<!DOCTYPE HTML PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 3.2//EN">
<HTML>
<HEAD>
<META HTTP-EQUIV="Content-Type" CONTENT="text/html; charset=iso-8859-1">
<META NAME="Generator" CONTENT="MS Exchange Server version 5.0.1461.43">
<TITLE>Virtuele partij - Digitale afdeling</TITLE>
</HEAD>
<BODY>
<P><FONT SIZE=2 FACE="Arial">Matt Poelmans schreef:</FONT>
<BR><FONT SIZE=2 FACE="Arial">KNIP</FONT>
<BR><B><FONT SIZE=2 FACE="Arial">Digitale afdeling</FONT></B>
<BR><FONT SIZE=2 FACE="Arial">Er bestaat een toenemende behoefte aan niet-territoriale afdelingsvormen, waaronder digitale afdelingen. Het hoofdbestuur stelt voor deze samenwerkingsvormen onder de naam (virtueel) platform in de reglementen op te nemen met daarin gekoppeld bevoegdheden tot het indienen van amendementen en moties. Uitgangspunt is dat een platform zichzelf financiert. Het functioneren van de platforms binnen de landelijke vereniging wordt binnen twee jaar geëvalueerd, hetgeen zo nodig tot wijzigingen in de regelgeving kan leiden</FONT></P>
<P><FONT SIZE=2 FACE="Arial">KNIP</FONT>
</P>
<P>Ik ben het met Ad Huikeshoven eens dat mij ook niet helemaal duidelijk is waarom dit vanaf het begin reglementair geregeld moet worden, anders dan als initiatief om mee te experimenteren. Wellicht dat vanuit het HB voorstellen gedaan kunnen worden over hoe je een digitale afdeling in zou kunnen richten en wat er nodig is om e.e.a. te laten slagen, maar dat kan prima als beleidsstuk van het HB. Na wat ervaring kan het eventueel in je huishoudelijk reglement verwerken.</P>
<P>Waar Ad in zijn reactie aan voorbij gaat is dat 2 mensen die op een AAV bijeen zijn (de voorzitter en de secretaris) namens die AAV voorstellen in kunnen dienen op het congres. Niks 25 handtekeningen. Dat zou ook voor een digitale lijst mogelijk moeten zijn.</P>
<P>Daarnaast zou het voor een hoop besturen prettig en bijzonder ontlastend zijn als niet zij, maar het lid in een bepaald platform zelf verantwoordelijk is voor de eigen moties en amendementen. Via de mail gaat dat een stuk efficienter en sneller dan op een AAV, die daar doorgaans dodelijk saai van wordt.</P>
<P>Ook kan een platform bestaan uit mensen die ter zake kundig zijn. M.a.w. een voorstel is gestoeld op de kennis van mensen die verstand van zaken hebben en die wonen nu eenmaal niet allemaal in dezelfde afdeling. Sterker, de kans is redelijk groot dat deze mensen elkaar lang niet allemaal kennen. Via onderwerp gerelateerde platforms zouden ze elkaar probleemloos kunnen treffen.</P>
<P>Daarnaast zitten we nog steeds met het witte vlekkenprobleem; gemeenten waar geen D66 afdeling is maar waar wel leden wonen. Het platform model kan voor deze mensen een veel eenvoudiger oplossing zijn om hun voorstellen bespreekbaar te krijgen dan door af te reizen naar een ARV.</P>
<P>Verder stimuleert dit de ontwikkeling van niet-territoriale afdelingsvormen. De organisatorische bodem onder D66 begint wat sleets te worden en in kleinere gemeentes leidt dat nu al tot problemen v.w.b. het vullen van posten. Schaalvergroting, of andere manieren van omgaan met grenzen zouden deze problemen (deels) op kunnen lossen.</P>
<P>Ik denk dat de noodzaak er dus wel degelijk is en juich deze ontwikkeling van harte toe.
</P>
<P>Mijn vraag is welke criteria het HB voor ogen heeft bij een evaluatie over twee jaar?
</P>
<P>Met vriendelijke groet,
<BR>Arjan Stoffels
</P>
</BODY>
</HTML>