[D66] Terugkijken: Superieur falen (Wuhan Coronavirus 2019-nCoV #555)
Dr. Marc-Alexander Fluks
fluks at combidom.com
Wed Feb 17 10:54:05 CET 2021
Bron: Groene Amsterdammer #7
Datum: 17 februari 2021
Auteur: Ben Coates, Vertaling Menno Grootveld
URL: https://www.groene.nl/artikel/superieur-falen
Superieur falen
---------------
Het jaar van corona: Nederlands exceptionalisme
In Nederland houden we van internationale vergelijkingen als we er goed
op staan. En zo niet, dan klinkt het: 'Dit is geen wedstrijd!' Tijdens
de coronacrisis wordt Nederlands falen dikwijls gepresenteerd als
Nederlandse superioriteit.
Ongeveer een jaar geleden werd ik Nederlands staatsburger. In het
tijdperk van corona was dat een vreemde ervaring: ik fietste door lege
straten naar het stadhuis, met een loeiende sirene van een ambulance in
de verte, en moest een tijdje achter een glazen scherm wachten voordat
ik een envelop met mijn nieuwe identiteitspapieren overhandigd kreeg. Er
was geen ceremonie, geen handdruk van de burgemeester, geen volkslied.
De hele ervaring leek meer op het afhalen van een nieuw rijbewijs dan op
een feestelijk moment. Maar ondanks de sombere stemming was ik oprecht
blij Nederlander te zijn geworden.
Ik was ongeveer tien jaar eerder naar Nederland verhuisd en had hier
snel een goed leven opgebouwd; de Nederlandse taal geleerd, een
half-Nederlands gezin gekregen, een huis gekocht in het Groene Hart en
boeken geschreven over de Nederlandse geschiedenis en cultuur. In die
context was ik er trots op Nederlander te zijn geworden; een gelukkig,
welvarend burger van een land waarvan ik hield en dat ik bewonderde. Op
een vreemde manier voelde het verkrijgen van het staatsburgerschap ook
als het geven van een motie van vertrouwen aan het land als geheel.
Op het moment dat ik mijn papieren ging ophalen was de eerste golf van
de Covid-19-pandemie net begonnen, en dit land leek de zaken opmerkelijk
goed aan te pakken. Er waren enkele vroege misstappen geweest, maar over
het algemeen, zelfs toen andere landen paniekaankopen van goederen zoals
toiletpapier meldden, reageerden de Nederlanders met typische
nuchterheid. 'We kunnen tien jaar poepen', zei Mark Rutte met een
glimlach. Het contrast met mijn oude vaderland, Groot-Brittannie, dat
zich toen nog steeds een weg aan het banen was naar een Brexit-deal en
vaker van regering wisselde dan de meeste mensen van sokken, was
grimmig. En als er ergens ter wereld een land was dat een 'eerste golf'
of een 'tweede golf' kon 'indammen', dan nam ik aan dat het dit land
was: het land dat de rampenpreventie praktisch had uitgevonden. Op mijn
blog schreef ik: 'Dit zou weleens het mooiste moment van het poldermodel
kunnen zijn.' Bijna een jaar later moet ik helaas zeggen dat die woorden
een beetje naief overkomen. Naar sommige maatstaven heeft Nederland het
redelijk goed gedaan: het totale aantal doden als gevolg van corona ligt
hier (in verhouding tot de totale bevolking) beduidend lager dan in
Groot-Brittannie, Frankrijk of Belgie. Maar als je een stapje terug
doet, zie je al snel dat de prestaties van dit land weliswaar niet
helemaal verschrikkelijk zijn geweest, maar ook niet erg goed.
Gecorrigeerd naar de bevolkingsomvang heeft Nederland aanzienlijk meer
sterfgevallen gekend dan Duitsland, en meer dan twee keer zoveel als
Denemarken. Het aantal besmettingen was soms hoger dan bijna overal in
Europa. Patienten zijn naar het buitenland gevlogen omdat de Nederlandse
ziekenhuizen het niet aankonden, en we behoorden in Europa tot de landen
waar de levering van levensreddende vaccins het traagst verliep.
De kloof tussen wat mogelijk had moeten zijn in dit land en wat
daadwerkelijk is bereikt, is enorm. Als nieuwe burger, die de regering
ziet zwoegen om uit te leggen waarom iets verkeerd is gegaan, moet ik
vaak denken aan wat mijn moeder tegen me zei als ik me als tiener had
misdragen: 'Ik ben niet boos. Ik ben alleen heel erg teleurgesteld.'
Als een soort nieuwkomer heb ik me ook gerealiseerd dat sommige van de
dingen die ik aanvankelijk bewonderde aan dit land nu cruciale zwakheden
blijken te zijn. Ik herinner me dat toen ik jaren geleden in Nederland
aankwam, nadat ik als politiek adviseur in Londen had gewerkt, ik
verbaasd was over hoe volwassen de Nederlandse politiek leek, met haar
constante nadruk op bewijzen en compromissen. Waar Westminster aanvoelde
als een boksring waar iedereen voortdurend met elkaar op de vuist ging,
leek Den Haag meer op een gezellige club of universiteit, vol aardige,
slimme mensen die samenwerkten om dingen voor elkaar te krijgen. De
dingen gingen langzaam, maar als je onder de zeespiegel woont, loonde
het de moeite om geen plotselinge bewegingen te maken.
In normale tijden werkte dit polderen vaak fantastisch en hielp het
Nederland om een van de rijkste, veiligste en gelukkigste samenlevingen
ter wereld te worden. Maar het is duidelijk dat deze zelfde mechanismen
tijdens een crisis tot verlamming kunnen leiden. Een voorbeeld hiervan
was het beruchte debat over mondkapjes. De WHO adviseerde op 5 juni om
in besloten openbare ruimten mondkapjes te dragen. Het Verenigd
Koninkrijk stelde op 15 juni het dragen van mondkapjes in het openbaar
vervoer verplicht, en vanaf 24 juli in winkels. Frankrijk stelde eind
juli het dragen van mondkapjes in winkels verplicht, en zelfs McDonald's
in de Verenigde Staten stelde ze vanaf 1 augustus verplicht voor
klanten. In het nuchtere Nederland bleef het eenvoudige dragen van een
mondkapje op de een of andere manier echter net zo controversieel als
Zwarte Piet.
Geconfronteerd met een situatie waarin het dringend nodig was
impopulaire dingen te doen, verspilden de autoriteiten maanden aan
dubben en debatteren. Burgemeesters zeiden dat mensen mondkapjes moesten
dragen, het RIVM zei dat dat niet nodig was, en ministers leken niet te
kunnen beslissen. Als gevolg van dit alles werden mondkapjes in de
publieke ruimte pas op 1 december verplicht - vier maanden na
McDonald's; tegen die tijd waren al bijna tienduizend Nederlanders aan
het virus overleden, onder wie (vermoedelijk) sommigen die het overleefd
zouden hebben als het dragen van mondkapjes routine zou zijn geweest.
Terwijl leiders als Joe Biden, Angela Merkel en Boris Johnson zelden
zonder mondkapje worden gezien, zien we Rutte er bijna nooit een dragen.
En het zijn niet alleen de mondkapjes die te laat kwamen. Ook ander
verstandig beleid - het testen van kinderen op symptomen, het
ontmoedigen van buitenlandse vakanties, het maken van meer ruimte in de
winkels - werd veel later ingevoerd dan had gemoeten. De beroemde
corona-app van Hugo de Jonge werd in het voorjaar aangekondigd, maar pas
maanden later gelanceerd, toen de Duitse versie al bijna net zoveel
gebruikers had als Nederland inwoners heeft.
Elke week lijkt er weer een nieuw voorbeeld te komen van dit 'regeren
door te aarzelen': een belofte dat het OMT ergens over zal gaan
nadenken, dat het RIVM de gegevens opnieuw zal bekijken, dat het kabinet
over drie weken een vergadering zal houden om te besluiten of er over
een eventuele beleidswijziging zal worden nagedacht. Geconfronteerd met
een dodelijk crisis lijkt de Nederlandse staat op een olietanker die in
erwtensoep drijft: niet in staat om snel van richting te veranderen.
Een andere verrassing is de vreemde arrogantie waarvan de Nederlandse
reactie doortrokken is. We horen veel over Amerikaans 'exceptionalisme'
- het idee, zoals dat onder meer is verwoord door Alexis de Tocqueville,
dat Amerikanen zouden denken dat hun land superieur is aan andere
landen, en bij uitstek gekwalificeerd is om de wereld te leiden. Toch
heb ik de indruk dat Nederlanders net zo'n trekje vertonen; dat ze er
gemakzuchtig van uitgaan dat hun aanpak de beste is, en dat andere
landen het alleen maar slecht doen omdat ze te lui of te slecht
georganiseerd zijn om dingen goed te regelen. (Kijk bijvoorbeeld naar de
beruchte bewering van Jeroen Dijsselbloem dat Zuid-Europese landen 'al
hun geld uitgeven aan sterke drank en vrouwen', of naar Rutte die zegt
dat Engeland 'politiek, monetair, constitutioneel en economisch is
ingestort.')
Tijdens de pandemie hebben we steevast te horen gekregen dat Nederland
geen harde lockdowns nodig heeft zoals andere landen, omdat we hier
verstandiger zouden zijn. Op de vraag in maart 2020 waarom er geen
hardere lockdown kwam, antwoordde Rutte: 'Dat... past niet bij het
volwassen, democratische, trotse Nederland... Bij een volwassen
democratisch land.' In de maanden daarna bleef de boodschap grotendeels
hetzelfde: 'Wij zijn volwassen mensen', en de situatie hier was niet
'zoals in andere landen'. Zelfs de naam van het vlaggenschip van het
regeringsbeleid sprak boekdelen: 'intelligente lockdown', met de
duidelijke implicatie dat alle andere versies dom waren.
Politiek gezien was deze retoriek begrijpelijk: het is onwaarschijnlijk
dat leiders stemmen zullen verliezen als ze het publiek vertellen dat ze
slim zijn. Maar het probleem is dat als je tegen mensen zegt dat ze
minder risico lopen, je riskant gedrag kunt bevorderen. Een groot deel
van de afgelopen zomer hebben veel mensen hier gedaan alsof er een
speciale Nederlandse variant van het coronavirus bestond die hen op de
een of andere manier immuun maakte en bleven ze dingen doen die andere
Europeanen voor onmogelijk hielden: naar de sportschool gaan, in drukke
restaurants zitten, feestjes houden in overvolle huiskamers en naar het
buitenland vliegen voor vakantie, zelfs toen andere landen in lockdown
gingen. Volgens enquetes van het RIVM blijft slechts de helft van de
Nederlanders thuis als ze symptomen hebben en laat slechts de helft zich
testen. Nuchterheid lijkt vaak meer op roekeloosheid.
Medio december had Nederland een van de hoogste besmettingspercentages
van Europa, was het concept van de 'intelligente lockdown' stilletjes
losgelaten en stevenden we in plaats daarvan af op een echte lockdown.
'Volwassen, eigenwijze' Nederlanders bleken net zo kwetsbaar als ieder
ander. Desondanks ben ik de tel kwijtgeraakt van alle keren dat iemand
iets tegen me zei als: 'Het is verschrikkelijk hoe het in jullie land
gaat', waarmee Groot-Brittannie werd bedoeld - zelfs op momenten dat het
in Nederland eigenlijk slechter ging. De mislukkingen van andere landen
bewijzen dat wij gelijk hebben, maar de successen van andere landen
worden grotendeels genegeerd. Ik kan me bijna voorstellen hoe de jongens
in mijn favoriete bar in Rotterdam roepen: 'Ja, het aantal besmettingen
in Belgie is lager, maar heb je gezien in welke toestand hun wegen
verkeren?!'
Meer recentelijk hebben we ook een exceptionalistische houding gezien
met betrekking tot vaccins. Als er een land is dat vaccinaties goed zou
moeten kunnen regelen, dan is het dit land wel: klein en dichtbevolkt,
rijker dan Duitsland of Saoedi-Arabie, met uitstekende
vervoersverbindingen; bijna iedereen woont in de buurt van een huisarts
of een ziekenhuis. Maar ondanks deze voordelen zijn onze prestaties
bedroevend: begin februari was het totale aantal Nederlanders dat een
vaccin had gekregen veel lager dan het aantal Britten dat elke dag wordt
gevaccineerd. Duizenden mensen zijn overleden sinds de eerste vaccins
werden goedgekeurd door de toezichthouder, en het is duidelijk dat het
normale leven niet kan worden hervat voordat de meeste mensen zijn
gevaccineerd.
Veel mensen lijken echter nog steeds te denken dat lange vertragingen er
niet toe doen, zolang we er uiteindelijk maar komen - wat een beetje
hetzelfde is als zeggen dat als je huis in brand staat, het niet
uitmaakt of de brandweer vandaag komt of pas in september. Hoewel we van
internationale vergelijkingen houden als we er goed op staan (groei van
het bbp, schulden, tekorten), worden ze bespot als we er slecht vanaf
komen (besmettingscijfers, vaccinaties): 'Dit is geen wedstrijd!'
In plaats van eerlijk te zijn over mislukkingen, suggereren mensen dat
het anderen zijn die een probleem hebben en dat Nederland alles goed
doet. 'Wij kiezen juist niet voor een symbolische prik', zei De Jonge in
december. 'Het is niet verantwoord om het eerder te doen.' Met andere
woorden: als het hier langzaam gaat, komt dat doordat anderen
onzorgvuldig zijn, niet omdat wij het slecht hebben gedaan. Nederlands
falen wordt zo gepresenteerd als bewijs van Nederlandse superioriteit.
George Orwell zou er trots op zijn.
Als je nadenkt over de oorzaken van een dergelijke houding, zou je op
zoek kunnen gaan naar diepe historische wortels: oude religieuze
gewoonten om slecht gedrag te veroordelen; de 'VOC-mentaliteit' die
berust op de veronderstelling dat slimme Hollanders weten hoe ze de
wereld moeten besturen. Het lijkt mij echter dat de onbeholpen reactie
op corona voor een deel aan het politieke systeem kan worden
toegeschreven. In landen als Engeland of de VS is er een duidelijke
scheidslijn tussen (ruwweg) een grote regeringspartij en een grote
oppositiepartij. Als de eerste iets verknoeit, zal de tweede dat hevig
bekritiseren.
In Nederland echter zitten sommige van Rutte's grootste rivalen in zijn
eigen kabinet. Als er iets misgaat, komt de felste kritiek vaak niet van
de mainstream maar van koppige individuen als Peter Omtzigt (CDA) - maar
als je op die critici stemt, help je hun partijen misschien wel een
nieuwe coalitie te vormen met Rutte aan de top. De standpunten zijn de
afgelopen jaren verhard, en er zijn genoeg populistische politici die
van zich doen spreken. Maar de politieke cultuur blijft opmerkelijk
vergevingsgezind.
Nederlanders hebben de reputatie direct te zijn, maar als er dingen
misgaan of mensen zich slecht gedragen (een bruiloftsfeest houden in
weerwil van de lockdown, bijvoorbeeld) is het instinct meestal nog
steeds om te zeggen: 'Laten we niet te hard oordelen, het is wat het is,
we zijn hier allemaal vrienden!' Met een vierpartijencoalitie vervaagt
de aansprakelijkheid: als de regering fouten maakt, wie kan dan zeggen
wie schuldig is? Net als een bende kinderen die betrapt wordt bij het
ingooien van een ruit, kunnen de coalitiepartijen naar elkaar wijzen en
roepen: 'Ik was het niet, zij waren het!'
Ook de media spelen een rol. Veel Nederlandse journalisten doen geweldig
werk, maar er is soms ook een onwil om harde vragen te stellen. Is het
echt goed voor het land dat wanneer de minister-president een
uitgebreide presentatie geeft over duizenden mensen die overlijden en
vaccins die niet worden geleverd, de eerste vraag altijd zoiets is als:
'Wat betekent dit voor onze vakantieplannen?'
Na een grimmig begin van 2021 lijkt de houding nu te zijn veranderd.
Iedereen is gestrest en verveeld, en het geduld raakt op. De regering
wordt hard bekritiseerd, en zelfs Rutte heeft kritiek op de 'eigenwijze'
Nederlanders die zich niet aan de regels houden. Maar als we kijken naar
de enquetes uit het afgelopen jaar, lijkt de overheersende publieke
stemming er een van welwillende acceptatie te zijn. Uit enquetes van I&O
blijkt dat de steun voor de aanpak van corona door het kabinet tussen
maart 2020 en mei 2020 is gedaald, maar daarna maandenlang stabiel is
gebleven.
In mei 2020 zei 75 procent van de Nederlanders het coronabeleid van de
regering grotendeels te steunen; in januari 2021 was dat nog 72 procent
- hoger dan in oktober, voor de laatste golf besmettingen. In januari
zei 58 procent van de Nederlanders tevreden te zijn met de
vaccinatiecampagne van het land, tegen slechts 31 procent van de
Fransen. Politieke opiniepeilingen laten een vergelijkbare passiviteit
zien. Na een jaar corona, zo'n vijftienduizend doden, een economische
crisis, de toeslagenaffaire, rellen en het vaccinatiedebacle ligt de VVD
op koers om twee keer zoveel zetels te winnen als welke andere partij
ook.
Welke partij je ook steunt, die tegenstelling is opmerkelijk. Op basis
van de huidige trends zou Rutte bitterballen kunnen verbieden en het
Catshuis aan de Duitsers kunnen verkopen en nog steeds meer stemmen
krijgen dan voorheen.
Een jaar na mijn bescheiden 'staatsburgerschapsceremonie' ben ik nog
steeds blij Nederlander te zijn; ik ben dol op veel dingen in dit land:
onze mensen, ons landschap, onze geschiedenis, het feit dat je bij het
ontbijt prima kaas kunt eten. Er zijn een aantal dingen in de reactie op
corona die ik bewonder, zoals de heldhaftige manier waarop veel openbare
diensten zijn blijven draaien. Het is mogelijk dat we over een paar jaar
terugkijken en denken dat we het helemaal niet zo slecht hebben gedaan.
Maar het valt ook niet te ontkennen dat in mijn eerste jaar als
Nederlander mijn kijk op Nederland is veranderd op een manier die ik
nooit voor mogelijk had gehouden. Een land waarvan ik dacht dat het een
eiland van stabiliteit en efficientie was, heeft dingen verknoeid die
rechttoe rechtaan hadden moeten zijn. Bij het ontkennen van de omvang
van het probleem hebben veel mensen zich onzorgvuldig gedragen, of
alleen maar passief de schouders opgehaald terwijl de dingen erger
werden. En het systeem zelf lijkt te kraken.
Als Brit raakte ik er na 2016 aan gewend om argumenten te horen voor het
feit dat Groot-Brittannie een land is dat er niet in is geslaagd een
overtuigende rol voor zichzelf te vinden na de ineenstorting van zijn
imperium, en dat het te lang heeft geteerd op vergane glorie en
fantasieen. Nu, als Nederlander, lijkt dat een waarschuwing. Het is
moeilijk om niet verontrust te raken door de manier waarop we onze
mislukkingen goedpraten en ons vastklampen aan de vergane glorie van het
poldermodel, de Gouden Eeuw en de Deltawerken.
Terwijl ik dit schrijf, ligt mijn nieuwe Nederlandse paspoort in de lade
van mijn bureau, ongekreukt en nog steeds wachtend om gebruikt te
worden. Als ik weer op reis ga en iemand me vraagt waar ik vandaan kom,
zal ik met gepaste trots kunnen zeggen: 'Ik ben Nederlander, afkomstig
uit het prachtige land Nederland.' Maar als ze vragen hoe ons land wordt
bestuurd, zal ik zeggen: 'We doen veel dingen goed, maar sommige dingen
heel erg fout.'
--------
(c0 2021 De Groene Amsterdammer
More information about the D66
mailing list