[D66] De Onmogelijkheid van de Stemgang: Over de Zinloosheid van Verkiezingen en de Ondoorgrondelijkheid van de Algemene Wil
René Oudeweg
roudeweg at gmail.com
Wed Sep 3 07:55:18 CEST 2025
De Onmogelijkheid van de Stemgang: Over de Zinloosheid van Verkiezingen
en de Ondoorgrondelijkheid van de Algemene Wil
De democratie wordt doorgaans verheerlijkt als het meest legitieme en
rationele regeringsstelsel: de wil van het volk zou er immers
rechtstreeks in tot uitdrukking komen. Toch rijst de vraag of de
stemgang werkelijk datgene weerspiegelt wat men graag de algemene wil
noemt. Een kritische blik toont dat verkiezingen in essentie een leeg
ritueel kunnen zijn, omdat de algemene wil principieel niet te peilen valt.
1. Het probleem van de abstractie: wat is de ‘algemene wil’?
Jean-Jacques Rousseau stelde dat de algemene wil niet simpelweg de som
is van individuele voorkeuren, maar een collectieve oriëntatie op het
algemeen belang. Hier ontstaat reeds de paradox: wat zich niet laat
reduceren tot optellingen van stemmen, kan door het stemhokje niet
geopenbaard worden. De stemgang pretendeert een mathematische vertaling
te geven van iets dat principieel niet kwantificeerbaar is.
2. De reductie van complexiteit
Een stem is altijd een reductie van een veel complexere houding. Een
burger heeft talloze meningen, twijfels en voorbehouden, maar wordt
gedwongen tot één enkel bolletje rood. De gelaagde werkelijkheid van het
menselijke denken verdwijnt in de abstractie van een cijfer. Daarmee
wordt het proces niet zozeer een uitdrukking van vrijheid, maar een
amputatie ervan.
Voorbeeld: Het Britse referendum over de Brexit in 2016 is een
emblematisch geval. Een buitengewoon complexe kwestie – met gevolgen
voor handel, migratie, soevereiniteit en geopolitiek – werd gereduceerd
tot een binaire keuze: blijven of vertrekken. Miljoenen nuances,
twijfels en middenposities verdwenen in een ja/nee-schema, waardoor het
resultaat onvermijdelijk simplistisch was.
3. De rol van framing en beïnvloeding
De idee dat verkiezingen een ‘vrije keuze’ zijn, miskent de enorme macht
van framing, media en campagnes. De kiezer stemt zelden vanuit een
zuivere, autonome ratio, maar reageert op slogans, emoties en
strategische manipulaties.
Voorbeeld: In de Weimarrepubliek van de jaren ’20 en ’30 werden
verkiezingen steeds meer gedomineerd door propagandamachines. De opkomst
van de NSDAP was minder het gevolg van een rationele volkswil, dan van
een uitgekiende strategie van angstzaaierij en massamobilisatie. De
stemgang legitimeerde in dit geval een autoritaire machtsovername, wat
de breekbaarheid van het democratisch ritueel illustreert.
4. De mythe van gelijkwaardigheid
Formeel weegt elke stem even zwaar. Maar in de praktijk zijn niet alle
stemmen gelijkwaardig: economische macht, lobbygroepen en
partijfinanciering bepalen in sterke mate welke keuzemogelijkheden
überhaupt op tafel komen.
Voorbeeld: In de Verenigde Staten bepalen de belangen van grote donoren
en lobby’s de contouren van het politieke speelveld. Verkiezingen lijken
daardoor eerder een competitie van financiële slagkracht dan een
uitdrukking van gelijke volksinvloed. De burger mag wel stemmen, maar
heeft nauwelijks zeggenschap over welke alternatieven werkelijk
bereikbaar zijn.
5. De temporaliteit van de wil
Zelfs indien men zou aannemen dat de stemgang de voorkeuren van een
bepaald moment correct weerspiegelt, blijft er een onoplosbaar probleem:
de wil is veranderlijk. Wat vandaag gekozen wordt, kan morgen reeds
achterhaald zijn. Verkiezingen fixeren een dynamisch proces in een
statisch moment.
Voorbeeld: Tijdens de Franse Revolutie wisselden de machtsverhoudingen
en de publieke opinie razendsnel. De Grondwet van 1791, democratisch
gelegitimeerd, was binnen enkele jaren irrelevant. Het revolutionaire
volk sprak voortdurend met een nieuwe stem – waardoor het idee van één
duurzame ‘algemene wil’ een illusie bleek.
6. Het aggregatieprobleem
De sociale keuze-theorie, onder andere uitgewerkt door Kenneth Arrow,
heeft aangetoond dat het onmogelijk is om individuele voorkeuren op een
eerlijke en consistente manier te aggregeren tot een collectieve
voorkeur zonder tegenstrijdigheden. De wiskunde zelf bewijst dus dat de
stemgang geen toegang kan verschaffen tot de algemene wil.
Conclusie
De stemgang presenteert zich als de belichaming van volkssoevereiniteit,
maar in werkelijkheid gaat het om een ritueel dat de complexiteit van de
algemene wil maskeert en neutraliseert. Brexit, de ondergang van de
Weimarrepubliek, de grillige koers van de Franse Revolutie en de invloed
van geld in de Amerikaanse politiek laten zien hoe de verkiezingsuitslag
vaak meer zegt over toevallige omstandigheden, manipulatie of
machtsstructuren dan over een ware collectieve wil.
Wat verschijnt als democratische legitimiteit is vaak slechts de sluier
waarachter macht zich schuilhoudt. Als de algemene wil niet peilbaar is,
dan is de verkiezing niet meer dan een symbolische handeling die geen
echte waarheid over de samenleving onthult.
De vraag die rest is of wij, met deze wetenschap, niet dringend nieuwe
vormen van politieke articulatie moeten zoeken – vormen die de
pluriformiteit en veranderlijkheid van menselijke wil beter erkennen, in
plaats van haar te reduceren tot een optelsom van hokjes op papier.
More information about the D66
mailing list