[D66] De zorgbeveiliger rukt op in de GGZ

A.OUT jugg at ziggo.nl
Wed Jul 31 10:02:13 CEST 2019


De zorgbeveiliger rukt op in de GGZ
By
groene.nl
22 min
View Original

Instellingen zouden hun psychiatrische patiënten niet meer gedwongen
opsluiten en de isoleercel zou per 1 januari 2020 verleden tijd zijn.
Maar sommige klinieken separeren juist vaker. En overal duikt de potige
‘zorgbeveiliger’ op.

In het midden van de lege kantine van de Zeeuwse ggz-instelling Emergis
staat een jonge vrouw, ze schreeuwt: ‘Hij verveelt zich en dan gaat-ie
naar die fokking Amber toe, en zij noemt mij een fokking hoer!’ Met
grote passen loopt ze door de ruimte, haar blokhakken klinken hard op de
tegelvloer. Ze stopt en schreeuwt tegen niemand in het bijzonder: ‘Noem
mij nog een keer een hoer en ik maak je helemaal kapot.’ Ze trapt tegen
een prullenbak. Twee medewerkers staan tegen de balie aangedrukt en
kijken toe.

Daar komt zorgbeveiliger Vincent aan van Triangular Group, een
adviesbureau opgezet door ex-commando’s. ‘Hohoho’, zegt hij na de knal
tegen de prullenbak. Op gedempte toon: ‘Wil je soms een glaasje water?’
Zij schreeuwt: ‘Weet je hoe lang ik erover gedaan heb om er niet uit te
zien als een hoer?’ Vincent knikt. Samen lopen ze naar de waterkoeler.
Zij, rustiger: ‘Ik vind het niet leuk, ja, dat iedereen mij zo noemt.’

Als Vincent even later zijn ronde doet over het terrein van de kliniek
in Kloetinge, licht hij toe: ‘Er is geen behandelaar hier die met dat
meisje om kan gaan. Als zij helemaal uit haar dak gaat – en dat doet ze
bijna dagelijks – word ik gebeld: “Ze doet weer gek, kun je even
komen?”’ Met psychiatrische patiënten had Vincent in het verleden geen
ervaring: hij heeft een achtergrond als politieagent en
persoonsbeveiliger en werkte als manager bij een casino. Nu wordt hij
ingehuurd door Emergis. ‘Ik kan gewoon met haar praten en zeg dan: “Doe
even normaal man. Kom, we gaan buiten even een sigaretje roken.” Ik rook
helemaal niet, maar voor haar doe ik alsof.’ Waarom het hem wel lukt?
‘Wij van het Veiligheidsloket staan buiten de zorg, we hebben geen belang.’

Stilzwijgend maakt de nieuwe functie van zorgbeveiliger haar opmars. De
meerderheid van de ggz-instellingen zet zorgbeveiligers in op de
afdelingen, blijkt uit onderzoek van Platform voor
onderzoeksjournalistiek Investico voor De Groene Amsterdammer en dagblad
Trouw. De instellingen zien de beveiligers als een van de manieren om
separatie terug te dringen, agressie te lijf te gaan en werkdruk te
verminderen.

Voor de zorgbeveiliger gelden geen landelijk erkende keurmerken,
diploma-eisen of kwaliteitscertificaten. Taken en bevoegdheden zijn
onduidelijk: er lijken evenzoveel functieomschrijvingen te bestaan als
zorgbeveiligers zelf. Ze worden zowel ingezet om de tafel te dekken en
een wandeling te maken met een patiënt als om erbovenop te springen bij
een agressie-incident. Of om een-op-een-begeleiding te bieden in een
separeerruimte, dan wel ieder uur te controleren of de patiënt zich niet
van kant heeft gemaakt. Ze vullen ook de leemte op die de politie
achterliet omdat die steeds minder bereid is om te komen opdraven voor
incidenten in de kliniek. Sommige instellingen hebben structureel een
beveiliger rondlopen, andere maken gebruik van oproepkrachten.

Hoewel cijfers ontbreken, zeggen zowel beveiligingsbedrijven als
ggz-instellingen dat zorgbeveiligingsbedrijven als paddenstoelen uit de
grond schieten. De branchevereniging van beveiligingsbedrijven noemt het
een ‘enorme groeimarkt’, waarover ze verder weinig weet ‘behalve dat het
een opkomend fenomeen is, nieuw en in ontwikkeling’.

Storm Security beveiligde ooit vooral supermarkten en andere winkels,
vertelt manager Peter van Breemen, maar begon rond 2010 met het
beveiligen van terreinen van Brabantse ggz-instellingen om drugsdealers
en andere onwelkome gasten te weren. Al snel werden de beveiligers ook
geregeld naar binnen geroepen, om te helpen bij lastige patiënten. Het
bedrijf besloot er een aparte tak voor op te richten, UwZorgbegeleider,
speciaal voor individuele begeleiding van de agressieve of suïcidale
patiënt, vertelt Van Breemen in het gloednieuwe kantoor op een
industrieterrein in Etten-Leur. Het bedrijf groeide zo hard dat een
grotere bedrijfsruimte nodig was. ‘Hier kunnen we onze mensen trainen’,
zegt Van Breemen terwijl hij een deur naar de garage achter het kantoor
openzwaait. Tafels in lesopstelling, een whiteboard erachter. ‘En hier
komen dan de matten’, wijst Van Breemen naar de grond. ‘In onze vorige
bedrijfsruimte moesten we steeds alle bureaustoelen aan de kant schuiven
als het fysieke onderdeel aan bod kwam.’

Tegenwoordig vindt hij zich met zijn 63 jaar te oud om zelf diensten te
draaien, daarom stuurt hij nu ‘de jongens’ aan. Om de haverklap klinkt
de kermisachtige ringtone van zijn telefoon – ‘Storm Sekjurritie met
Peter. Saïd, zeg het maar jongen. Is goed jongen. Joe, hoiiiii.’ Vooral
afdelingen voor intensieve psychiatrische zorg vragen om de jongens,
zegt hij. ‘Soms zelfs midden in de nacht. “Peter, heb jij iemand die een
beetje fors overkomt?” Dat betekent dat er een agressieve cliënt zit.’
Ze doen ook anti-suïcidediensten, vertelt hij. ‘De kamerdeur van de
cliënt staat open, de zorgbegeleider zit op een stoeltje op de gang,
vlak achter de drempel van de kamer, de cliënt in de gaten te houden’,
legt hij uit. ‘Zodra je ziet dat de cliënt iets probeert te doen om
zichzelf te doden, druk je op de alarmknop en ren je naar binnen om hem
tegen de grond te werken. Op een nette getrainde manier natuurlijk, maar
je moet hem beschermen tegen zichzelf.’

Ook Storms concurrent, beveiligingsbedrijf nvg, wordt bijna dagelijks
gebeld door ggz-klinieken om extra mensen te sturen, zegt directeur Hans
Vermaas. ‘Vandaag heb ik er tien gestuurd, maar als ik er dertig had
gehad, had ik ze ook kwijt gekund.’ Aan een aantal afdelingen levert hij
structureel een of twee beveiligers voor op de afdeling, maar tachtig
procent van de inzet is ad hoc, schat hij. Soms krijgen de beveiligers
de opdracht niet zozeer een patiënt te begeleiden maar juist in de buurt
van het zorgpersoneel te blijven. ‘Dan moeten we bijvoorbeeld één meter
achter de verpleegkundige lopen, zodat we meteen kunnen ingrijpen als de
situatie escaleert.’

De zorgbeveiligingsbedrijven laten zich erop voorstaan dat ze op de
afdeling veel méér taken op zich nemen dan alleen ingrijpen bij
dreigende situaties. ‘We gaan niet op de stoel van de verpleegkundige
zitten’, zegt manager Timo Bosch van het Limburgse Secutor Security,
zorgvuldig zijn woorden wegend. ‘Maar we kunnen wel een hoop
werkzaamheden overnemen. We bereiden maaltijden, delen ze uit, we
begeleiden sportactiviteiten en dagprogramma’s. We zijn ook een
vertrouwenspersoon voor de patiënten. Vaak heeft de patiënt een
luisterend oor nodig waar het gespecialiseerde personeel geen capaciteit
of geen tijd voor heeft.’

Dit nieuwe type beveiliger verruilde de zwarte uniformen met V’tjes
veelal voor vriendelijker ogende gekleurde truien of polo’s en een
spijkerbroek. De titel ‘beveiliger’ werd vervangen door namen als
‘zorgbegeleider’, ‘fzb’er’ (fysiek zorgbegeleider), ‘zorgondersteuner’,
‘veldwachter’ of ‘straatcoach’. Met deze nieuwe benaming is een
beveiligingsdiploma voor sommige bureaus geen vereiste meer – voor
bedrijven als FZB Nederland en UwZorgbegeleider zijn daadkracht,
natuurlijk overwicht en affiniteit met de zorg genoeg voor deze ‘stoere
baan onder niet-alledaagse omstandigheden’. Wel zeggen alle
beveiligingsbureaus te werken aan een eigen opleiding, variërend van een
cursus van twee dagen tot een traject van een jaar, al dan niet in
samenwerking met een opleidingsinstituut of trainingsbureau. Het ene
beveiligingsbedrijf wil zijn werknemers vooral gesprekstechnieken
bijbrengen, het andere oefent in fysieke vaardigheden zoals ‘holding’,
een manier om de patiënt vast te pakken zodat hij niet meer kan bewegen.
Weer een ander leert de beveiligers hoe je iemand uit een bed moet
tillen, hoe het Nederlandse zorgsysteem in elkaar zit, en wat te doen
wanneer je drugs aantreft in een kamer van een patiënt.

Bij GGz Centraal wordt de aanwezigheid van fysiek zorgbegeleiders zelfs
in vacatures genoemd om zorgpersoneel te overtuigen bij de
ggz-instelling te komen werken. Maar in de bestuurskamer op het bosrijke
terrein in Amersfoort ziet directeur behandelzaken en psychiater
Anne-Marie Schram ook de bezwaren: er zijn geen landelijke criteria. Om
geschikte zorgbeveiligers te selecteren laat GGz Centraal bij de kliniek
op de Veluwe kandidaten samen met de patiënten liedjes zingen in het
dagbestedingscentrum. Geeske Meijer, hoofd behandelzaken Veluwe & Veluwe
Vallei: ‘Als ze niet durven zijn ze niet geschikt.’ Schram moet er hard
om lachen. Dan, serieus: ‘Dat is natuurlijk wel een heel soft criterium.
Maar nu kan de uitgerangeerde sportleraar bij wijze van spreken ook aan
de slag.’ Toch werkt het selectiecriterium best goed, zegt Schram. ‘De
patiënten daar zijn niet makkelijk te benaderen, ze zijn zeg maar niet
van de knuffelafdeling, en ook niet even schoon. Als je dat allemaal
niet wil, moet je maar het Rijksmuseum gaan beveiligen.’

Ggz-instellingen zien zorgbeveiligers als een van de manieren om
agressie op de afdeling te lijf te gaan en werkdruk te verminderen,
zonder een beroep te hoeven doen op moeilijk te krijgen en duurder
medisch personeel. De worsteling van instellingen met
personeelsschaarste, werkdruk en agressiviteit komt prangend naar voren
in hun pogingen agressieve of ‘lastige’ patiënten niet meer gedwongen op
te sluiten. In juni 2016 beloofden vijftien grote Nederlandse
ggz-instellingen de separeercel af te schaffen. Deadline: ‘uiterlijk 1
januari 2020’. Op eigen initiatief ondertekenden zij het Dolhuys
Manifest, waarin zij toegeven dat separatie voor patiënten
traumatiserend is en dat hun angst en wanhoop er alleen maar groter van
worden. De instellingen erkennen dat opsluiting in strijd is met het
VN-verdrag voor de rechten van mensen met een handicap, bovendien: ‘Een
ggz zonder separeercellen is mogelijk.’

Daar denken de meeste ggz-instellingen inmiddels anders over. De belofte
van een ‘separeervrije ggz’ gaan zij naar eigen zeggen geen van alle
halen, blijkt uit ons onderzoek. Sommige instellingen zeggen dat ze
destijds eigenlijk al wisten dat het niet zou lukken. Andere vinden dat
het onvoorziene personeelstekort het slagen onmogelijk heeft gemaakt.
Maar ook de opvatting dat een separeervrije ggz überhaupt onmogelijk is,
wint terrein.

In sommige instellingen gebeurt bovendien het omgekeerde van wat men
zich had voorgenomen. Ruim een kwart van de ggz-instellingen separeerde
hun patiënten tussen 2014 en 2017 niet minder, maar méér uren. En in het
totaal van alle klinieken werd in 2017 nog altijd ruim 334.000 uur
gesepareerd, slechts 9,3 procent minder dan in 2014. Dat blijkt uit de
meest recente cijfers, die weliswaar openbaar zijn maar vrijwel
onvindbaar en die daarom nog niet eerder in de media zijn gepubliceerd.

Het was feest in de opnamekliniek in Hoorn van GGZ Noord-Holland-Noord,
een van de ondertekenaars van het manifest. Met een rood lint eromheen
stond op de gang van de afdeling het onderwerp van vreugde: een metalen
deur die uit z’n sponningen was getild. De deur met het gehate
kijkluikje en met slechts aan één kant een klink. Onder applaus van
medewerkers was hij van z’n plaats verwijderd.
‘Mensen die volledig laveloos door drugsintoxicatie ’s nachts worden
aangetroffen, bijzonder in de war en agressief – mogen we die maar
gewoon automatisch afschuiven op de ggz?’

Nog geen tien jaar geleden telde de kliniek, die intensieve zorg biedt
aan een twintigtal psychiatrisch patiënten, vier zogenoemde
separeerruimtes. Daarin werden de patiënten opgesloten wanneer ze
agressief, suïcidaal of onhandelbaar waren. ‘Dat wilden we niet meer’,
zegt Julian Garcia, psychiater en geneesheer-directeur van de regio
Hoorn. ‘Een patiënt in crisis moeten we niet afzonderen achter een
gesloten deur. We moeten juist bij hem blijven.’ Sinds 2012 verdwenen
daarom geleidelijk de separeercellen uit de kliniek in Hoorn. Met de
feestelijke verwijdering van de laatste deur, ruim een jaar geleden, had
de kliniek geen enkele separeerruimte meer over. De deur werd verbannen
naar de kelder. Terugkijkend lacht Garcia een beetje om het feestje op
de afdeling. ‘Toch niet onbelangrijk hoor, dat soort symboliek.’

Na negen maanden was de deur weer terug uit de kelder. Sinds begin dit
jaar sluit hij opnieuw de separeercel af. ‘Het kon echt niet anders’,
zucht Garcia. ‘De patiënt had op straat al een hoop toestanden
veroorzaakt, in de war, agressief, onder invloed van drugs – en nu kwam
hij bij ons. We konden de veiligheid van ons personeel niet garanderen.’
De hoogste baas kwam eraan te pas om de knoop door te hakken: de
ouderwetse isoleercel moest terug. Garcia: ‘In ieder geval tijdelijk.’

Er bestaat een groep patiënten voor wie separatie onvermijdelijk is,
constateren bijna alle instellingen in onze rondgang langs vijftien
grote ggz-instellingen. Het zijn patiënten in de ‘super uitdagende’
categorie – sommige psychiaters spreken liever van ‘knetter wild’. Die
groep wordt gekenmerkt door een combinatie van drugs, psychose,
agressiviteit en fysieke kracht. Zo veel zijn het er niet eens,
benadrukken de geneesheer-directeuren en psychiaters van de
instellingen. En ze waren er altijd al. Maar de concentratie van
patiënten met heel zware problematiek ligt in de kliniek nu veel hoger
dan voorheen.

Tien jaar geleden verbleven in de opnameklinieken nog patiënten die
herstellende waren, of ‘slechts’ waren opgenomen om een crisis te
voorkomen. Maar sinds de ambulantisering vanaf 2008 worden zij zo veel
mogelijk thuis behandeld. Opname-afdelingen werden gesloten en bedden
‘afgebouwd’. Patiënten komen pas in de kliniek terecht als ze echt in
diepe crisis verkeren.

Tel daar de personeelstekorten in de ggz bij op en de zorg in de kliniek
komt neer op ‘topsport’. ‘Als je je collega’s niet goed kent omdat het
voornamelijk nieuwe of tijdelijke krachten zijn, ben je niet op elkaar
ingespeeld. Terwijl je samen wel zorg moet dragen voor de
allermoeilijkste patiëntengroep’, zegt Arien Storm, bestuurder van de
Groningse instelling Lentis. Bij haar instelling steeg het aantal
separatie-uren tussen 2014 en 2017 met maar liefst 65 procent. Hoewel
Storm verzekert dat de cijfers in 2018 ‘gunstiger’ zijn, wil ze de
stijging niet bagatelliseren. ‘Als je in een onstabiel team een
inschatting moet maken over de veiligheid, dan kies je het zekere voor
het onzekere: separeren.’

Eigenlijk houden we mensen met zo’n Dolhuys Manifest een beetje voor de
gek, zegt geneesheer-directeur Arnoud Jansen van ggz-instelling Dimence
Groep. Dimence, destijds een van de ondertekenaars van het manifest,
heeft sinds 2015 de helft van zijn separeerruimtes gesloten, de andere
helft is omgebouwd tot humanere ‘extra beveiligde kamers’. Toch steeg
het aantal separatie-uren tussen 2014 en 2017 met zestig procent naar
ruim 22.000 uur in 2017. ‘Separatie is bij ons echt een uitzondering.
Het hoge aantal uren wordt veroorzaakt door een klein aantal patiënten
die maanden in de separeer doorbrengen’, verklaart Jansen. ‘We hebben
bijvoorbeeld één persoon gehad die bijna drie jaar continu gesepareerd
was. Geen enkele andere instelling wilde hem hebben. Hij zat trouwens
niet in een separeercel, maar in een speciaal voor hem gebouwde ruimte –
maar die uren moesten we wel registreren als separatie.’

‘Een gedwongen opname moet enerzijds een gevaar voor de patiënt of zijn
omgeving afwenden’, zegt hij, ‘maar anderzijds is er een afname van
tolerantie in de samenleving. Die agressie moet uit de samenleving, en
dat betekent dat die op onze afdeling komt. Daar zijn we ook voor.
Althans, tot op zekere hoogte. Het moet niet zo zijn dat het weghalen
van de patiënt uit de samenleving de enige reden voor opname is. Vorige
week is een van onze verpleegkundigen een hersenschudding geslagen, de
week daarvoor werd in Zwolle een verpleegkundige knock-out gemept. En
als je dan zegt: deze patiënten willen we niet meer op onze afdeling
want we kunnen ze niet opsluiten – ja, waar moeten ze dán?’

Wat betekent isoleren voor de patiënt? Laura (26, niet haar echte naam)
zat een jaar geleden voor het laatst in de isoleercel, vertelt ze. Al
sinds haar achttiende heeft ze talloze ervaringen met de ‘prikkelarme’
ruimte, die haar bijvoorbeeld moet verhinderen om zelfmoord te plegen.
Als Laura ging douchen, kreeg ze een klein bekertje met shampoo mee.
‘Anders dronk ik de hele fles leeg.’ In eerste instantie kreeg ze in de
kliniek een-op-een-begeleiding via uitzendbureaus. ‘Drie keer per dag
kwam er een ander. Ik vond het irritant: zij kennen mij niet, ik hen
niet.’ De begeleiders waren er als ze ging douchen, als ze tv keek en
als ze over de afdeling liep. Het werkte volgens haar niet. ‘Ik ga het
niet doen als er iemand bij is, maar als die flexer even niet oplette,
was ik alweer bezig met een poging.’

De situatie werd onhoudbaar voor het personeel. Temeer omdat er op
dezelfde afdeling twee andere suïcidale patiënten rondliepen, herinnert
Laura zich. Zoveel een-op-een-begeleiding kon het team niet bieden.
Laura belandde toch in de separeer. ‘Er was ook een verpleegkundige die
niet meer met mij durfde te werken. Ze was bang dat ze mij dood in mijn
kamer zou aantreffen.’ Ze is even stil: ‘Separeren doen ze volgens mij
vooral om het personeel te ontlasten.’

Laura werkte flink tegen wanneer ze gesepareerd werd. ‘Als een
verpleegkundige op het alarm drukt, komen meteen medewerkers van andere
afdelingen aangerend. Soms wel zes of meer.’ Ze werd tegen de grond
gewerkt en uitgekleed. In een separeercel mogen patiënten vaak alleen
een antischeurhemd aan. Er waren ook mannen bij, herinnert ze zich. Met
een verleden van seksueel misbruik vond ze dat extra moeilijk. ‘Als
iemand aan mij zit, raak ik in paniek.’

‘Achteraf denk ik: waarom kwam er nooit een verpleegkundige langs om, ik
zeg maar wat, een spelletje met me te doen?’ Eigenlijk wilde ze vooral
gezien worden, zegt ze. ‘In plaats daarvan kwamen ze ieder kwartier
kijken of ik nog leefde.’

Separeren is in Nederland een hardnekkige gewoonte. Begin van dit
millennium was Nederland samen met Finland en Ierland nog koploper
‘opsluiten’. Waar in andere landen eerder werd overgegaan op
dwangmedicatie, zetten Nederlandse ggz-instellingen jarenlang standaard
de ‘iso’ in. Onterecht, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek, want
separatie leidt er niet toe dat medicatie niet of minder nodig is.

Eens in de zoveel tijd komt er een schandaal naar buiten. Zo zond de EO
in 2008 beelden uit van Alex Oudman, een autistische man die maanden
achtereen naakt in een isoleercel zat. Een van zijn zussen las in de
uitzending een stuk voor uit het dagboek dat hij in de isoleercel
bijhield: ‘Zaterdag 30 augustus: zestig keer, plus zestig keer, plus
tien is 130 keer hard geschreeuwd. Zondag 31 augustus: zestig keer hard
geschreeuwd. 130+60= 190 keer hard geschreeuwd. Maandag 1 september:
60+60+60+60. 240+130. Drie dagen: maandag, zaterdag en zondag is 370
keer hard geschreeuwd.’ In een hoekje van de bladzijde had hij klein
geschreven: ‘Wat veel.’

Tussen 2006 en 2012 stelde de overheid 35 miljoen euro beschikbaar voor
de ggz-instellingen om projecten op te zetten die separatie moesten
voorkomen. Dat werkte: in die periode hebben veel instellingen de
grootste daling doorgemaakt en werd er de helft minder gesepareerd. Dit
gebeurde vooral door ‘domweg’ separeercellen te sluiten. Een
willekeurige instelling beschikte in die eerste periode bijvoorbeeld nog
over achttien separeercellen. Inmiddels zijn dat er twee of drie.

Sinds die grote afname in de hele sector zijn de onderlinge verschillen
echter groot. Een kwart van de ggz-instellingen kende tussen 2014 en
2017 geen afname, maar een flinke toename in separatie-uren. Bij nog
eens een kwart nam de separatie nauwelijks af. Een aantal instellingen
doet het relatief goed. Zo wisten ggz-instelling Reinier van Arkel en
GGZ Westelijk Noord-Brabant hun separatie-uren in die drie jaar tijd met
meer dan de helft terug te brengen. De Brabantse GGZ Breburg separeert
zelfs nauwelijks meer. In 2018 separeerde de instelling nog slechts drie
keer, in totaal twintig uur. Toch verzekert de directeur behandelzaken
van ‘koploper Breburg’ dat ze de mogelijkheid tot separatie altijd
achter de hand willen houden – ook hier wordt de belofte van een ggz
zonder separeerruimtes daardoor niet gehaald.

‘Ja hoor, wij gaan 1 januari 2020 halen!’ Directeur behandelzaken
Anne-Marie Schram van GGz Centraal is er trots op. Ze spreekt over
separeercellen als een overwonnen verschijnsel uit het verleden. Op dit
moment zijn de laatste verbouwingen aan de gang, legt ze uit. Straks zal
er bij GGz Centraal geen ouderwetse separeer meer te bekennen zijn. Wat
ze wel hebben? Extra beveiligde kamers (ebk). Ruimtes die op slot
kunnen, maar een glazen wand hebben waardoor er continu contact mogelijk
is met de verpleegkundige. In die wand is er luxaflex die de patiënt
zelf kan bedienen als hij behoefte heeft aan privacy – maar die de
verpleegkundige kan ‘overrulen’. In tegenstelling tot de oude
separeercel heeft een ebk wel een wc. En in plaats van alleen een radio
hebben de kamers een mediazuil. Daarmee kun je de kleur van het licht
aanpassen, muziek aanzetten, een film kijken of via de intercom praten
met de verpleging. Eigenlijk is het een soort separeren-light, horen we
van een van de geïnterviewden. Of ook wel: de moderne variant van de
isoleercel; de inspectie schaart opsluiting in de ebk in dezelfde
categorie als opsluiting in een separeerruimte.

De extra beveiligde kamer maakt een belangrijk deel uit van het
hic-model: de (high) intensivecare van de ggz. Lange tijd werd kennis
over ‘hoe niet te separeren’ nauwelijks gedeeld. Elke instelling had
haar eigen methoden, zegt Tom van Mierlo, bestuurder bij Reinier van
Arkel in Brabant. Door de dood van een patiënt in de separeercel in 2011
vroeg hij zich af: ‘Waar zijn we nou eigenlijk mee bezig?’ Die vraag was
het startpunt van het hic-model. Van Mierlo vroeg verschillende experts
van instellingen een paar dagen bij elkaar te komen om alle kennis en
methoden met elkaar te delen. Binnen korte tijd deden vrijwel alle grote
ggz-instellingen mee aan deze ‘hic-beweging’.
‘Je pakt mensen uit het leger en van de politie en je zet ze neer in de
ggz. Zoiets roept onmiddellijk weerstand op. Maar mijn buikgevoel was
meteen: dit is goed’

Contact maken met de patiënt is de kern, vertelt Van Mierlo. Dat begint
al bij binnenkomst. ‘Wanneer de politie een patiënt in handboeien
binnenbrengt, vragen wij die af te doen. Een kopje koffie, vertel eens
wat er gebeurd is. Vroeger ging zo iemand automatisch meteen naar de
separeer, maar dat is helemaal niet nodig.’ Hoe dieper de crisis, hoe
intensiever het contact, schrijft de methode voor. Waar tot voor kort
vooral werd ingegrepen wanneer het misging, moet het personeel nu vooral
signaleren en handelen ver voordat het uit de hand loopt.
Een-op-een-begeleiding is het toverwoord. Wanneer de spanning niettemin
oploopt, gaat een verpleegkundige samen met een patiënt naar een van de
speciale, gezellig ingerichte afzonderingsruimtes zoals de comfortroom.
Pas als het echt niet lukt en de patiënt een gevaar vormt voor zichzelf
of voor een ander, gaat hij naar de afgesloten kamer: de ebk.

Een eerste wetenschappelijke analyse van Amsterdam UMC toont dat een
goede invoering van het hic-model inderdaad leidt tot minder en minder
lange separaties. Maar uit onze rondgang blijkt dat de aanpak vraagt om
nogal wat investeringen. Een geavanceerde isoleercel-light is duur om te
bouwen en vraagt vanwege de een-op-een-begeleiding extra mankracht. De
ironie wil dat instellingen die separeercellen hebben gesloten nu voor
tonnen ebk’s laten bouwen. Vaak na dringende verzoeken van het personeel.

‘Oké, die doelstelling van het manifest gaan we dus niet halen’, zegt
Yolande Voskes nuchter. Zij doet aan de Amsterdam UMC (locatie VUmc) al
jaren onderzoek naar het terugdringen van separatie in de ggz. ‘Dan kun
je zeggen: het is mislukt. Maar waaróm lukt het niet? Bij welke
situaties? Bij welke cliënten? En waarom is een enkeling wél heel
succesvol? Wat kunnen we daarvan leren?’

Daar zit het probleem, weet Voskes, want die vragen blijven grotendeels
onbeantwoord. In 2016 ondertekenden zestien grote ggz-instellingen een
belofte, maar vervolgens was er nauwelijks een manier om te checken hoe
het ervoor stond. De instellingen registreren weliswaar intern hoe vaak
en hoe veel ze separeren, maar die cijfers worden onderling niet gedeeld
en sinds een paar jaar ook niet meer openbaar gemaakt. Iedere instelling
houdt er bovendien zijn eigen definities en categorieën op na (zie
toelichting onderaan het artikel).

Die kleine groep patiënten bij wie het niet lukt om niet meer te
separeren, is nog nooit onderzocht. Voskes: ‘Laat staan dat we een idee
hebben van wat die groep nodig heeft. Mensen die volledig laveloos door
drugsintoxicatie ’s nachts worden aangetroffen, bijzonder in de war en
agressief – mogen we die verantwoordelijkheid maar gewoon automatisch
afschuiven op de ggz? Daarover zou ook wel eens een discussie gevoerd
mogen worden.’ Hoe dan ook, zegt de onderzoeker, als je de zorg voor
mensen met dergelijk extreem moeilijk gedrag humaan wilt organiseren
vergt dat investering. Het vergt personeel met veel kennis en ervaring
en specifieke vaardigheden.

Zorgbeveiliger Vincent loopt zijn ronde over het terrein van Emergis in
Kloetinge. ‘Als ik zo’n gebruikerstype naar de kinderboerderij zie
lopen, word ik achterdochtig. Dan denk ik dat hij daar drugs heeft
neergelegd.’ Maar hij is nu al een paar keer positief verrast: ‘Die
mensen gaan daar echt heen om geitjes te aaien, die beestjes zijn hun
heilig.’ In korte tijd heeft hij veel geleerd over de psychiatrie,
vervolgt hij. ‘Als ik verrot werd gescholden, betrok ik dat snel op
mezelf. Terwijl het meestal voortkomt uit het ziektebeeld van een patiënt.’

Paul de Schipper, bestuurder bij Emergis, luidde de afgelopen jaren
meerdere keren de noodklok over de nijpende situatie in zijn instelling:
agressie, overspannen en in elkaar geslagen medewerkers, een cliënt die
een andere cliënt doodstak. ‘Iedere keer kreeg ik tranen in mijn ogen.
Ik zag enorme angst bij ons personeel, ze durfden vaak niet in te
grijpen.’ Via via kwam hij in contact met Triangular Group, een bedrijf
opgezet door twee ex-commando’s. Onconventioneel? Ja. ‘Je pakt mensen
uit het leger en van de politie en je zet ze neer in de ggz. Zoiets
roept onmiddellijk weerstand op. Maar mijn buikgevoel was meteen: dit is
goed.’

In hun kantoor gaan ex-commando’s en -inlichtingenofficieren Ray
Klaassens en Onno van Boven van Triangular Group er eens goed voor
zitten. Strak in pak, uitzicht over de haven van Schiedam, harde
klassieke muziek aan. Van de bestuurder van Emergis kregen zij eind 2017
carte blanche, vertelt Klaassens. Een paar maanden liepen ze rond bij de
Zeeuwse instelling. Ze brachten de problemen in kaart en schreven een
advies. Onderdeel daarvan was de oprichting van een Veiligheidsloket,
waar Vincent nu werkt.

Waarom zou je ex-commando’s nodig hebben in de ggz? Van Boven neemt hun
tijd in Uruzgan als voorbeeld. ‘Daar werkten Ray en ik continu in dorpen
waar de dreiging heel hoog was. Sommige mensen zijn in zo’n dorp nog
deels afhankelijk van de Taliban, die noem je fluid enemy. De ene keer
vechten ze wel mee met de Taliban, de andere keer niet. Je moet in zo’n
situatie een sensor ontwikkelen: hoe kun je die man ervan overtuigen dat
hij niet meer dat wapen pakt, maar een schep?’ Het is een soort
balanceeract, vertellen de twee. ‘Precies die kunst komt ons goed van
pas in de ggz.’
Kafkaëske situatie

‘Ieder jaar tien procent minder separeren’, luidde de belofte van de
ggz-sector in 2004. Vrijwel direct constateerde de sector zelf dat dit
‘moeilijk meetbaar is vanwege het ontbreken van eenduidige en
betrouwbare cijfers’. De Tweede Kamer drong aan op meer transparantie.
Tussen 2007 en 2011 rapporteerden instellingen op vrijwillige basis hun
cijfers om landelijk samen te kunnen werken, in 2012 werd iedere
instelling verplicht alle dwangmaatregelen te registreren volgens
hetzelfde systeem, genaamd Argus. Eens per jaar werden de gegevens
openbaar gemaakt, maar al vanaf 2015 kwam de klad erin.

Onderzoeker Eric Noorthoorn, die het Argus-systeem op wetenschappelijke
grondslagen ontwikkelde en beheerde, moest de dataverzameling op verzoek
van het ministerie van Volksgezondheid overdragen aan een stichting die
werd gefinancierd door de zorgverzekeraars. Veel instellingen weigerden
hun data te leveren, vanwege mogelijke privacyschendingen.

En zo is de situatie terug bij af: ‘Geen enkel zicht op de landelijke
ontwikkelingen’, zegt Noorthoorn. Zijn enige lichtpuntje is een
onoverzichtelijke openbare database die Zorginstituut Nederland plaatste
op een achterkamertje van zijn website, met gegevens uit 2017 die
instellingen zelf aan de inspectie hebben aangeleverd. Maar die cijfers
zijn niet bruikbaar voor een goede vergelijking, waarschuwt Noorthoorn.
Mogelijk hanteert iedere instelling bijvoorbeeld haar eigen definitie
van ‘separatie’.

Opnieuw verzocht de Tweede Kamer om meer transparantie, ditmaal via een
motie van GroenLinks-Kamerlid Linda Voortman eind 2017. Staatssecretaris
Paul Blokhuis antwoordde dat dit begin 2021 moet lukken. Onderzoeker
Noorthoorn is al bezig het hele systeem weer in gereedheid te brengen.
‘Het is een kafkaëske situatie’, verzucht hij.

Patiëntenvereniging Mind bekijkt de toezeggingen van Blokhuis met
scepsis. ‘Er zijn nog steeds een hoop instellingen waar separeren
normaal is’, stelt beleidsadviseur Lotte Frans. ‘Die zitten er helemaal
niet op te wachten om hun cijfers naar buiten te brengen. De ggz maakt
wat dat betreft nauwelijks stappen vooruit. In de somatische zorg, zoals
oncologie, zijn vergelijkingslijstjes heel gewoon.’
Over het onderzoek

Voor dit onderzoek spraken we uitgebreid met ruim dertig betrokkenen. We
hielden een rondgang langs vijftien grote ggz-instellingen
(ondertekenaars en niet-ondertekenaars van het Dolhuys Manifest), waar
we spraken met bestuurders, geneesheer-directeuren, directeuren
behandelzaken en psychiaters over hun beleid in het terugdringen van
dwang en drang. Ook spraken we uitgebreid met medewerkers en managers
van zeven bedrijven werkzaam in de zorgbeveiligingssector. We
interviewden opleiders, wetenschappelijk onderzoekers en patiënten. De
cijfers zijn afkomstig uit de openbare database van Zorginstituut
Nederland, voor de interpretatie hiervan zochten wij hulp bij
onderzoeker Eric Noorthoorn.
Luister naar De Groene

In De Groene Amsterdammer Podcast interviewt Kees van den Bosch de
auteurs van dit artikel over de opmars van de zorgbeveiligers in
ggz-instellingen. Waarom kiezen instellingen hiervoor? Onze podcast is
elke vrijdagochtend gratis beschikbaar via groene.nl/podcasts en via de
andere bekende podcastkanalen

Dit verhaal kwam tot stand met steun van het Fonds Bijzondere
Journalistieke Projecten, fondsbjp.nl. Om privacyredenen is de
achternaam van zorgbeveiliger Vincent weggelaten en de naam van Laura
gefingeerd. De volledige namen zijn bekend bij de redactie


More information about the D66 mailing list