit context naar
tekst.’</p>
<p>Feitelijk is schrijven een iconoclastisch
proces: het schrijven probeert beelden te
verklaren door deze te analyseren. En dat
betekent letterlijk: door de beelden uit
elkaar te halen, door deze te demonteren.
Met de intrede van het schrijven maakte
beeldend (of verbeeldend) denken plaats voor
conceptueel en kritisch denken. Het
alfabetisch schrift verving het
beeldschrift: tekens vervingen ideogrammen
en de mythische wijze van spreken week ten
gunste van het ‘logisch’ (letterlijk: logos
= woord<a
href="http://www.instituutvoorbeeldtaal.nl/artikelen/vilem-flusser-is-er-een-toekomst-voor-het-schrijven/#_ftn1"
title="">[1]</a>) spreken.</p>
<p>Schrijven staat gelijk aan het noteren van
gedachten in tekens, in een opeenvolging van
regels. Met schrijven breng je een markering
aan in het verloop van de tijd. En schrijven
verloopt niet in een vloeiend en continu,
maar in een (vanuit menselijk standpunt
noodzakelijk) staccato proces. Het vereist
een beweging met ingebouwde rust. Die rust
wordt weerspiegeld in de spaties tussen de
afzonderlijke tekens en in het wit tussen de
regels.</p>
<p>Mensen hebben dergelijke rustpunten nodig.
Machines niet. Die noteren sneller – steeds
sneller – en hebben geen rust nodig. We
kunnen, aldus Flusser, dat noteren dan ook
eigenlijk beter overlaten aan machines. Als
we dat doen, krijgen we ruimte voor iets
anders, iets nieuws. ‘Het alfabet werd
ontwikkeld als de code van het historisch
bewustzijn. Als we het alfabet zouden
opgeven , is dat omdat we proberen om dat
historisch bewustzijn te overstijgen.’</p>
<p>Je kunt, aldus Flusser, de intrede in ‘het
digitale tijdperk’, zoals we dat de laatste
decennia hebben beleefd, met twee
kernwoorden karakteriseren: met <i>relativiteit</i>
en met <i>quanta</i>. Het eerste kernwoord
betekent dat ruimte, ooit als absoluut
gezien, en tijd, ooit duidelijk als
verlopend bezien, niets meer bleken te zijn
dan relaties tussen waarnemers. Het tweede
kernwoord betekent dat de materiële wereld,
ooit als solide gegeven bezien, niets meer
is dan een zwerm van deeltjes die toevallig
rondzweven.</p>
<p>Duidelijk is ook dat ons denken een proces
is van elektronen en protonen. ‘Wat we een
idee noemen, of een gevoel of wens of
beslissing blijkt in werkelijkheid een
statistische optelsom van quantumsprongen;
wat we waarneming noemen is niets meer dan
een samenvatting van quantumsprongen in een
representatie.’ In veel opzichten is het
eenzelfde proces als dat van ‘denkende
machines’. Dit inzicht is revolutionair en
dwingt ons tot nieuwe inzichten. We moeten
leren dat we denken in beelden, want alles
wat we percepties noemen zijn niets meer dan
beelden die in het brein worden
geproduceerd. En we moeten leren dat denken
geen continu discursief proces is: denken
‘quantizes’.</p>
<p>‘Apparaten’ zijn gebaseerd op de 1-0
structuur omdat ze de structuur van ons
brein imiteren. Digitale codes vormen een
methode om betekenis te geven aan de
quantumsprongen in het brein. En wat we zien
op beeldschermen zijn representaties die
vergelijkbaar zijn met de representaties die
ons brein produceert. Zo bezien is het
moeilijk uit te maken of de geproduceerde
beelden werkelijke of imaginaire dingen
representeren. Dat houdt tevens in dat het
mogelijk wordt om de processen in ons brein
te bevrijden van psychologische,
filosofische en ideologieën.</p>
<p>‘Zoals het alfabet oorspronkelijk ageerde
tegen pictogrammen, zo ageren digitale codes
tegen de letters om die te overwinnen. Zoals
eens het denken dat berustte op het alfabet
ageerde tegen magie en mythe (beelddenken),
zo ageert het denken gebaseerd op digitale
codes nu tegen proces-georiënteerde,
‘progressieve’ ideologieën en vervangt die
door een structurele, systeem-analytische,
cybernetische manier van denken’.</p>
<p>We moeten, aldus Flusser, daarom
verschillende dingen afleren en nieuwe
aanleren. ‘Het eerste wat we moeten afleren
is het proces-georiënteerde, progressieve
lineaire denken, de manier van denken die
wordt uitgedrukt in het lineaire schrijven.
‘We will have to erase the alphabet from
memory to be able to store the new codes
there.’ ‘We will have to learn to write
digitally, should writ<i>i</i>ng still be a
suitable designation for such a means of
notation (…)’. […] We will have to recode
everything still to be written, all those
unfinished thought processes set out in
texts, into digital codes.</p>
<p>De nieuwe lezer zit niet vast aan het
verloop van de tijd en is qua ruimte ook
vrij. Hij is vrij om Aristoteles te lezen en
daarná Newton, maar kan er ook voor kiezen
Newton vóór Aristoteles te lezen. De
toekomstige lezer komt met andere woorden
boven het historisch bewustzijn te staan.’He
doesn’t read along a line but rather spins
his own nets.’</p>
<p>In het digitale tijdperk verandert lineair
denken in ‘oppervlakte-denken’, in het
denken in (tweedimenionale) ‘surfaces’.
Schrijven dwingt ons onze aandacht te
bewegen van punt naar punt over de pagina,
wat correspondeert met ‘lijndenken’ en met
denken in historische opeenvolging ‘ergens
naartoe’. ‘Surface thought’ verschilt
daarvan in die mate dat beelden informatie
niet in een lineaire volgorde zetten, maar
die over twee dimensies verspreidt, waardoor
de tijd van kijken geen orde afdwingt. Waar
beelden zich nog lineair ontvouwen, als in
een film of televisieprogramma, houdt dat
nog steeds een duidelijke temporaliteit in
van ‘surfaces’.</p>
<p>Voor Flusser, ‘it becomes obvious that
‘history’ as embodied in reading written
texts means something quite different from
what it means in reading films.’ Maar,
‘[t]his radical change in the meaning of the
word <em>history</em> has not yet become
obvious, for a simple reason: we have not
yet learned how to read films and TV
programs’. We weten niet hoe we deze moeten
‘lezen’ omdat we blijven denken over
‘surfaces’ zoals het schrijven ons heeft
geleerd, als representaties van objecten.</p>
<p>Flusser suggereert dat er maar twee wegen
mogelijk zijn om los te komen van het
lineair-historiserende schrift: terug naar
het beeld of vooruit naar cijfers, ofwel:
terug naar de verbeelding of vooruit naar
berekening. Maar wellicht ligt de
‘bevrijding’ eerder in de combinatie van die
twee: cijfers vertaald naar beelden, zo
suggereert Flusser in zijn nawoord bij de
tweede Engelse editie van <em>Does writing
have a future</em> (1989): ‘One could try
to break out of textual, writing-based
thought into intuitive calculations. If this
were to succeed, it would lift both
calculating and imaginative thinking into
the textual. Writers would then have
swallowed mathematicians and image makers,
digested them, and in so doing raised
themselves to a new level.’ Helaas, zo
constateert Flusser, is dat niet gebeurd. De
verklaring? Het gebrek aan (mathematisch)
inzicht bij de schrijvers. ‘One might think
one could have known that beforehand. But in
fact, those whose mathematical competence is
sufficient don’t try to break out of
writing, for they have already set it aside
in contempt. So the attempt must be made
despite being aware of one’s own
incompetence (of inevitable failure). That
is just what is dramatic about essayistic
thinking: it knows its own incompetence and
turns to those with greater competence to
try.’</p>
<p>Flusser schreef zijn essays op de grens van
een doorbraak naar het digitale tijdperk. Ze
spiegelen de belofte van een andere
schrijfbaarheid, met de daaraan gekoppelde
‘bevrijding’ van het ideologische. Dat laat
onverlet dat de geschiedenis zich in de
afgelopen decennia al weer heeft bewogen in
de richting van een politiek beheersbaar en
eenduidige industrieel gebruik van de
digitale media en de netwerken waarin deze
opereren. De vraag is dus of hij gelijk had
over de ‘bevrijdende werking’ die er van de
radicale veranderingen binnen het digitale
tijdperk zou uitgaan. De vraag is hoe
ingrijpend het ‘nieuwe schrijven’ onze
waarneming, ervaring en communicatie in de
nabije toekomst zullen veranderen. En de
vraag blijft in hoeverre het internet de
verwachtingen waar maakt dat het omstreden
inhoud om mogelijke censuur heenleidt.</p>
<p>In ieder geval vraagt het ‘nieuwe
schrijven’ waar Flusser op doelt om nieuwe
generaties schrijvers en lezers. Het is aan
beeldenmakers en wiskundigen en aan om het
even welke andere markerende geesten om
nieuwe patronen in ons denken schrijfbaar en
leesbaar te maken.</p>
<p>In <em>Does writing have a future?</em>
voert Flusser de lezer van het
oorspronkelijke lezen – het erkennen en
bestendigen van patronen in onze ervaring
van de natuur – en uit het oorspronkelijke
in-formeren – het krassen in een bewerkbaar
oppervlak – naar schriftvormen die minder
voorschriften produceren. De patronen die in
netwerkschriften optreden, nodigen uit tot
het loslaten van oude vaststellingen.
Flusser spreekt de hoop uit dat een nieuw
schrift tot nieuwe in tekst, beeld en geluid
genoteerde werken leiden en doet in zijn
boek een oproep aan ‘nieuwe schrijvers’.
Mensen die tegen wil en dank blijven
schrijven: ‘Er zijn mensen die schrijven
omdat ze denken dat dat nog zin heeft en er
zijn mensen die niet meer schrijven maar
teruggaan naar de kleuterschool. En er zijn
mensen die schrijven ook al weten ze dat dat
geen zin heeft.’</p>
<p>Pieter de Nijs</p>
</div>
</div>
</div>
</div>
</div>
</div>
</div>
</div>
<div class="css-rfboy2"><a title=""
href="http://www.instituutvoorbeeldtaal.nl/artikelen/vilem-flusser-is-er-een-toekomst-voor-het-schrijven/#_ftnref1">[1]</a>
<i>Logos</i> werd door Heraclites gebruikt om de menselijke
kennis en inherente orde van het universum te kenschetsen,
een wetmatigheid die in het gehele universum aanwezig, of
door de goden ingesteld, is. Dit ziet hij achter de
veranderlijke dagelijkse werkelijkheid, die hij met zijn <i>πάντα
</i><i>ῥ</i><i>ε</i><i>ῖ</i> (panta rhei; vert.: <i>alles
stroomt</i>) verwoordt. (Wikipedia) </div>
</div>
</div>
</div>
</body>
</html>