<html>
<head>
<meta http-equiv="content-type" content="text/html; charset=UTF-8">
</head>
<body>
<header class="css-d92687">
<h1 class="css-19v093x">Op zoek naar de uitgang</h1>
<div class="css-1x1jxeu">
<div class="css-7kp13n">By</div>
<div class="css-8rl9b7">dereactor.org</div>
<div class="css-zskk6u">8 min</div>
</div>
<div class="css-1890bmp"><a
href="https://getpocket.com/redirect?url=https%3A%2F%2Fwww.dereactor.org%2Fteksten%2Fop-zoek-naar-de-uitgang"
target="_blank" class="css-1neb7j1">View Original</a></div>
</header>
<p>Net toen ik begon te lezen in <em>Doctor Faustroll</em> (1911)
van schrijver en patafysicus Alfred Jarry kreeg ik <em>Het
drinkgelag. Een trilogie van de dorst</em> (1939) toegestuurd,
van de mij onbekende auteur René Daumal (1908-1944). Ook deze
schrijver wordt wel eens een patafysicus genoemd. Volgens Jarry is
patafysica ‘de wetenschap van de imaginaire oplossingen’. ‘Zij
bestudeert de wetten die de uitzonderingen regeren en zal de
verklaring vormen van het universum dat naast het onze bestaat’.
Volgens de <a href="http://www.batafysica.nl/">Nederlandse
Academie voor Patafysica</a> worden patafysici ‘omschreven als
encyclopedisten op zoek naar een methode, en satirici op zoek naar
een moraal. Door het scheppen van denkbeeldige werelden en het
construeren van eenmanstheorieën beproeven ze de idiotie en
kunstmatigheid van het bestaan.’</p>
<p>Die laatste definitie is grotendeels van toepassing op het
meesterlijke <em>Het drinkgelag</em>, waarin Daumal methodisch te
werk gaat, met als ultieme doel de aannames omtrent zichzelf en de
anderen, bijvoorbeeld wat de sociale positie betreft, te
ontmaskeren en zo tot een in zichzelf gekeerde verzuchting te
komen. Wat dat laatste betekent, zal voor eenieder afzonderlijk
moeten blijken, want in die afwending van het rumoer van de wereld
en afbraak van het illusoire zelf moet een eigen taal worden
gevonden. Wie dat proces toch wil meedelen, doet dat via de omweg
van de allegorie of de groteske, zoals Daumal deed. In de uitkomst
of het voorlopige eindpunt wordt het immers stil: ‘[Z]o bestaat er
ook een intensiteit van de gedachte waar geen woorden meer aan te
pas komen.’ Men heeft zichzelf aan de voeten opgehangen, leeg van
zichzelf. Dit staat deels haaks en is een antwoord op het
surrealisme van André Breton, die in zijn manifest een oproep deed
tot kunst ‘geleid door fantasie, zonder enige gecontroleerde ratio
en los van morele waarden’. Daumal schreef in zijn <em>Open brief
aan André Breton</em> (1930) dat de surrealisten zich verloren
in ‘gezelschapsspelletjes’ en ‘pittoreske magie’.</p>
<p>Mijn eerste begrip van <em>Het drinkgelag</em> is schatplichtig
aan het onderlegde en uitnodigende nawoord van vertaler Maarten
Elzinga, die aanvankelijk het gevoel kreeg ‘elke grip op de tekst
te verliezen’. ‘[D]it was een onvertaalbaar want onbegrijpelijk
boek.’ Uiteindelijk geeft het motief van de roman zich wel bloot.
Elzinga leest zich in: ‘Een paar biografieën en duizend pagina’s <em>Correspondance</em>
verder, heb ik nog steeds niet het gevoel, veel minder dan bij
andere schrijvers, de “mens” achter de ik-figuur, achter de
verteller, achter de auteur te leren kennen.’ Zijn nawoord bewijst
echter het tegendeel. René Daumal treedt mij, dankzij Elzinga,
tegemoet als een mens die ik ken. Daarin schuilt het gevaar van
mijn liefdevolle toe-eigening die blind maakt, maar ik ontkom er
niet aan begeesterd te worden door dit portret van een schrijver
wiens schoenen ik maar al te graag zou dichtknopen en weer
losmaken, keer op keer. Dat heeft veel te maken met zijn biografie
en zijn poging om aan het zelfbeeld te ontsnappen.</p>
<p>De roman bestaat uit drie delen: ‘Moeizame dialogen over de macht
van woorden en de zwakte van het denken’; ‘Kunstmatige
paradijzen’; ‘Het gewone daglicht’. Vertaald naar vandaag, en het
is natuurlijk van hieruit dat ik lees, gaat het eerste deel over
het onophoudelijke gepraat, van journalisten, opiniedraaiers,
filosofen, politici, kunstenaars, schrijvers, wetenschappers en
salonverontwaardigden, dat ons als mediajunks oorverdovend in de
actualiteit plaatst, ‘maar dankzij al dat retorische, technische,
filosofische, algebraïsche, logistische, journalistische,
romanische, artistische en esthetisjoem taalgebruik is de mens
vergeten hoe hij zich echt van het woord zou kunnen bedienen’.</p>
<p><br>
</p>
<p>[...]<br>
</p>
</body>
</html>