[D66] Limburger: Luik, een liefdesverklaring
René Oudeweg
roudeweg at gmail.com
Sat Apr 13 08:34:35 CEST 2024
epaper.limburger.nl
De Limburger
Door Robin van der Kloor illustratie debby frissen
10–13 minutes
Vies, armoedig en verpauperd. Of: de laatste hinderlijke onderbreking op
weg naar Frankrijk. Lange tijd kampte de stad Luik met een uiterst
beroerde reputatie. Hoog tijd dat daar verandering in komt, vindt Bart
Jungmann. De journalist voegde de daad bij het woord, ging in Luik wonen
en schreef er een boek.
Ja, er werd hier en daar wel even een wenkbrauw opgetrokken. Toen
schrijver en journalist Bart Jungmann (68) in zijn vriendenkring
vertelde dat hij zijn pas aangebroken pensioen wilde benutten om
tijdelijk naar Luik te verhuizen, stuitte hij op verbaasde reacties. De
algemene teneur: wat moet je dáár nou? „Ze begrepen het niet goed. Een
van mijn vrienden noemde het een ‘macabere stad’. Maar dat is voor mij
juist een aanbeveling. Ik vind het wel leuk als een stad iets anders te
bieden heeft dan alleen maar historie en pracht. Dat maakt het
interessant. Smoezeligheid en schoonheid gaan hier samen.”
Van alle plaatsen in de Benelux vind ik het verreweg de leukste, mooiste
en interessantste stad
.
Bart Jungmann
Die laatste conclusie zullen wel meer mensen getrokken hebben tijdens
een bezoek aan Luik. De vijfde stad van België is een stad van grandeur,
maar óók van chaos. Dat is deze zonnige maandagmorgen niet anders.
Terwijl Jungmann een kop koffie bestelt op een terrasje aan de Place du
Marché klinkt op de achtergrond het voortdurende geruis van voorbijgaand
verkeer. En een drilboor. Er wordt een tramlijn aangelegd in Luik. Een
dappere poging van het stadsbestuur om de auto langzaam uit het centrum
te verdrijven. Dat is bepaald geen overbodige luxe. Waar veel grote
steden de laatste jaren stukje bij beetje terrein teruggaven aan
voetgangers en fietsers is de auto in Luik nog steeds koning. Veel
Nederlandse vakantiegangers weten dat maar al te goed. Wie koers zet
richting het zuiden kan – soms met caravan en al – dwars door de stad.
Langs de Maas. Tunneltje in, tunneltje uit. Het is zoals veel mensen
Luik vooral kennen: als laatste hinderlijke onderbreking op weg naar
Frankrijk. Dat moet maar eens afgelopen zijn, vindt Jungmann. Want de
stad heeft zoveel méér te bieden. Wanneer hij in 2022 met pensioen gaat,
besluit hij er een paar maanden te gaan wonen. Van het een komt het ander.
De een begint een moestuin, jij trok na je pensioen meteen de deur
achter je dicht.
„Ik heb altijd het idee gehad: als ik met pensioen ga, wil ik dat moment
markeren. Ik speelde met de gedachte om een tijd naar Zuid-Amerika te
gaan. Maar goed: getrouwd, kinderen, sentimenten en praktische bezwaren.
Toen dacht ik: wat is nou het dichtstbijzijnde buitenland? Toen kwam ik
bij Luik uit. Vanuit Limburgs perspectief ligt dat wellicht voor de
hand, maar vanuit de Randstad bezien is Luik echt buitenland. Veel meer
dan steden in Duitsland of Vlaanderen. Veel meer ook dan Antwerpen,
bijvoorbeeld. Ik was hier een paar keer voor mijn werk geweest, tijdens
Luik-Bastenaken-Luik. Toen merkte ik al dat het best een interessante
stad is. Tijdelijk verhuizen was een hele ontdekking voor ons allebei.
Gelukkig moedigt mijn vrouw Marion dit soort avonturen aan. Daarbij
heeft Luik het voordeel dat het bereisbaar is. In het begin ging ik in
de weekenden vaak terug naar Zoeterwoude, zag ik er wel eens tegenop om
weer terug te gaan. Maar gaandeweg ging ik steeds vaker weekenden
overslaan.”
Dacht je direct: ik ga hier een boek schrijven?
„Nee, daar had ik nog helemaal niet over nagedacht. Maar toen ik dit
plan opperde in mijn vriendengroep was er eentje, Bert Wagendorp, die
meteen zei: daar zit een boek in.” Met een grijns: „Nou zegt Bert dat
heel vaak hoor… Maar het gaf me wel een richting. Ik had direct een
alibi om allerlei afspraken te gaan maken. Vervolgens bleek er veel meer
over Luik te ontdekken en te schrijven dan je in eerste instantie zou
denken.”
Wanneer ik hier weer eens een dagje ben, voel ik me thuis. Het is toch
een soort warm nest, waar je graag naar terugkeert.
Bart Jungmann
Luik heeft lang niet altijd de slechte reputatie gehad die het vandaag
de dag met zich meezeult. De stad kent een roerige geschiedenis. Door de
eeuwen heen wordt Luik afgebroken én weer opgebouwd. Zo laat in de
tweede helft van de vijftiende eeuw Karel de Stoute, hertog van
Bourgondië, de opstandige stad voor straf platbranden. Het levert Luik
de bijnaam La Cité Ardente op, ‘de vurige stad’.
Wanneer het prinsbisdom Luik eeuwen later wordt ingelijfd door
Frankrijk, gaat de monumentale Sint-Lambertuskathedraal – als symbool
van de kerkelijke macht – tegen de vlakte. Op de Place Saint-Lambert, in
het hart van Luik, gaapt om die reden tot de dag van vandaag een gat.
Telkens krabbelt de stad weer op. Tijdens de industriële revolutie kent
Luik gouden jaren. Maar halverwege de twintigste eeuw vallen er opnieuw
rake klappen: eerst stort de mijnbouw in, later moet ook de
staalindustrie eraan geloven. „Luik zit nu eigenlijk nog steeds in een
proces van wederopbouw”, ziet Jungmann.
Hoe reageerden de mensen hier eigenlijk op je komst?
„Ik hoorde wel eens: wat kom je hier in godsnaam doen? Ze konden zich er
niks bij voorstellen. Ja, de stad heeft een aantal bijzondere kerken en
fraaie musea, maar daarbuiten? Voor sommige Luikenaars was het zelf ook
een ontdekking hoeveel hun stad te bieden heeft.”
Jungmann ontsteekt in een lofzang. „De stad ligt in een rivierbedding,
een soort kom met aan beide kanten plateaus. De historische kern is
schitterend en grotendeels goed bewaard gebleven. Je moet de gevels soms
een beetje afpoetsen om te zien hoe mooi ze zijn. Er is veel groen en de
hoogteverschillen geven een divers karakter. Als je eenmaal buiten het
oude centrum de heuvel op gaat, kom je in een bijna dorpse omgeving
terecht. Ik zal vast een beetje blind zijn geworden in mijn liefde voor
Luik. Waarschuw me vooral als ik te ver ga. Maar van alle plaatsen in de
Benelux vind ik het verreweg de leukste, mooiste en interessantste stad.”
Maar ook een stad waarvan het bekendste plein door jou wordt omschreven
als een ‘treurig tochtgat’.
„Tsja, de Place Saint-Lambert. Dat is een onmogelijk groot plein, het is
eigenlijk helemaal niks. Er heeft ooit een kathedraal gestaan, maar die
is afgebroken. Dat heeft die kaalslag veroorzaakt. Er staan nu zestien
metalen zuilen die dat bouwwerk moeten symboliseren, maar dat zijn een
soort uitkijktorens in de woestijn. Er loopt ook een drukke verkeersader
dwars doorheen. Het is te groot om iets mee aan te vangen.”
Het plein is een zooitje, zoals de hele stad op veel plekken een beetje
een zooitje is.
„Ik moet er gelijk bij zeggen dat ik dat ook wel weer leuk vind. Luik is
niet zo truttig. Nu ga ik waarschijnlijk heel wat lezers beledigen, maar
ik vind het centrum van Maastricht bijvoorbeeld zo keurig, zo
burgerlijk. Luik is nostalgie. De stad is zo diep gevallen dat ze van
veel verder moet komen. Aan het einde van de economisch goede tijden is
Luik flink onder handen genomen, om bijvoorbeeld ruim baan te maken voor
de auto. Met de laatste resten van het geld is de stad deels afgebroken.”
Tegelijkertijd is Luik óók de stad van grandeur, pracht en praal. Met
bijvoorbeeld een fabelachtig treinstation van architect Santiago Calatrava.
„Ook dat past in die traditie van afbreken en opbouwen. Je kunt van
alles aanmerken op dat station. Het was te duur en niet in
overeenstemming met de omgeving. Een soort ufo die geland is in een
achterafwijk. Maar het heeft wél effect. Dat zie je nu al gebeuren. Die
typische stationsbuurt, met hoeren en snackbars, heeft langzaam maar
zeker toch een nieuw gezicht gekregen.”
Het gesprek wordt plots onderbroken door een clochard die om geld komt
vragen. Jungmann tovert wat losse muntstukken uit zijn zak. Altijd wat
wisselgeld op zak, dat heeft hij hier wel aangeleerd. De bedelaar
bedankt met een keurig ‘bonne journée, monsieur’. „De vele zwervers, dat
is óók Luik. Ze zijn wel ontzettend beleefd.”
Met warmte, humor en een scherp gevoel voor observatie doet Jungmann
verslag van zijn tijd in Wallonië. Het boek vormt een soort
stadsbiografie, verpakt in een persoonlijk verslag. Een schril contrast
met de meeste reisgidsen, waarin Luik er doorgaans bekaaid vanaf komt.
Een blik op de bekende trappen, een snelle wafel en dan hup, door naar
de Ardennen.
Het is een bekend cliché: wie Luik zegt, zegt wafels. Maar de stad heeft
meer te bieden.
„Veel meer dan de wafel, een toeristisch lokkertje, en de café Liégeois,
het welbekende toetje, is de bal gehakt een Luikenaar onder de
Luikenaars. En ik moet zeggen: die is ook wel de moeite waard. Ik heb er
heel wat verorberd. Er zijn maar een paar regels: ze worden standaard
geserveerd met sauce lapin, friet en sla. En je neemt er standaard twee.
Eén is voor mietjes, vegetarisch een no-go. Het zegt wel iets over de
stad: ook de keuken is weinig pretentieus.”
Hoe heb je de Luikenaar zelf leren kennen?
„Je moet wel even voorbij de taalbarrière. Ik moest van ver komen, mijn
Frans was danig verroest. Maar als je het probeert, word je ervoor
beloond. Dat waarderen ze zeer. Ik heb de Luikenaars leren kennen als
heel erg open, gastvrij en hoffelijk. Misschien hebben de afgelopen
zestig jaar de mentaliteit ook wel wat veranderd. Zo’n neergang stemt
ook een beetje nederig. Dat is goed voor je ego.”
Nu het boek verschijnt, is Jungmann weer terug in zijn vertrouwde
Zoeterwoude, een polderdorp onder de rook van Leiden. Luik is ver weg.
Hij mist de stad soms. „Ik zweefde altijd een beetje heen en weer. Als
ik thuis was, verlangde ik naar Luik. Als ik hier was, verlangde ik naar
huis. Ik heb ook wel eens gedacht: nu weet ik het wel, nu ken ik de
plekjes wel. Maar toch, wanneer ik hier weer eens een dagje ben, voel ik
me thuis. Het is toch een soort warm nest, waar je graag naar terugkeert.”
De huizenprijzen zijn er nog relatief schappelijk, maar een pied-
à-terre zit er voor Jungmann niet in. „Nodeloze dikdoenerij”, vindt hij
dat eigenlijk. „Maar ik ben wel geabonneerd op een soort Waalse Funda,
waar regelmatig dingen voorbijkomen. Ik houd dat abonnement toch aan,
het is fijn om een beetje weg te dromen. De verleiding blijft.”
Voorlopig houdt hij het nog bij dagtripjes. In de toekomst mogelijk met
wat lezers van zijn boek in zijn kielzog.
Als het aan jou ligt trekken ’s lands verliefde koppels straks niet meer
naar Antwerpen of Gent…
„Ga naar Luik! Maar laat de Luikenaar dan wel een beetje met rust. Want
Antwerpen heeft wel een beetje zijn bekomst gehad van de Nederlandse
toeristen. Dat begint hier nu ook al te spelen. Op de Montagne de
Bueren, de bekende trappen, bijvoorbeeld. Die nodigt mensen met een slok
op natuurlijk uit om gek te doen. Dus als je komt: houd het rustig.”
Ook weer niet te veel mensen moeten jouw warme pleidooi navolging geven.
Lachend: „Nee, koop mijn boek niet. Ik verkondig het woord, maar luister
vooral niet.”
Bart Jungmann - Luik, een liefdesverklaring; uitgeverij Pluim; 24,99 euro.
More information about the D66
mailing list