[D66] In de geest van Julien Benda

A.OUT jugg at ziggo.nl
Fri Sep 13 10:05:35 CEST 2019


https://www.nederlandseboekengids.com/20190913-Jouke-Huijzer/

In de geest van Julien Benda: de intellectueel als straatvechter
🖋 Jouke Huijzer

De vertaling van cultuurpessimistische klassiekers kan niet los worden
gezien van de opkomst van nieuwrechts. Jouke Huijzer betoogt dat Julien
Benda’s Het verraad van de intellectuelen binnen dat genre een unieke
plaats inneemt, omdat het ‘intellectuelen’ vooral aanspoort zich te
verzetten tegen de gevaren van nationalisme en verrechtsing.

* Abonnees lezen meer. Neem ook een abonnement! *

Op 10 oktober 2017, in een uitverkocht Paradiso, komt een groot aantal
van ’s lands bekendste intellectuelen en academici bijeen. Niet omdat er
groeiende zorgen zijn over de hernieuwde opkomst van het fascisme, de
graduele ontmanteling van de democratie, groeiende ongelijkheid of omdat
we afstevenen op een ecologische crisis van apocalyptische proporties –
zoals uit enkele titels van recent verschenen boeken valt op te maken.
Nee, omdat voor het eerst – honderd jaar na de oorspronkelijke
publicatie – een Nederlandse vertaling van Oswald Spenglers 1200
pagina’s tellende Der Untergang des Abendlandes verschijnt. Uitgeverij
Boom pakt groot uit: behalve de uitgebreide boekpresentatie kom je op
straat banners tegen die het boek promoten met leuzen als ‘Waarom zou je
alleen auteurs lezen waar je het mee eens bent?’ Ook is er een speciale
website die dient als ‘platform dat verder gaat waar het boek ophoudt’,
en alsof dat nog niet genoeg is kun je zelfs een Lees Spengler-app
downloaden.

Julien Benda, Het verraad van de intellectuelen (vert. Eva Wissenburg)
(Amsterdam University Press 2018), 336 blz.

De promotie wierp zijn vruchten af: prominente denkers gingen gretig aan
de haal met het boek. Niet alleen conservatieven als Ad Verbrugge of
Afshin Ellian stonden klaar om hun mening te geven, ook figuren uit het
politieke midden als Joris Luyendijk grepen het aan om een antwoord te
vinden op vragen over onze tijd. Historicus Chris van der Heijden leek
zijn bedenkingen bij geschiedenisprogramma OVT op Radio 1 maar even in
te slikken om zo geen smet op het (gehoopte) succes van de boeklancering
te werpen.

Al deze aandacht kwam natuurlijk niet uit het niets. Nog geen half jaar
voor het verschijnen van de vertaling werd een partij in de Tweede Kamer
gekozen die, bij monde van haar partijleider, meent dat ‘het Westen
lijdt aan een auto-immuunziekte’ en dat ‘wij’ worden ‘verzwakt,
ondermijnd, overgeleverd’. De verschijning van De ondergang van het
Avondland diende voor veel intellectuelen als een mooi opstapje om dit
gedachtegoed verder te onderzoeken. In de Nederlandse Boekengids viel
die taak te beurt aan Arnold Heumakers (zie dNBg 2017#6). Bouwend op
zijn schat aan kennis over de oeuvres van de cultuurpessimisten uit het
interbellum brengt Spengler het er niet slecht vanaf in Heumakers’
‘alternatieve lezing’. Hij voert Spengler ineens op als een
zelfkritische cultuurrelativist die een socialisme ‘“bevrijd” van Marx,
klassenstrijd en sociale rechtvaardigheid’ voor zou staan en verder vrij
was van eurocentrisme of racisme; niet heel veel mis mee dus. Het is
bijna verwonderlijk dat Heumakers Spengler, die Hitler nooit steunde
(overigens vooral vanwege het volkse karakter van diens NSDAP), nog
‘extreemrechts’ noemt.

Je kunt je afvragen of er in de huidige tijd behoefte is aan een
onbevangen uiteenzetting of alternatieve interpretatie van Spenglers
extreemrechtse, wel degelijk racistische en allerminst
cultuurrelativistische denkbeelden, of dat het verschijnen van deze
vertaling niet beter gepaard had kunnen gaan met een krachtige
verwerping van zijn gedachtegoed. Voor alle duidelijkheid: Spengler zag
zelfs in de door hem bedachte tegenstelling tussen Duitse Kultur en de
Franse en Engelse Zivilisationen al voldoende reden om de Eerste
Wereldoorlog te intensiveren opdat Duitsland, eenmaal als overwinnaar
uit de strijd gekomen, de andere mogendheden kon leiden in de strijd
tegen de opkomst van de ‘gekleurde rassen’. Kwalijker is het natuurlijk
wanneer schrijvers en intellectuelen als bijvoorbeeld Tommy Wieringa
(Vrij Nederland, 18 mei 2017) Spenglers werk aangrijpen om verbinding
met extreemrechts te zoeken en op die manier dat gedachtegoed salonfÀhig
maken. Of nog een stap verder, Ă  la Ad Verbrugge, Sid Lukkassen of
vertaler Mark Wildschut, deze in alles naar fascisme riekende klassieker
gebruiken om het opkomende rechtsextremisme wat extra wind in de zeilen
te blazen.

Een krachtige repliek
Een krachtig antwoord op het verschijnen van De ondergang van het
Avondland kwam eind 2018 van Amsterdam University Press, dat de eerste
Nederlandse vertaling van Julien Benda’s La Trahison des Clercs (1927)
op de markt bracht. In tegenstelling tot Spengler trekt Benda in Het
verraad van de intellectuelen hard van leer tegen xenofobie, rassenleer,
antisemitisme, ‘bourgeoisisme’ en bovenal het nationalisme dat in zijn
tijd uitgroeide tot een ‘religieuze cultus’. Het nationalisme maakt
volgens Benda concepten als waarheid en rechtvaardigheid ondergeschikt
aan constructen als de natie, klassenhaat of rassenleer, die op hun
beurt een zogenaamd wetenschappelijke en zelfs metafysische status
krijgen. Het meest kwalijke vond Benda dat zijn mede-intellectuelen niet
alles in het werk stelden om tegenwicht te bieden aan deze politieke
driften, maar ze juist verder aanwakkerden door met politici die deze
ideeën vertegenwoordigden, in te stemmen.

Benda polemiseerde met een hele rits aan voornamelijk Franse en Duitse
‘intellectuelen’ die verraad hadden gepleegd door zich in dienst te
stellen van de belangen van de heersende macht, en vanuit die positie
het grootste geweld en de meest mensonwaardige praktijken
rechtvaardigden. De moderne klerk (Benda’s term voor ‘intellectueel’)
veronachtzaamt zijn historische roeping die uit de belangeloze en
idealistische toewijding aan de kunst of de wetenschap zou bestaan. Toen
Socrates liever de gifbeker dronk dan de waarheid te miskennen, toen
Spinoza (zo schrijft Benda) na de moorden op de gebroeders De Witt
Ultimum barbarum op de deuren van de moordenaars kalkte, toen Jezus aan
het kruis stierf en toen Émile Zola zijn J’accuse publiceerde in de
wetenschap veroordeeld te worden en als balling te moeten leven, ‘waren
ze volledig in de zuiverste vorm van hun klerkenrol’. Benda spreekt zich
uitdrukkelijk uit vóór het Manifeste des Intellectuels dat een dag na
Zola’s aanklacht werd gepubliceerd door de dreyfusards (waar Benda zelf
ook toe behoorde) en keert zich even later tegen het Manifest der 93 –
waarin Duitse wetenschappers en kunstenaars (onder wie Max Planck) in
1914 ontkenden dat Duitsland schuld droeg aan het uitbreken van de
Eerste Wereldoorlog. Uit zijn afkeer van oorlog en geweld komt een
verder niet heel duidelijk gedefinieerd humanisme naar voren. Hoewel
Benda in zijn werk uitgaat van transhistorische ‘klerkenwaarden’, zoals
rede, rechtvaardigheid en de waarheid, gaat hij maar beperkt in op de
inhoud van het ‘ware’ en het ‘goede’. Hij bespreekt vooral hoe de
voorwaarden om ĂŒberhaupt tot een moreel en waarachtig oordeel te komen
verdwijnen en hoe klerken die dit moedwillig accepteren hun historische
roeping verkwanselen. De moderne intellectueel zou klerkenverraad plegen
door niet in dienst van het geestelijke, maar van het wereldlijke te
staan: ‘wij dienen alleen niet met het zwaard, maar met het schrift. Wij
zijn de geestelijke krijgsmacht van het wereldlijke.’ Of zoals Benda
later stelt: ‘de klerk is vandaag de dag een oorlogspredikant’.

[...]


More information about the D66 mailing list