[D66] Groene Amsterdammer herdrukt eerste Nederlands klimaatartikel uit 1951
Dr. Marc-Alexander Fluks
fluks at combidom.com
Sun Aug 15 11:56:26 CEST 2021
Bron: De Groene Amsterdammer
Datum: 10 februari 1951
Auteur: Prof. Dr. M.G. Rutten
Geologisch Instituut
Nieuwe Prinsengracht 190
Amsterdam
URL:
https://www.groene.nl/artikel/de-industrialisatie-en-het-naderend-einde-der-ijstijd
De industrialisatie en het naderend einde der ijstijd
-----------------------------------------------------
'Het naderend einde der ijstijd?' Hoe zit dat, zult u vragen? 'Loopt u
soms ook achter?' De ijstijd, dat was immers in het grijs verleden, toen
dat landijs van Scandinavie nog in het Gooi lag? Dat is immers al lang
voorbij; de moderne tijd is immers niet zo koud en kil meer?
In onze omgeving, ja daar geldt dat. En het valt niet te ontkennen, dat
het klimaat van thans veel beter is dan het tijdens de ijstijden (er
zijn verschillende van deze perioden van intense koude geweest) was,
maar normaal is het nog niet. Nog zijn daar de grote ijsvelden aan de
polen, het pakijs op zee en de landijskappen van Groenland, IJsland en
Antarctica. Pas wanneer ook deze laatste resten van de koudeperiode
verdwenen zullen zijn, heeft de aarde haar gewone toestand hervonden.
Atoomenergie, hoor ik u mompelen, zal hier te zijner tijd hulp kunnen
brengen. Inderdaad, dit denkbeeld is reeds vele malen geopperd. Maar of
men hier van 'hulp brengen' mag spreken is een tweede. Berekeningen
toonden aan, dat de hoeveelheid ijs aan de polen nog zo groot is, dat
het smeltwater de oceanen 50 meter zou doen rijzen. Londen en New York
zullen dan, evenals Amsterdam en het grootste deel van Nederland,
onbewoonbaar zijn. De Veluwe en de Mookerheide worden eilanden in de
Noordzee, en het Amsterdam-Rijnkanaal is voor niets gegraven.
De schrikbeelden, welke het eventuele einde der ijstijd aldus oproept,
zijn echter gelukkig niet van morgen, of zelfs maar van het volgend
jaar. Hoewel berekeningen over de natuurlijke invloeden, die het einde
der ijstijd kunnen veroorzaken, uiterst moeilijk en onzeker zijn, is
toch wel aan te nemen dat men hier te doen heeft met een - althans naar
menselijke maatstaven - uiterst langzaam verlopend proces. De
Amerikaanse natuurkundige Gamow berekent bijvoorbeeld dat een dergelijke
toestand over 20.000 jaar zou kunnen optreden.
Ongeveer even ver terug, dus een 20.000 jaar geleden, begon het landijs
van de laatste ijstijd zich terug te trekken uit de noordelijke streven
van Europa en en Amerika. Dit is niet geleidelijk gebeurd, want uit de
geologische historie laat zich een afwisseling afleiden van snelle
terugtochtfase en perioden van stilstand van de landijsrand. Hoewel het
klimaat dus in het algemeen beter is geworden in de laatste 20.000
jaren, traden er nog wel variaties op van vrij lange duur. Er is zelfs
een periode geweest met een beter klimaat dan het tegenwoordige, die
ongeveer van 6000 j.v.Chr. tot 3000 j.v.Chr. geduurd heeft.
Verschillende boomsoorten, waaronder de eik, de linde en de iep, kwamen
toentertijd verder noordelijk voor dan met het tegenwoordige klimaat
overeenkomt.
Ook uit historische tijd zijn dergelijke klimaatsschommelingen bekend.
In de Zwitserse Alpen kent men bijvoorbeeld uit de 9e en de 10e eeuw
koopcontracten van alpenweiden die thans onder het ijs bedolven liggen.
De gletsjers waren toen dus kleiner dan thans. Omstreeks het jaar 1600
bereikten zij echter weer een maximum-uitbreiding. Deze toestand bleef
daarna enigermate stationair, totdat na 1880 een snelle teruggang der
der gletsjers inzette, welke nog steeds onverminderd voortduurt. Een
terugtrekken niet alleen in de Zwitserse Alpen, want ook in Noorwegen,
Groenland en Noord-Amerika vindt men hetzelfde verschijnsel. Dit is dus
de jongste grote klimaatsvariatie, een gevolg van een algemene
klimaatsverbetering in deze streken.
Het is mogelijk dat wij hier te doen hebben met een normale fluctuatie
in de klimaatsontwikkeling, veroorzaakt door natuurlijke factoren. Dan
zal zij over enkele decennia wel weer in tegengestelde zin veranderen.
De Engelse meteoroloog G.S. Callendar wees er echter kortgeleden op, dat
deze jongste klimaatverbetering samenvalt met het begin van de grote
industrialisatie. Deze is op haar beurt gekenmerkt door een steeds
toenemend gebruik van energie, die tot nu toe hoofdzakelijk opgewekt
wordt door verbranding van koolstof of van koolstofverbindingen.
Hierdoor worden zeer grote hoeveelheden koolzuurgas in de dampkring
gebracht, hoeveelheden welke thans op 5 miljard ton per jaar geschat
worden. Ofschoon het water der Oceanen dit koolzuur-overschot te zijner
tijd zal absorberen, verloopt dit proces minder snel dan de kunstmatige
menselijke toevoer van verbrandingsgassen aan de atmosfeer. Zo zou de
hoeveelheid koolzuur in de lucht van 0,029% in 1900 tot 0,032% in 1935
toegenomen zijn. Koolzuur, dat zeer sterk de warmtestralen absorbeert,
kan in kleine hoeveelheden reeds een grote invloed oefenen. Volgens
Callendar zou de hier geschetste geringe toename van het koolzuurgehalte
der dampkring reeds voldoende zijn om de algemene klimaatsverbetering
sinds 1880 te verklaren.
Of dit werkelijk zo uit, dat zou ik in het midden willen laten. De
berekeningen zijn ook hier moeilijk en onzeker. Er schuilt voor mij
echter een grote aantrekkelijkheid in deze idee. Niet langer is de
variatie van het klimaat uitsluitend een gevolg van veranderingen in de
aardbaan of van dergelijke, geheel buiten onze invloed liggende
factoren. Nee, volgens Callendar zouden wij zelf dus druk bezig zijn, om
met onze potkacheltjes en onze elektrische centrales, met onze benzine
en dieselmotoren, de aarde stiekem weg op te warmen. Zonder het zelf te
weten stoken wij dus het laatste restje van de ijstijd weg, en
veranderen daarmede op de meest aangrijpende wijze het aangezicht der
aarde. Of het waar is, ik weet het niet maar het is aardig gevonden.
--------
(c) 1951 Groene Amsterdammer
More information about the D66
mailing list